Laatste nieuws
Mensje Melchior
9 minuten leestijd
kindergeneeskunde

‘Kinderen zijn ontwapenend en eerlijk’

1 reactie

Een dag met kinderarts Wim van Aalderen



Hoogleraar kindergeneeskunde Wim van Aalderen vindt lesgeven ‘superleuk’.  Maar ook in  zijn werk  in het Emma Kinderziekenhuis ervaart hij veel bevrediging. Daar staat niet langer alleen de ziekte centraal, maar vooral de verdere ontwikkeling van de patiëntjes.



Een blond meisje van tien en haar moeder staan tussen de tweedejaarsstudenten geneeskun-de in een drukke hal van het AMC Amsterdam.  De groep wacht tot de deuren van de collegezaal opengaan. Hoog-leraar kindergeneeskunde Wim van Aalderen stapt op de twee af. De lange arts gaat door de knieën en buigt zich naar het meisje. ‘Wat goed dat je gekomen bent, Willemijn. Vind je het eng?’ Willemijn antwoordt: ‘Wel een beetje.’ Van Aalderen aait over haar hoofd. ‘Als je straks niets wilt zeggen is het ook goed, hoor. Dan vertelt je moeder gewoon alles.’ 


Vervolgens stapt de professor de zaal in, de meute studenten loopt achter hem aan. Van Aalderen wil tijdens het college ‘Kind met astma’ laten zien wat de ziekte doet met het dagelijks leven van kinderen en hun familie. Met de studenten als publiek probeert hij Willemijn haar verhaal te laten vertellen.



Hij vraagt: ‘Waarom kom je naar mij toe in het ziekenhuis?’ Het meisje blijft stil, knijpt haar lippen samen en kijkt dan met een rood hoofd naar haar moeder. ‘Moet je moeder het maar zeggen?’ Ze knikt. Haar moeder vertelt dat Willemijn regelmatig ’s nachts ernstig benauwd is. Met sporten kan ze niet goed meekomen. Ze is gestopt met hockey. ‘Dansen en gym doe ik nog wel’, vult Willemijn aan.


Willemijn heeft een broertje en een zusje. Ook haar broertje heeft astma. ‘Wat betekent astma nou voor jullie?’, vraagt Van Aalderen. Willemijns moeder: ‘Wij moeten overal rekening mee houden. Waar we naartoe gaan op vakantie bijvoorbeeld. Mijn derde kind ziet dat haar broertje en zusje het benauwd hebben. Dat kunnen echt panieksituaties zijn. Soms moeten wij midden in de nacht naar het ziekenhuis.’ De studenten in de zaal zijn helemaal stil geworden. De arts tegen Willemijn: ‘Kun je de volgende dag dan wel naar school?’ Ja, knikt het meisje, maar haar moeder schudt van nee. Zij vertelt dat haar dochter per jaar twee weken schooluitval heeft.



De hoogleraar gaat over naar de medische informatie over het meisje. Welke medicijnen zij gebruikt, wat voor allergische aandoeningen zij verder nog heeft. Van Aalderen bedankt Willemijn en haar moeder en vervolgt zijn college. De symptomen van astma bij kinderen, de differentiaaldiagnose en de anamnese komen voorbij. ‘Het is zo’n brei aan vragen, u kunt het best gestructureerd uitvragen’.


Na afloop van het college vertelt de kinderarts dat hij lesgeven ‘superleuk’ vindt: ‘De interactie met jonge mensen houdt mij scherp. Door de vragen die zij stellen, weet ik of ik iets wel of niet duidelijk heb uitgelegd. Ik vind het heel belangrijk om studenten te leren op een gewone manier met patiënten te praten. En dat patiënten heel andere zaken belangrijk vinden dan artsen. De longfunctie kan zo’n kind niet zoveel schelen. De benauwdheid tijdens het sporten wel.’

Metamorfose


Van Aalderen werkt sinds 1998 in het Emma Kinderziekenhuis, dat is gevestigd in het AMC Amsterdam, na een -carrière als kinderarts met subspecialisatie voor kinderlongarts in het academisch ziekenhuis in Groningen. Hij is hoofd van de afdeling Kinderlongziekten en plaatsvervangend hoofd Kindergeneeskunde. Hij is kinderarts geworden omdat hij de kant van interne geneeskunde op wilde en ‘kinderen nu eenmaal leuker zijn dan oude mensen. Kinderen zijn ontwapenend en eerlijk’.


Toen Van Aalderen in het Emma kwam werken, waren er al plannen voor een verbouwing. Lange tijd heeft het kinderziekenhuis fondsen geworven en binnenkort moet het er ook echt van komen. Het kinderziekenhuis krijgt er een verdieping in het AMC bij en gaat ingrijpend veranderen. ‘Metamorfose’ heet het project dat over vier jaar af moet zijn. Elke afdeling krijgt een huiskamer, een gezamenlijke eetzaal en een internetcafé. In plaats van kamers komen er maisonnettes waar ouders en kinderen meer privacy hebben.



In het Emma Kinderziekenhuis moet de ziekte niet langer centraal staan. De verdere ontwikkeling van de patiëntjes wordt belangrijker. Langdurig of veelvuldig verblijf in het ziekenhuis verstoort de ontwikkeling van kinderen. Zij verzuimen school en missen een deel van hun sociale leven. Dat zijn ook complicaties die het ziekenhuis wil aanpakken. Dit alles kan het geneesproces positief beïnvloeden. Van Aalderen: ‘Er zijn geen harde gegevens dat kinderen sneller herstellen als zij in een prettige omgeving worden verpleegd. Maar uit onderzoeken in verzorgingstehuizen blijkt dat ouderen het beter doen als ze muziek horen en leuke activiteiten doen. Bij jonge kinderen zal het niet anders zijn.


Na de brand in Volendam heeft een jongen van zeventien hier een jaar gelegen. Dat is zo ingrijpend, zo’n jongen moet je alle faciliteiten bieden. Hij had zijn eigen huiskamer, zijn vriendin en ouders konden altijd blijven slapen. Hij miste al zo veel van zijn sociale leven, dan moet je er alles aan doen om ervoor te zorgen dat hij hier dat deel van zijn leven kan voortzetten.’



Bioscoop


De arts loopt over de afdelingen van het Emma Kinderziekenhuis en wijst aan wat hij allemaal anders zou willen zien. Hij wijst een ‘bespreekkamer’ aan, waar artsen met ouders kunnen overleggen. De muren zijn geel geschilderd en er staan rode banken. Maar er zijn geen ramen en de ruimte is piepklein. ‘Vroeger was dit gewoon een voorraadkast.’ Over de inrichting van de huis-kamers die er straks komen, gaan ouders en patiënten meedenken. Niet alleen de patiënten zitten krap, ook de artsen en het verplegend personeel hebben kleine kamers voor besprekingen. Soms zitten zij met z’n veertienen in een klein kamertje longfoto’s te bekijken.


Op de Intensive Care liggen meerdere kinderen op een zaal, de ouders zitten aan het bed. ‘Hier liggen kinderen die plotseling heel ziek zijn geworden door oncologische aandoeningen of door luchtweginfecties. Of het zijn kinderen die net zijn geopereerd. Deze kinderen kijken een groot gedeelte van de dag naar het plafond, soms wel twee weken lang.’ Van Aalderen wijst: ‘Kijk, het zijn gewoon grijze platen. Straks willen we dat laten beschilderen. Je wordt toch gek als je naar een grijs plafond staart?’ 



Ondertussen is het Emma Kinderziekenhuis al een tijd hard op weg om de kinderen het verblijf in het ziekenhuis zo aangenaam mogelijk te maken. ‘Kinderen hebben het hier ook naar hun zin, zeker als zij zich niet heel erg ziek voelen. Op de tienerafdeling is een heel bijzondere sfeer. Kinderen spuiten het verplegend personeel bijvoorbeeld nat met de brandspuit. Soms zeggen kinderen dat zij helemaal niet naar huis willen.’


De arts laat een van de populairste plekken van het ziekenhuis zien. Een overdrachtszaal doet in het weekeinde dienst als bioscoop. De rode stoelen kunnen weggeschoven worden, zodat kinderen in bed naar films kunnen kijken. ‘Daar is een koelkast die volstaat met frisdrank en er zijn grote bakken popcorn’, zegt Van Aalderen. Daarna loopt hij naar de keuken op de tiener-afdeling. ‘Kinderen koken hier zelf, soms zelfs onder leiding van koks uit Hotel Okura.’



Onno


Het is tijd voor de visites. De kinderen die bij Van Aalderen onder behandeling zijn, liggen over meerdere afdelingen verspreid. Alleen Oncologie, Kinderchirurgie en de Intensive Care zijn aparte afdelingen. Verder liggen de kinderen ingedeeld op leeftijd. Of dat straks nog zo zal blijven,  is de vraag. ‘Voor de zorg kan het beter zijn om bepaalde groepen toch bij elkaar te kunnen leggen. Patiënten die een nierdialyse nodig hebben bijvoorbeeld. We zijn aan het onderzoeken of we het leeftijdsgebonden karakter kunnen handhaven, maar voor sommige groepen kinderen willen we de medische en technische knowhow proberen te clusteren.’


Vier kinderartsen en een co-assistent lopen met Van Aalderen mee. De longartsen van het Emma Kinderziekenhuis behandelen vooral kinderen met ernstige astma, cystische fibrose en recidiverende luchtweginfecties. De eerste patiënt die zij bespreken, is Onno, een jongen van twaalf jaar met astma en allergieën. Hij moet steeds weer opnieuw worden opgenomen. Als ze hem op de poli vernevelen is hij weer stabiel en na opname reageert hij goed op de medicatie. Eenmaal thuis gaat het weer verkeerd. Het wordt een uitgebreide bespreking.



‘Hyperventileert hij, neemt hij zijn medicijnen goed in?’, vraagt Van Aalderen. De behandelend arts zegt dat van hyperventilatie geen sprake is en dat zij ervan overtuigd is dat de ouders ervoor zorgen dat het jongetje zijn medicijnen goed inneemt. Twee keer is in zijn huis gekeken of er materialen zijn die een allergische reactie kunnen veroorzaken. De behandelend arts: ‘Er zijn geen schimmels aangetroffen. Wij hebben nog gedacht dat het misschien van de boompollen in zijn straat komt.’ Van Aalderen: ‘Hij is ook naar astmacentrum Heideheuvel in Hilversum geweest, daar sterft het van de bomen. Daar ging het wel goed.’


Misschien moet de jongen een tijdje bij een tante gaan inwonen of bij een vriendje, oppert een van de artsen. Om te kijken of het probleem toch in het huis zit. Dat vindt Van Aalderen geen goed idee. ‘Daar is de boel niet gesaneerd en dan is hij weer bij zijn ouders weg.’ Onno heeft twee schildpadden, die gaan voor alle zekerheid de deur uit. Van Aalderen: ‘Toen ik op Curaçao woonde, was er een schildpad met een hele laag schimmel op zijn kop. Dat kan echt!’



De groep artsen gaat bij Onno langs. De jongen zit op bed en bladert in een boekje. De artsen vuren door elkaar vragen op hem af. Hoe vaak krijgt hij nu Ventolin? Is hij vooral ’s nachts benauwd of overdag? Dan zegt Van Aalderen: ‘Hè, wat vervelend voor je dat je hier steeds weer moet komen.’ Onno knikt. ‘Waar gaan je schildpadden straks heen?’ Die mogen bij kennissen in de vijver gaan wonen. ‘Weet je zelf nog dingen waarvan je benauwd wordt?’ De jongen vertelt dat hij uitslag krijgt als hij appels, aardappelen en peren eet. De artsen vertrekken weer en terwijl zij door de gang lopen oppert een van hen om een test op voedselallergieën bij Onno te doen.


De volgende patiënt die wordt besproken, is een baby geopereerd aan een trachea-oesophageale fistel. Hij heeft  een VACTERL-associatie en mist twee ribben. Het drie maanden oude kindje kampt met zuurstoftekort. De artsen vragen zich af of de thoraxwand instabiel is door de ontbrekende ribben. Of misschien is er een malacie van de trachea. De KNO-arts heeft een scopie gedaan, maar niet terwijl de baby zelfstandig ademde. De longartsen besluiten om nogmaals een scopie te doen terwijl het patiëntje spontaan ademt.



‘Ik wil nog even kijken hoe hij ademhaalt’, zegt van Aalderen. Op zijn kamer krijgt de baby net de fles van een verpleegkundige. ‘Hij mag doordrinken hoor’, zegt de kinderarts. ‘Als zijn truitje maar uit is.’ Van Aalderen bekijkt hoe het kindje ademt en legt zijn vingers op de borstkas. ‘Het ziet er niet erg insufficiënt uit. Het klinkt symmetrisch.’ Hij wast zijn handen en verlaat de kamer waar de baby ligt. ‘Ik zou een cardiale aandoening heel hoog in de differentiaaldiagnose zetten. Of misschien toch de trachea malacie.’



Voor de leeuwen


Na de visites vertrekt Van Aalderen naar zijn kantoortje op de verdieping boven de kinderafdeling. Een co-assistent moet de volgende dag zijn grand round doen. Roy Weber loopt drie maanden stage bij kindergeneeskunde en moet een patiëntencasus presenteren voor hoogleraren en voor andere co-assistenten. Voordat hij voor de leeuwen wordt gegooid, wil hij met Van Aalderen overleggen over zijn differentiaaldiagnose. Het gaat om een baby die vanaf de derde week hoest, onder zijn gewicht zit en persisterende pneumonieën heeft. De kinderarts kijkt vooral kritisch naar de indeling van de powerpointpresentatie. ‘Wat is FTT? Dat zou ik uitschrijven. Wat bedoel je met functioneel? Kun je dat ook onder ‘immunologisch’ zetten? Bloedgas moet je niet in het rood schrijven, met die blauwe achtergrond zie je dat niet in de zaal.’ 


De kinderlongartsen vermoeden dat de trilharen in de neus en longen niet goed functioneren en dat de longproblemen daardoor ontstaan. Er is een trilhaarbiopt gedaan, maar de uitslag is nog niet bekend.


‘Heb ik nog iets over het hoofd gezien?’, vraagt de co.  Van Aalderen: ‘Ik geloof het niet. Veel succes morgen. En vannacht niet wakker liggen, hè!’ Als Weber de deur uit is, zegt Van Aalderen: ‘Toen we deze grand round net deden, waren studenten wel vijftig uur bezig met voorbereiden en slikten ze zelfs bètablokkers. Nu tillen ze er wat minder zwaar aan. Maar het blijft natuurlijk eng zo’n presentatie voor al die hoogleraren en hun medemaatjes.’



Hou je goed


Van Aalderen maakt nog een rondje over tienerafdeling. Daar ziet hij een oude bekende. Een jongen van een jaar of twaalf met een lymfeklierstoornis, die regelmatig wordt opgenomen. ‘Heee, hoe is het met jou? Wanneer ben je weer gekomen?’ De jongen kijkt naar de grond en vertelt dat hij naar school ging, maar steeds zo moe was. Van Aalderen wrijft over zijn schouders. ‘Wat een mooie MP3-speler heb je daar. Heb je er al flink veel opgezet?’ De jongen straalt en knikt enthousiast. Van Aalderen lacht en loopt na een ‘hou je goed’ de gang weer in.



Mensje Melchior



De namen van de kinderen zijn om redenen van privacy veranderd.



Klik hier voor het PDF-bestand van dit artikel



kindergeneeskunde ouderen
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.