Laatste nieuws
1 minuut leestijd

John Deen: Huisarts op Vlieland

Plaats een reactie

 ‘Bluswerk’ noemt huisarts John Deen zijn werk met toeristen soms. In de zomer versterken ruim 8000 passanten de patiëntenpopulatie van Vlieland. Deen (61) is al twaalf jaar de huisarts van de Vlielanders die geen ziekenhuis hebben. ‘Alles wat er op lichamelijk en geestelijk gebied speelt, komt naar de praktijk. Ik doe veel acute zaken zoals gipsen en hechten’, zegt Deen, die door een Vlielandse haio wordt bijgestaan. ‘Daarnaast doen we er diergeneeskunde bij. En dan ben ik nog een beetje tandarts, want de tandarts komt hier eens per week langs. We moeten mondabcessen openen, noodvullingen leggen en gebitten lijmen.’

 
Deel 1: Droomeiland, 3 juli 2003
Deel 2: Gaan we de dokter vergeten?, 17 juli 2003

Deel 3: Arrogantie, 31 juli 2003
Deel 4: Het einde van het seizoen nadert

 

Deel 4: Het einde van het seizoen nadert
14 augustus 2003

Of de dokter maar snel naar Belvedère wil komen, daar zijn lichaamsdelen van een kind gevonden, waarschijnlijk vingers. Dat is geen alledaagse melding! Waar is in hemelsnaam Belvedère op ons eiland? Bijna 12 jaar op Vlieland en je weet niet waar Belvedère ligt? Nee, de dokter moet altijd binnen 10 minuten beschikbaar zijn en het is voor hem dus niet mogelijk afgelegen plekjes te verkennen, hoe graag hij het ook zou willen. Vorige maand ben ik voor het eerst met één van onze boswachters, Herman, de Kroonpolders in geweest. Gewoon, met een groep toeristen. Wat een schitterend gebied en wat kan die man boeiend vertellen!

Nu willen jullie natuurlijk twee dingen weten. Waar ligt Belvedère en hoe zit dat nu met die lichaamsdelen. Nu, terwijl ik me naar de plek des onheils spoedde (bij het botenhuis van de KNRM, hoog de duinen in, bij de uitkijktoren), werd het raadsel spontaan opgelost door weer een melding: of ik met spoed naar een hond wilde kijken, deze had een paar tenen verloren vermoedelijk toen hij in volle vaart over een wildrooster rende. Het was een grote hond en de verwarring met kindervingertjes ligt voor (of aan) de hand (terwijl ik dit schrijf  betrap ik me erop dat ik nog gruwel….). Gelukkig viel het met de hond nogal mee. En het ergst: nog steeds ben ik dus niet op het beroemde plekje 'Belvedère' geweest!

Het waren trouwens helemaal woelige weken. Het Wad zindert in de warme zomerzon. De jachthaven is overvol en honderden platbodems meren af voor de kust van Vlieland, een variatie van veelal Oudhollandse scheepjes, je waant je als ware opgenomen in een middeleeuws schilderij. Gisteren nog belde een vader vanaf zijn platbodem; hij was drooggevallen op het Wad, vlak achter de dokterspraktijk: 'Ik heb drie zieken aan boord, twee dochters en één cavia.' Nou kom maar hierheen. En inderdaad wandelde een half uur later het gezin met grote lieslaarzen de praktijk binnen en een piepklein caviaatje over mijn bureau….

Het einde van het seizoen nadert duidelijk, niet dat ons minder gasten consulteren hoor, je merkt het meer doordat de Vlielanders de dokter weer opzoeken. Blijkbaar groeit de  dieënhalf-jarige Ernst met katten en andere beesten op in het huiselijke gezin. Hij kwam mee naar het spreekuur om zijn nieuwe broertje of zusje in mamma’s buik te zien op de echo. Daar had hij al ervaring mee, het was niet de eerste keer. Het hoofdje en het hartje zag hij moeiteloos maar zijn nieuwsgierigheid reikte nu toch wel verder. 'Mamma', was prompt zijn vraag, 'waar zitten z’n poten?!' Hogelijk verbaasd was hij van de reactie van de dokter: 'Maar Ernst, het is toch geen konijn.'

Voor de kinderen op ons eiland is het helemaal niet zo vanzelfsprekend dat je alleen maar met klachten naar de dokter gaat. Jurjen, 9 jaren oud, verraste zijn moeder toch toen hij ’s morgens uit z’n bedje stapte met de woorden: 'Ik moet nodig weer eens naar de dokter mam.' 'Maar Jurjen, wat mankeert er dan aan?' 'Nou, ik heb hem al een hele tijd niet meer gezien…' Dat doet me denken aan de traditionele geneeskunde in bepaalde delen van China, waar de dokter jaarlijks door zijn patiënten wordt betaald als men het hele jaar door gezond gebleven is!

Haio’s worden in ons landje getraind om te leren luisteren naar 'de vraag achter de vraag.' Heel vaak vormt de gepresenteerde klacht slechts een inleiding tot het werkelijke probleem, meest psychosociaal. We noemen dat 'het deurknopfenomeen'. Aanstaande huisartsen moeten leren de werkelijke problematiek boven water te krijgen. Zo kwam de driejarige Joanke met haar moeder voor een onbeduidende aandoening, ik weet niet eens meer wat. Het werkelijke probleem van moeder kostte heel wat meer tijd. Joanke werd het al spoedig zat en dreinde voortdurend: 'Mamma, gaan we nou naar hui-huis', je kent dat wel. Na een kwartier gooide ze het over een andere boeg. Met haar frêle gestalte manoeuvreerde zij zich tussen moeder en de dokter in, en met de mimiek van serieuze boosheid en diepblauwe ogen die vuur spatten, sprak zij met een hardgrondigheid van ten minste drie uitroeptekens, elk woord accentuerend, de gevleugelde volzin tot de dokter: 'Hóú jij nóú ééns évén je mónd.'

Niets nieuws is dat de Vliedokter ook dierenarts is en in die functie is het ook zijn taak dieren uit hun lijden te verlossen. Niet altijd zo’n leuk karwijtje, hoewel een van pijn kermend dier ook niet om aan te horen is. Na afloop is het baasje of bazinnetje vaak heel verdrietig en ik kan dat goed invoelen, ik moet er nog maar niet aan denken van onze Bram afscheid te moeten nemen. Maar deze week had ik een merkwaardige ervaring. De poes Bea moest inslapen, 'zo ging het niet meer'. Na afloop vroeg ik of ze Staatsbosbeheer al gebeld hadden, die op Vlieland altijd voor een mooi grafplaatsje zorgdraagt. 'Nee', zei de vrouw des huizes, 'Bea gaat de diepvries in, de kinderen willen haar nog zien en die kunnen pas over drie maanden komen…' En inderdaad, Bea werd tussen de diepvrieskippen en -worsten gedeponeerd!

Vrijdagavond laat kwam de achtjarige Rein nog binnenlopen. Zijn onderarm stond in een hoekstand. Nog maar net op Vlieland, hij had zich er zo op verheugd. Bij het strandvoetballen stond een medespeler tijdens een val er bovenop. En hij was nog maar net uit het gips. Hij had veel pijn, dat kon je wel zien, maar gaf geen krimp. Je hoorde hem tegen zichzelf praten: 'Rustig Reintje, rustig blijven.' En ook tijdens de verdovingsinjecties ter plaatse van de fractuur en het reponeren, klonk steeds als een soort zelfhypnose: 'Rustig Rein, rustig maar.' Dat is toch ongelooflijk hoe een kind van acht jaar zich boven de pijn kan laten uitstijgen? De volgende ochtend kwam hij in z’n eentje nog even vertellen hoe het vannacht gegaan was: 'Een beetje pijnlijk, maar laat m’n zus en later m’n moeder nog eens tegen het gips stoten, hoe vind je dat nou dokter!'

Alle Vlielanders doen hun uiterste best onze gasten te amuseren. De koster van onze charmante 16e-eeuwse Nikolaaskerk kan kostelijk vertellen over het wel en wee van het kerkje en het geloofsleven op het eiland. 'De Vlielanders geloven wel, maar ze geloven het wel', is haar gevleugelde uitdrukking. Van haar hoorde ik van de week nog een prachtige verhaal. Toen zij de kerk aan het schoonmaken was, ontspon zich voor de kerkdeuren het volgende gesprek tussen een moeder en haar zoontje. 'Mamma, wat is dit voor een gebouw?' Moeder: 'Dit is nu het huis van God.' 'Mag ik even gaan kijken mam?' Daar had moeder geen enkel bezwaar tegen. Na enige tijd verliet hij nogal teleurgesteld het kerkgebouw en op de nieuwsgierige vraag van moeder hoe het daar binnen was, kwam het antwoord: 'Nou, God was niet thuis, maar zijn vrouw was aan het dweilen.'

Deel 3: Arrogantie
31 juli 2003
Tussen de hectiek van de zomer door toch nog even kans gezien om op het Posthuys te genieten van een heerlijke tonijnsalade. We worden bediend door een van de talloze studenten die in hun vakantie het aangename met het nuttige trachten te verenigen: een centje bijverdienen in de romantiek van het eiland. Nou ja romantiek ... Hard werken, dan tot in de vroege uurtjes stappen, om zich ’s morgens vroeg weer te wijden aan het nuttige. Hoe verder in het seizoen, hoe blekere gezichtjes van vermoeidheid.

Gasten die me herkennen, heffen het glas met de welbekende slogan: 'Dokter Deen, we nemen er nog één ...' Dit stamt uit de tijd van een tv-uitzending van Sonja Barend. Ik vertelde daarin hoe ik bij de aanvang van mijn loopbaan op Vlieland ten strijde ben getrokken tegen het overmatig alcoholgebruik op ons eiland. Dat heeft me slechts die nationale sneer opgeleverd bij de Vlielanders en bij de jaarlijks terugkerende gasten.
De laatsten kunnen zich vaak niet voorstellen dat wij ook in de winter nog op het eiland kunnen leven. De tijd dat wij het met elkaar moeten maken, dat we weer één zijn onder elkaar, in de vaak barre strijd tegen de elementen, de koude, de ijsgang, de stormen. De tijd die wordt gedomineerd door de veerdienst. Elke zomer wordt menig keer de Vlielanders de vraag gesteld: 'Woont u hier in de winter ook?'  Nou ja, wis en waarachtig wel! Het verenigingsleven bloeit dan weer volop, het zijn er tientallen, allemaal superactief met hun eigen optredens en uitvoeringen. Ik zeg altijd maar: als je van al die verenigingen actief lid bent, heb je geen tijd meer om te werken. Iedereen is weer gelijk, rangen en standen bestaan niet meer. Des te meer moeten we in de zomer weer wennen: er bestaat ook nog een andere wereld, en elke bezoeker die zich laat voorstaan op afkomst, rijkdom, functie of bezit, doet bij de Vlielanders de haren ten berge rijzen.

Mevrouw ten Brinck Huinick-Graaf van Bielandt uit Wassenaar brak haar enkel in de golven van de Noordzee. Ze zou zich ongetraind meten met de jeugd, op de golfplank. De ambulanceverpleegkundige en haar chauffeur begaven zich te water om haar te redden. 'Mevrouw, wat is er aan de hand?' 'Ik heb geen boodschap aan uw routinevraagjes. Nú, nú, nú, moet ik naar het ziekenhuis!' 'Mevrouw we zullen u toch eerst uit het water moeten halen.' Keurig gespalkt werd de hooggeëerde dame de behandelkamer binnengereden. Ik overlegde met de ambu-mensen over de te volgen procedure, het was duidelijk dat deze lelijk gedisloceerde fractuur het werk voor orthopeden zou worden. Leeuwarden? Sneek? Is de reddingsboot beschikbaar? Staat de heli op het eiland? Kan de heli nog bij het ziekenhuis landen na vijf uur 's middags? Mevrouw ten Brinck onderbrak ons serieuze overleg op een indringende wijze: 'Wilt u mij wel betrekken in uw conversatie!' 'Mevrouw, zodra ik ons overleg heb beëindigd, zal ik u in mijn conversatie betrekken.' Even later was het zover, maar tijdens mijn uitleg over de situatie, werd ik weer op dezelfde geëxalteerde toon bij de les gehouden: 'Wilt u wel oogcontact met mij houden als u met mij converseert.' Nog vlak voordat de patiënt de reddingsboot werd binnengeschoven, kon ik het niet nalaten de meevarende ambulanceverpleegkundige in het oor te fluisteren: 'Zorg dat je wel oogcontact blijft houden.'

Enkele dagen tevoren werd een man van middelbare leeftijd op de onderzoekbank afgeleverd. Ik stelde me op de gebruikelijke wijze voor met 'Deen'. Hij wendde zijn hoofd geërgerd van me af en mompelde iets onverstaanbaars, althans tekstueel. De wijze waarop verraadde meer dat hij niet van plan was ooit vriendjes met me te worden. Ik was even van slag toen mijn echtgenote Helga het misverstand oploste: we hadden te maken met een echte Deen, iemand uit Denemarken, en hij had mijn goedbedoelde voorstellingsactie als een misplaatste grap beschouwd. Enfin, het bleek te gaan om een bijzonder aardige buitenlander die zich echter had omringd met Haagse vrienden die zich niet konden voorstellen dat het peil van de geneeskundige zorg op ons eiland ooit de tijd van Noach was gepasseerd. Amper had ik uitgelegd dat de patiënt met zijn cardiale shock per helikopter naar Leeuwarden zou worden vervoerd of de repliek was: 'Maar dat gaat niet door, daar kunnen geen goede specialisten praktiseren; ik eis dat hij naar ’s Gravenhage wordt gevlogen.' En nog net voor de heliverpleegkundige onze aardige Deen zou overnemen, verordineerde zijn Haagse vriendin onze onvolprezen ambulancechauffeur: 'Ik wil dat u hem deze schoenen aantrekt, wat hij nu aan heeft is gééééén gezicht.' 'Dat mag u dan zelf even doen, mevrouw', antwoordde onze ras-Vlielandse, haar ergernis niet onder stoelen of banken stekend.

Elk jaar weer worden we ook geconfronteerd met onze eigen collega’s die zich niet kunnen voorstellen dat zo’n eilanddoktertje wel bij de tijd kan zijn. 'Geeft u mij eens een blanco papiertje, dat kan ik even een receptje voor mijn vrindje uitschrijven.' Onze Inspecteur voor de Gezondheidszorg voor Friesland en Groningen heeft ons daar echter een afdoend 'recept' voor gegeven: 'Collega, als u zich even legitimeert en uw gewaarmerkte inschrijving in het BIG-register laat zien, dan geef ik u een blanco papiertje.'
Voor steeds meer patiënten zijn wij huisartsen niet meer 'dokter' maar 'meneer'! Ach, misschien zit ik al te lang in dit vak.

Deel 2: Gaan we de dokter vergeten...?
17 juli 2003
Bij de bootterminal in Harlingen staat met grote letters geschreven 'Vlieland Vol'. De bevolking is van een inwonertal van 1150 in enkele weken tijd gegroeid tot 8500. Alle hotels, huisjes en de twee campings, Lange Paal en Stortemelk, zijn vol. En terecht: de zon schijnt overvloedig en het eiland ligt te pralen in haar schoonheid. Voor de dokter en z’n assistent is het nu dag en nacht aanpoten. De Vlielanders hebben nu minder tijd om ziek te worden, die wachten tot september, de dokter heeft het al druk genoeg. Maar de gasten weten ons wel te vinden, brandwonden, botbreuken maar ook ernstige aandoeningen als longembolieën, hartinfarcten, psychosen bij overspannen rustzoekers. De heli vliegt en de reddingsboot vaart af en aan. Het is altijd een hele sport om in korte tijd de achtergrond, voorgeschiedenis en hulpvraag van wildvreemde patiënten in kaart te brengen. En vooral ook om na de zoveelste nachtelijke visite, je vermoeidheid en prikkelbaarheid te camoufleren en vooral de humor te blijven zien.
Daar zat hij, als een pasja aan het voeteneind van het luxe lits-jumeaux, de architect uit Limburg, in de duurste kamer van het eiland met uitzicht op zee. Hij was een jaar of 60. Een status astmaticus, heftig benauwd. Zijn lichaamsbouw verraadde een uitbundig leven en de weelderig gedrapeerde zwarte kimono, zijn gevoel voor kunst. Achter hem tussen de kussens aan het hoofdeind, een jonge blondine die duidelijk geen raad wist met de situatie. Zonder al te veel woorden (het was immers de derde visite die nacht) bracht ik een waaknaald in en spoot de gebruikelijke middelen. Na zo’n 10 minuten wekte hij me uit m’n zwijgzame concentratie met de woorden: 'Dokter (hijg..), kunt u (hijg…), communiceren'……. En later: 'Ik ben bang'. 'Ach ja, dokter', dacht ik, 'hij heeft gelijk'.
Aan het begin van diezelfde nacht was ik al naar de camping geroepen naar een stomdronken vriendenclub; één van hen was waggelend  een duintje afgestommeld en met zijn ribben op een tentharing terechtgekomen. Nu is het op het eiland bekend dat de dokter niet zo van dronken kerels houdt en zeker niet als hij daarvoor uit z’n bed moet komen. Het gezelschap blies direct hoog van de toren toen zij met mijn, niet zo vriendelijke houding werden geconfronteerd. Eigenlijk ook wel wat terecht. Het nachthoofd van de camping trachtte de zaak te sussen met de woorden: 'Dokter, zullen we het even in het kantoor verder uitwerken', maar toen hij me een beetje zag grinniken, begreep ook hij wel dat het allemaal niet zo menens was. De jongeman was er overigens beroerd aan toe met zijn gebroken ribben, zijn hemato-pneumothorax en zijn subcutaan emfyseem, en het was duidelijk dat dit helikopterwerk werd. Nadat we hem hadden gestabiliseerd tussen de alcoholdampen in de ambulance, kwam hij wat bij zinnen. Met een hoog huilerig piepstemmetje, verraadde ook hij zijn angst 'Dokter, ga ik dood…? Wil je dan mijn vriendinnetje in Spanje bellen en zeggen dat ik van haar hou…'
Nadat de heli was opgestegen, viel ik in de volgende verbazing. Eén van zijn drinkbroeders gooide achteloos een tientje in m’n dokterstas. Uit opluchting? Dankbaarheid? Zo’n beetje synoniem met de buschauffeur aan het eind van een bejaardenreisje: 'gaan we de chauffeur  vergeten…?'. Ach, het potje van de KNRM werd dus met een tientje verrijkt!

Deel 1: Droomeiland
3 juli 2003
Alleen ’s avonds laat proef je nog iets van de anders zo landerige sfeer in het dorpsstraatje. In een auto is zelfs stapvoets rijden daar nu een hachelijk avontuur. Vrolijk babbelende gasten verwachten op Vlieland geen gemotoriseerd verkeer. Op dit droomeiland zijn kinderen zich niet van enige dreiging bewust en steken spontaan het straatje over naar nóg meer glinsteringen in de kabouterwinkeltjes.
In het dorp heerst nu een sfeervolle drukte; daarbuiten, in de immense weidsheid van de duinen en de bossen, het wad, de cranberryvelden en het strand, vervloeit de menigte tot kleine eenheden, vol verwondering genietend van de geluiden waarin de stilte zich beschrijft. Ik rijd over de Postweg langs het lage wad, behoedzaam de slingerende fietsers ontwijkend.
Met hun scherpe kreten waarschuwen bedrijvige scholeksters de pottenkijkers. Lepelaars hebben daar geen tijd voor: het tij geeft hen maar spaarzaam de tijd hun kostje bij elkaar te ploegen, terwijl kluten lui en loom hun loodgrijze poten door het glinsterende water voortbewegen, met snavels als komma’s boven het zacht golvende oppervlak.
Het is één van die warme dagen waarop iedereen in opperbeste stemming is en ik mijmer: hoe kun je boeiender de zomer doorbrengen dan als huisarts op Vlieland. Flink aanpoten, jawel, maar je patiënten zijn allemaal tevreden rustzoekers. De dokter lastigvallen? Alleen als het nodig is. Het is nooit saai. De verscheidenheid aan mensen en pathologie is enorm. Het is vooral acute geneeskunde en bovenal: het eenzame, winterse bestaan van de eilanddokter, die dag en nacht de verantwoordelijkheid draagt voor het medisch welzijn van mens en dier, wordt een paar maanden onderbroken. En als de arts-assistent het overneemt, is er even de tijd om samen met Helga te genieten van het wondermooie eiland.
Terwijl ik nog opga in strijd van een kievietenechtpaar met een dreigende sperwer, word ik ruw gewekt door Marcel. Nog nahijgend van zijn renpartijtje, gebaart hij me uit te stappen: ‘het veulen van Monja ligt in de wei. Ik denk dat het dood is.’
Het veulentje was zondagmiddag moeizaam ter wereld gekomen, de placenta heb ik nog manueel moeten verwijderen. Wij rijden er met spoed heen maar op het moment dat we het lichtbruine schepseltje benaderen, springt het vrolijk op en besnuffelt nieuwsgierig de dokterstas. ‘Heeft die me even beetgenomen’, zegt Marcel bedremmeld. Dan klinkt door de pieper: ‘Wil de dokter van Vlieland met spoed naar het Posthuis komen; onwelwording, vermoedelijk cardiaal…’

  

ARTSEN ZONDER VAKANTIE
terug naar overzicht

 

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.