Laatste nieuws
kindergeneeskunde

Antennes voor kindermishandeling

Plaats een reactie

Signalering is goed, vervolgtraject soms nog moeilijk



Veel SEH-afdelingen zijn niet uitgerust om gevallen van kindermishandeling bijtijds op te merken, zo stelden drie kinderartsen in MC. Onderzoek van de Nederlandse Vereniging van Kindergeneeskunde onder alle Nederlandse ziekenhuizen geeft echter een veel positiever beeld.



In juni hielden drie kinderartsen in Medisch Contact een pleidooi voor betere signalering van kindermishandeling op de Spoedeisende Hulp (SEH) en het oprichten van een team Kindermishandeling in ieder ziekenhuis.1 Hun indruk was dat slechts een beperkt aantal ziekenhuizen een checklist hanteert (de zogenaamde SPUTOVAMO-lijst of een afgeleide hiervan), zij hier verschillend mee omgaan en dat signalering van kindermishandeling vaak afhankelijk lijkt van toeval en individuele ziekenhuismedewerkers.



Ongeveer in diezelfde periode stelde het ministerie van VWS aan de Nederlandse Vereniging voor Kinder­geneeskunde (NVK) en haar werkgroep Kindermishandeling drie vragen over de aanpak van kindermishandeling in de curatieve tweede- en derdelijnszorg. VWS wilde weten hoeveel ziekenhuizen op de SEH een signaleringssysteem gebruiken, een aandachtsfunctionaris kindermishandeling hebben en hoe vaak er een protocol of werkgroep rond kindermishandeling actief is. Reden hiervoor is dat het ministerie de meerwaarde ziet van goede, uniforme signalering. Een geprotocolleerde werkwijze in ziekenhuizen zou moeten aansluiten op de werkwijze van zorgverleners uit de jeugdgezondheidszorg, Bureau Jeugdzorg en het advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK). Het ministerie zegt te willen investeren in optimalisering van deze keten.



Vanuit de NVK is een vragenlijst opgesteld die verstuurd is naar de directies van alle Nederlandse ziekenhuizen. Hiermee is de hele ziekenhuisorganisatie bevraagd, dus niet alleen afdelingen Kindergeneeskunde. De resultaten geven een veel positiever beeld dan in het eerdergenoemde artikel geschetst werd.



Optimisme


Van de 107 ziekenhuizen in Nederland met een kinderafdeling, reageerden er 87 (81%). Hiervan hanteren 62 ziekenhuizen een SPUTOVAMO-lijst; 22 zijn met de ontwikkeling ervan bezig en drie zijn het in de nabije toekomst van plan. Van de ziekenhuizen werken er 57 met een aandachtsfunctionaris kindermishandeling, zijn vier ermee bezig en zijn tien het van plan. Een protocol voor het omgaan met vermoedens van kindermishandeling is in 67 ziekenhuizen aanwezig, 16 zijn ermee bezig en vier zijn het van plan. Uit deze getallen blijkt dat er veel reden is voor optimisme; ze overtroffen de verwachtingen van kinderartsen die actief zijn op dit terrein.



Hoeveel kinderen er worden gemeld nu ziekenhuismedewerkers deze lijsten gebruiken, is nog niet bekend. Wel is een aantal ziekenhuizen bezig met de evaluatie van het gebruik van de SPUTOVAMO-lijst en protocol. Onlangs werd in het Tijdschrift voor Kindergeneeskunde verslag gedaan van voorlopige gegevens uit het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) in Utrecht, waarbij ook is nagegaan hoe de hulpverlening voor de betrokken gezinnen verliep.2



Leed


Signaleringslijsten en lokale werkgroepen Kindermishandeling zorgen voor een goede signalering, zo blijkt uit een onderzoek in het VU Medisch Centrum in Amsterdam van 2001-2004.3 Het vervolgtraject is soms nog moeilijk, vooral door wachtlijsten in de Jeugdzorg. Ook voor het ministerie is dit een punt van aandacht.


Het zou ideaal zijn als alle ziekenhuizen hun werkwijze zouden evalueren, waarbij dan ook wordt gekeken naar de (verbetering van de) samenwerking met andere, extramurale, hulpverleners. Uiteraard kosten deze evaluaties geld en mankracht, maar het is wel van het uiterste belang dat de ketenzorg wordt versterkt. Vroege opsporing en bijtijds interveniëren in gezinnen waar kindermishandeling voorkomt, kan veel leed voorkomen. Dat dit uiteindelijk leidt tot minder zorgkosten is daarbij meegenomen.


Het is te hopen dat binnenkort alle ziekenhuizen beschikken over een systematische aanpak voor de signalering van kindermishandeling. Dan kan het vervolgtraject in de jeugdzorg worden afgestemd op de behoefte aan vroegtijdige interventies.

drs. E.A. Landsmeer-Beker, kinderarts GGZ Kinderen en Jeugd, Rivierduinen, Leiden, voorzitter van de landelijke werkgroep Kindermishandeling, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde


dr. D.M. van Zeben-van der Aa, kinderarts, academisch ziekenhuis Maastricht en Xonar, instelling voor jeugdhulpverlening, bestuurslid Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde



Correspondentieadres:

landsmeer@planet.nl

;


cc:

redactie@medischcontact.nl

 



Geen belangenverstrengeling gemeld.





Literatuur


1. Bakker RJ, Jongejan HTM, Russel IMB. Niet zomaar een brandwond: signalering kindermishandeling is in ziekenhuizen ver onder de maat. MC 2006; 62 (24): 994-6.  2. Rijpert M, L’Hoir, Beltman M, Schwenke PM, Bicanic IAE, Russel IMB. Vermoedens van kindermishandeling in het Wilhelmina Kinderziekenhuis: overzicht van casuïstiek en follow-up. Tijdschrift Kindergeneeskunde 2006; 74 (3): 101-6.  3. Bleeker G, Vet NJ, Haumann ThJ, van Wijk IJ, Gemke RJBJ. Toename van het aantal gemelde gevallen van kindermishandeling na een gestructureerde aanpak in het VU Medisch Centrum, Amsterdam. Ned Tijdschr Geneeskd 2005; 149 (29): 1620-4.



Klik hier voor het PDF van dit artikel



MC artikel:

Niet zomaar een brandwond.

R.J. Bakker, H.T.M. Jongejan en I.B.M. Russel. MC 24 - 16 juni 2006.



Relevante websites:



www.kindermishandeling.info


Advies- en Meldpunt Kindermishandeling


Expertisecentrum Kindermishandeling


kindermishandeling kindergeneeskunde ziekenhuizen
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.