Niet-geprioriteerd
Plaats een reactieDe kogel is door de kerk. Keuzes zijn gemaakt. Ingegeven door een tekort aan personeel op de operatiekamers, aankomende bezuinigingen en de volumenormen in het IZA. Ons academisch ziekenhuis gaat inzetten op oncologie, traumatologie, vaatchirurgie en neurochirurgie. De rest mag inleveren, nog voor de inhaalzorg na covid goed en wel van de grond is gekomen.
Het is een bittere pil, maar we hebben geen andere keus dan ons erbij neer te leggen. De nieuwe werkelijkheid, zwart-op-wit van de raad van bestuur: wij zijn als afdeling ‘niet-geprioriteerd’.
Na maandenlang documenten aanleveren om inzichtelijk te maken waarom onze zorg er wél toe doet, trekken we toch aan het kortste eind. Onze operatie-uren worden gehalveerd en een substantieel deel van onze medisch specialisten zal elders zijn heil moeten zoeken. De sfeer op de werkvloer is tot ver onder nul gedaald. De blijdschap bij de geprioriteerde vakken is moeilijk aan te zien. De tweedeling, die op zoveel fronten in de maatschappij aanwezig is, splijt nu ook de verschillende vakgroepen. De geprioriteerdenversus de niet-geprioriteerden.De uitverkorenen versus de kneuzen.
Het is maandagochtend en met lichte tegenzin start ik mijn polikliniek. Hoe ga ik in hemelsnaam patiënten uitleggen dat ik ze toch niet kan opereren? Of dat de huidige wachttijd zomaar kan verdubbelen?
Gelukkig is mijn eerste patiënt een gezellige vijftiger, eigenaar van een aantal horecagelegenheden. Ook hij vindt het wel vroeg zo op de maandagochtend, het schept een band. Hij is inmiddels twee keer elders geopereerd aan een premaligne afwijking, zonder succes. De kans op maligne ontaarding is beperkt, maar met zijn leeftijd is het van belang de afwijking echt volledig te verwijderen. De nauwe relatie met omgevende structuren maakt het technisch een lastige ingreep. Groei kan blijvend schade geven. Operatie moet dus echt hier en het liefst snel.
Ik adem diep in voordat ik hem ga uitleggen wat de wachttijd is. Vóór covid was dit binnen drie maanden, nu is het richting een jaar. Eigenlijk onacceptabel lang. Ik zeg hem dat ie aan de bel mag trekken als tussentijds de klachten veranderen. Hij is zichtbaar teleurgesteld eb vraagt wat de reden is van deze lange wachttijd. Ik probeer een overtuigend verhaal op te hangen zonder de term ‘niet-geprioriteerd’te noemen. Iets over personeelstekort, keuzes in het ziekenhuis; kanker en ongevallen gaan nu eenmaal voor.
Hij kijkt me even doordringend aan. Zijn gezichtsuitdrukking toont medeleven met de dokter, maar ook een stukje galgenhumor. Zijn mondhoek krult omhoog. ‘Nou dokter, als het dan kanker wordt, word ik in ieder geval wél sneller geholpen.’
Ik weet niet of ik van die opmerking moet lachen of huilen.
Lees ook- Er zijn nog geen reacties