Laatste nieuws
Bart Bruijn
6 minuten leestijd

‘Absoluut niet persen!’

4 reacties
beeld: Thinkstock
beeld: Thinkstock

Twaalf jaar geleden. De slaapkamer op tweehoog onder de kap was ruim en licht, een enorme luxe in zo’n oude boerderij. Op het grote bed lag een vrouw van achterin de twintig en ze was duidelijk een heftige ontsluitingswee aan het opvangen. ‘Voorstellen komt zo wel, hoor’, stelde ik haar gerust. Na enkele minuten was de wee voorbij en konden we praten. Ik legde uit dat haar eigen dokter geen dienst had en dat ze het met mij moest doen. Dit vond het echtpaar geen probleem. Het was haar vierde zwangerschap.

Mevrouw had al enkele uren weeën en ze had al een kwartier het gevoel dat ze niets meer opschoot. Haar vliezen waren nog niet gebroken. Toucher liet een volledige ontsluiting zien, met een goed ingedaald hoofd en een kleine vochtblaas in de vagina. Ik besloot de vliezen te breken. Mooi, helder vruchtwater vloeide af. Terstond voelde ik het hoofdje achter mijn vingers aan omlaag naar de bekkenbodem zakken. Ik controleerde de ligging van het hoofd en trok mijn vingers terug. Meteen daarna zei mevrouw duidelijk opgelucht: ‘Ik moet persen, eindelijk.’

Ze had een perfecte techniek, geen verlies van kracht, geen verspilling van adem met kreunen of gillen.

En zij en haar echtgenoot bleven toonbeelden van rust. Na elke wee luisterde ik even met mijn toetertje naar de harttonen van het kind en die herstelden zich steeds prima. Geen vuiltje aan de lucht.
Maar na een kwartier vroeg mevrouw plotseling: ‘Dokter, het gaat toch wel goed, hè?’ ‘Ja, waarom vraagt u dat?’ ‘Ik weet het niet, het voelt niet goed.’ De in zichzelf gekeerde blik die bij een bevallende hoort, was weg. Ik snapte haar zorgen niet goed, maar werd wel ongerust. Ik beluisterde de harttonen nog eens goed. Die herstelden zich snel. Er was geen bloedverlies, moeder was in prima conditie, ik kon niets verzinnen.

Toen deed ik iets wat ik nog nooit had gedaan. Ik opende tijdens een wee even de vagina om te zien of ik het kind al zag. Normaal doe ik dat niet, want ik vind dat je van bevallende vrouwen moet afblijven. Maar ik deed het nu en het bloed bevroor in mijn aderen. Ik zag de haren van het kind en daarover liep een strak wit lint. Dit kon maar één ding betekenen: voorliggende navelstreng. Onmiddellijk duwde ik mijn hand diep de vagina van de vrouw in en duwde zo hard ik kon het kind omhoog. ‘Puffen, puffen, niet persen, absoluut niet persen’, riep ik wanhopig. En warempel, het lukte haar. Ze stopte midden in een perswee.

Wat nu? Er moest een keizersnede gedaan worden. Maar ik zat in een boerderij. Ik kon mijn hand niet meer uit de vrouw halen omdat ze dan in een onhoudbare reflex zou moeten persen, waarbij het kindje zou overlijden. Ik legde uit wat er aan de hand was en vroeg de echtgenoot, onmiddellijk de ambulance te bellen. Ik vertelde mevrouw wat er van haar werd verwacht. Niet persen, tegen elk instinct in, want haar kind zou het niet overleven.

Inmiddels had ze grote moeite om haar persweeën op te vangen. Want een baarmoeder is sterk, erg sterk. Tijdens een wee, als het haar lukte om niet mee te persen, was het voor mij al moeilijk genoeg om het kind omhoog te duwen tegen de kracht van de baarmoeder zelf in. Als zij wel perste, dan kwam de kracht van haar buikspieren er nog bij en dan had ik geen schijn van kans. Mijn vingers zaten tussen het bekken en het hoofd van het kind. Al snel kwam de navelstreng helemaal naar buiten en hij lag in mijn hand. Tijdens de weeën moest ik mevrouw soms smeken om niet te persen. Soms moest ik keihard tegen haar blaffen alsof ze een stout kind was. De oerdrang om te persen was vaak te sterk. Toch lukte het haar. Het moet een onmenselijke inspanning zijn geweest.

Na ongeveer drie kwartier – de boerderij lag erg afgelegen – arriveerden de mensen van de ambulance. Ze zagen onmiddellijk een probleem waaraan ik niet had gedacht. Ik kon mijn hand niet uit de patiënte halen en dus zouden we op geen enkele manier de trappen kunnen afdalen. De brandweer werd gebeld om ons uit het raam te takelen.

Na nog een half uur arriveerde de brandweer. Het raam werd verwijderd en de heer des huizes sloeg zonder aarzeling ook het kozijn eruit. Brandweerlieden liepen overleggend door de slaapkamer en via het uiteinde van een grote ladder werd een brancard de kamer ingestoken. Door alle afleiding viel het de bevallende vrouw steeds moeilijker om zich te concentreren op het in bedwang houden van de oerdrang in haar lichaam. Ik kon in de navelstreng de hartslag van het kind voelen. Krachtig en gezond, behalve als ze toch toegaf aan de persdrang. Dan voelde ik niets. ‘Niet persen, niet persen, uw kindje sterft! Hou het in, zuchten, zuchten. Goed zo, ik voel weer kloppen. Prachtig. Hou vol, uw kindje leeft, het is gezond. Als u perst, gaat het dood!’ Met wanhopige vastberadenheid op haar gezicht hield ze zich in, steeds weer. Urenlang.

Met vereende krachten kregen we de moeder op de brancard, die we daarna naar de ladder brachten. Ik bleef tegen haar praten, met mijn hand in haar vagina. Er waren zeker tien mannen tegelijk met haar bezig. Ik moest met haar mee, balancerend op het uiteinde van de brancard. Hierna werden we voorzichtig naar buiten getakeld. Dat gaat erg schokkerig en zwiepend. Beneden ons zag het zwart van de mensen.

Mijn rechterhand was inmiddels volkomen gevoelloos geworden, zodat ik de pulsaties in de navelstreng niet meer kon voelen. Met mijn andere hand moest ik me vasthouden, zodat het daarmee ook niet kon. Ik was gedwongen haar hardvochtig en keihard toe te roepen dat ze nu moest stoppen met persen, omdat ze anders haar kind zou vermoorden. Dat hielp, gelukkig. Ze hield in en de wee stopte. Achteraf voel ik me nog steeds schuldig over deze uitbarsting. Het was van mij volkomen onredelijk. Stel je eens voor dat het kind inderdaad was gestorven, dan had ik haar tevoren al beschuldigd van moord.

Eindelijk waren we beneden. Duizend hulpvaardige handen hielpen ons van de ladder op een ziekenwagenbrancard en in de ambulance. Deuren dicht. Met grote haast naar het ziekenhuis in de stad.

Aanvankelijk was het rustig, maar verderop op de provinciale weg was het erg druk. Twee motoragenten scheurden voor ons uit om de weg vrij te maken. De chauffeur reed als een coureur. Overal zagen we auto’s aan de kant schieten.

Intussen was de kraamvrouw uitgeput. En ik voelde het hoofd van het kind om mijn verdoofde vingers heen vervormen en toch naar buiten gedrukt worden. Mijn rechterarm brandde van het duwen met volle kracht gedurende inmiddels al bijna drie uur. De navelstreng klopte nog, maar steeds zwakker. De verpleegkundige hield bij waar we waren en hoe snel het ging. Dat hielp mevrouw om niet in paniek te raken.

Eindelijk, het ziekenhuis. Daar stond iedereen helemaal klaar voor actie. Er werd een blaaskatheter ingebracht bij moeder en er werd water in de blaas gebracht. Tegelijk werd met een echo gekeken hoe het met het kind was. Het leefde. Terwijl ik mijn dode hand eindelijk kon terugtrekken en masseren, klonken de harttonen van het kind door de shockroom. ‘Het leeft, het leeft, snel, naar de ok, klonk het met korte kreten. Ik kon een sprong van vreugde niet onderdrukken.

Twee dagen later werd, tegelijk met de geboortekaart, een schitterende bos bloemen bezorgd. En later heb ik de familie nog wel eens ontmoet. Koos is een prachtige jongen geworden, groot en sterk, vrolijk, kerngezond. Het verhaal van deze bevalling heeft in het hele district en daarbuiten de ronde gedaan en ik hoor het nu, vele jaren later, nog steeds terug als een voorbeeld van de gevaren van plattelandshuisartsgeneeskunde. Voor mij is het juist een voorbeeld van de zegeningen van huisarts zijn op het platteland. En van de haardunne scheiding tussen succes en tragiek. Wat als ik mij aan mijn adagium had gehouden – nooit zomaar aan een kraamvrouw te komen? Je moet er niet aan denken.

Mijn rechterarm heeft overigens nog jaren pijn gedaan, en van de schouder heb ik nog steeds last. Ik beschouw het als een trofee.

Bart Bruijn, huisarts, Streefkerk

  • Lezersbijdragen Bijzondere bevalling

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • B. Bruijn

    Coll. Balkema, ik heb dit geschreven. Het verhaal is veel langer dan dat hier staat en de proefpersen zijn eruitgehaald, omdat het veel te lang werd. U hebt gelijk, dat dat de mooiste optie zou zijn, maar het geheel vorderde niet en toen moest ik opd...rukken. Er was in alle hectiek geen andere optie. Ik vind uw reactie echter wel een zekerheid van stelling hebben door iemand die niet ter plaatse was, die me wat tegen de borst stuit.

  • C.J. Dekker

    , URK

    Collega Balkema lijk mij een heel goede stuurman. Aan wal.

  • P.J.C. Balkema

    , HULSHORST

    Onbegrijpelijk!!Een grande mult, diep staand caput, 2 keer persen en het kind was geboren. Veel minder risico dan nu.

  • M.A.J. Hanekamp-Koopman

    , ZEVENAAR

    Fantastisch !
    Een geweldige kraamvrouw en een zeer opofferende huisarts--goede tijden.
    Zelf maakte ik als coassistent op Curacao mee dat de gynaecoloog in dezelfde situatie niet wenste te komen ,
    omdat het toch "verkeerd " zou gaan--zeer traumatisch......

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.