Laatste nieuws
Ingrid Lutke Schipholt
4 minuten leestijd

Drakenbloed en bevergeil

Plaats een reactie

Medicijnen van vroeger in Leids museum



Een paar eeuwen geleden schreven artsen medicijnen voor omdat ze ‘van horen zeggen’ hadden dat die werkten. Apothekers bereidden deze geneesmiddelen met plantaardige, dierlijke en zelfs menselijke ingrediënten. Hoe dat gebeurde, is te zien in museum Boerhaave in Leiden.



Kinderen met wormen kregen in de zeventiende eeuw wormkoekjes te eten, mannen met potentieproblemen moesten delen van de Spaanse vlieg naar binnen werken, en voor epileptici was gemalen mensenschedel vermengd met zout een ‘probaat’ middel. De arts van vroeger liet zijn patiënten deze vreemde medicijnen slikken in de veronderstelling dat het goed voor hen was. De grondstoffen voor de medicijnen waren afkomstig van de flora en fauna, uit de aarde en soms zelfs van mensen. Evidence-based was het absoluut niet. Geneesheren schreven een bepaald medicijn voor, omdat ze ‘van horen zeggen’ hadden dat het werkte. De apothekers dienden het middel precies zo te maken als de artsen het hadden bedacht. Dit alles wordt duidelijk op de expositie in het Leidse Museum Boerhaave, die de titel ‘Drakenbloed en Bevergeil’ kreeg.

gedroogde klieren


De twee opmerkelijke stoffen die in de titel van de expositie worden genoemd, waren een bestanddeel van ‘medicijnen’. Drakenbloed, afkomstig van de rode hars ‘sanguis draconis’ werd vanaf de 15e eeuw gebruikt als aanstipmiddel bij oogaandoeningen. Bevergeil zou een aborterende werking hebben, en het hielp ook tegen ‘lammigheid’, beroerte en doofheid. Volgens de catalogus van de tentoonstelling waarschuwde de Dordtse huisarts Johan van Beverwijck er in 1647 voor dat bevergeil alleen al door zijn sterke geur een scheiding opwekte tussen de zwangere en haar kind. Bevergeil, of castoreum, is een stof die bevers produceren in de klieren vlakbij de anus. De klieren werden meestal gedroogd gebruikt, omdat ze van verre moesten worden vervoerd. Het goedje was namelijk afkomstig van bevers uit Siberië en Canada. Daarbij moet worden opgemerkt dat het geil uit Siberië beter werkte dan dat uit Canada.


Op de tentoonstelling zijn twee gedroogde beverklieren te zien (zie foto hiernaast). Helaas ontbreekt diepgaande informatie over de - vermeende - werkwijze van het medicijn. Ook is het jammer dat de sterke muskusgeur niet is te ruiken. Het gebrek aan dit soort informatie geldt voor meer stoffen die op de tentoonstelling zijn geëxposeerd. Van een aantal stoffen is wel aangegeven waartegen artsen het voorschreven. Zo werd dolle kervel op pleisters gedaan en in zalven verwerkt. Patiënten gebruikten het middel bij verhardingen en kankergezwellen. En de wortel van absintalsem werd in de achttiende eeuw gebruikt in wormkoekjes voor kinderen, omdat het een wormdodende werking zou hebben. Een eeuw later werd het voornamelijk gebruikt als bestanddeel van een populaire drank, omdat het een hallucinerende werking bleek te hebben.


Jammer dat de begeleidende tekst op de tentoonstelling niet vermeldt welke stoffen inderdaad heilzaam waren en welke niet. Een patiënt uit vroegere tijden speelde als het ware Russische roulette: hij werd weer beter door het natuurlijke verloop van de ziekte, óf hij had domme pech en stierf door een ‘medicijn’ dat averechts werkte, óf het ging fout door gebrek aan het juiste medicijn, óf het middel werkte juist helend.


Van bijvoorbeeld de kreeftenogen - kalkafzettingen uit de kreeftenmaag - is inmiddels bekend dat het werkt tegen maagzuur. Het werd vroeger inderdaad voorgeschreven als maagzuurremmer. Fnuikender was het voor patiënten die schadelijke middelen kregen voorgeschreven, zoals een kwikpreparaat voor de syfilislijder.

receptenbriefjes


Op de hele tentoonstelling, die twee zalen beslaat, is de rol van de arts prominent aanwezig. Er zijn schilderijen te zien waarop artsen staan afgebeeld en receptenbriefjes die artsen hun patiënten meegaven voor de apotheker. De apothekers bewaarden de receptenbriefjes eerst op prikkers. Als de prikkers vol waren, regen zij er een touw doorheen. Deze strengen bewaarden zij op zolder, bij wijze van dossier.


Vroeger waren de rollen anders verdeeld. Tot in de negentiende eeuw controleerden geneesheren de inventaris van de apotheek. Tijdens een visitatie beoordeelden zij of de spullen in de simpliciakast, waarin de grondstoffen werden bewaard, nog vers genoeg en toereikend waren. Enkele van deze fraai beschilderde kasten zijn op de expositie te zien. Voor de liefhebber zijn er op de tentoonstelling allerlei apothekersparafernalia te vinden, zoals de overbekende gaper: het uithangbord van een apotheek in de vorm van uitbundig uitgedost mannenhoofd, glazen en keramische bewaarpotten, vijzels in alle vormen en maten en weegschalen.


Vroeger werden er andere maten gebruikt. Op de tentoonstelling is een omrekentabel te vinden. Hierop staat te lezen dat een grein, afkomstig van het Franse grain (graan), 0,000065 kilogram is. Het lijstje leert ook dat 20 greinen, ofwel 1 scrupel, 1,3 gram is en dat 3 scrupels hetzelfde is als 1 drachme ofwel 3.9 gram.

competitie


Tussen geneesheren en apothekers heeft eigenlijk altijd een soort competitie bestaan, waarbij de arts meestal aan het langste eind trok. Dit begon al rond de dertiende eeuw toen het apothekersvak in opkomst was doordat artsen het bereiden van medicijnen afstootten. Sindsdien stelden de artsen, die waren verenigd in het collegium medicum van de stad, het apothekershandboek samen. Hierin werden alle toegestane medicijnen en hun bereidingswijze beschreven. Tot halverwege de negentiende eeuw bleven de artsen verantwoordelijk voor dit apothekershandboek. De tentoonstelling bevat een exemplaar van de eerste landelijke farmacopee.


Apothekers kregen een belangrijker rol toen de wetenschappelijke kennis over medicijnen toenam. Zij kregen meer specifieke kennis over medicijnen en de bereidingswijzen dan artsen.


Ongeveer sinds 1870 moeten apothekers eerst een universitaire studie volgen voor zij het vak mogen beoefenen. Door de industriële revolutie en de steeds grotere kennis van chemie en werking van geneesmiddelen is de farmacie een hoogtechnologische sector geworden. Filmpjes van onder andere Nederlandse farmaceuten, die op de expositie worden getoond, illustreren de hedendaagse medicijnbereiding in de fabriek en - in steeds mindere mate - de apotheek. Automatisering en overlegstructuren zorgen vandaag de dag voor een gelijkwaardige communicatie. Toch is er af en toe weer een oprisping van territoriumstrijd tussen artsen en apothekers. Het is de vraag of dit ooit zal veranderen.

De expositie in Museum Boerhaave, Lange Sint Agnietenstraat 10 in Leiden, duurt tot en met 9 maart. Openingstijden: dinsdag t/m zaterdag 10.00-17.00 uur, zon- en feestdagen 12.00-17.00 uur.

apothekers evidence based medicine
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.