Tot nut van het algemeen (Martinus Nieuwenhuijzen)
Plaats een reactieDe vereniging Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (‘het Nut’) heeft de afgelopen eeuwen gezorgd voor (Nuts)scholen en openbare leeszalen, schoolboekjes, kweekscholen en andere vormen van beroepsonderwijs, (Nuts)volksuniversiteiten, (Nuts)spaarbanken en (Nuts)verzekeringen en talloze andere initiatieven op het terrein van maatschappelijke zorg en welzijnswerk. Veel taken zijn nu overgenomen door overheid of bedrijfsleven, maar het Nut is nog altijd actief.
Het idee voor een genootschap voor ontwikkeling van minvermogenden, ‘onafhankelijk van enige groepering van levensbeschouwelijke, politieke of economische aard’, kwam van Jan Nieuwenhuijzen, doopsgezind predikant te Monnickendam.
Zijn geestdriftige zoon Martinus maakte het plan concreet, met accent op de modernisering van het (deplorabele) schoolonderwijs en opvoeding van de jeugd, een doelstelling die bij de oprichtingsvergadering op 16 november 1784 unaniem werd aanvaard.
Martinus Nieuwenhuijzen wordt in 1759 geboren in Middelharnis – zijn vader was eerst boekdrukker te Haarlem, maar veranderde op latere leeftijd van professie. Het gezin verhuist al snel naar Aardenburg en als vader in 1771 wordt beroepen in Monnickendam, trekt de begaafde Martinus in bij een oom die voorganger is in Leiden. Na de Latijnse school aldaar kiest hij niet voor de predikantenopleiding, maar voor geneeskunde, twee jaar later gevolgd door een vierjarige praktijkopleiding tot apotheker, met botanielessen in de hortus. Hij zet zijn geneeskundestudie voort in Harderwijk, publiceert zijn eerste gedichten en een handboek voor beginnende apothekers. Na zijn promotie, eind 1783, vestigt Nieuwenhuijzen zich als arts in Edam, woont in het huis van predikant Hoekstra, waar het Nut wordt opgericht – en waar thans het landelijke bureau is gevestigd. Als Nut-secretaris verplaatst hij zijn standplaats naar Amsterdam, schrijft schoolboekjes, houdt spreekbeurten, levert bijdragen aan diverse tijdschriften, bewerkt Shakespeare’s Othello. Veel energie steekt hij in onderwijshervorming, de didactiek van spellen, lezen en schrijven, met gebruik van ABC-plankjes en wandkaarten. Daarnaast visiteert hij, als arts in dienst van de Amsterdamse doopsgezinden, achterstandswijken en weeshuizen.
In 1789 treedt Nieuwenhuijzen in Haarlem in het huwelijk en overlijdt na vier jaar met verschijnselen van tyfus. Zijn zoon blijft ongehuwd, zijn dochter krijgt een dochter die trouwt met de bekende Haarlemse uitgever A.C. Kruseman – hun zoon krijgt in 1849 bij koninklijk besluit de naam Nieuwenhuijzen Kruseman.
Jan Hein van Dierendonck, tekst en beeld
Klik hier voor alle bijdragen van de column Spraakmakers.
<strong>Klik hier voor een PDF van dit artikel</strong>- Er zijn nog geen reacties