Lezersverhalen
5 minuten leestijd
coronaperikel

Coronasurvivor

Plaats een reactie
Getty Images
Getty Images

Ze noemen me voor de grap een coronasurvivor. In eerste instantie de meest paranoïde arts, die als knipoog van het lot als eerste werd getroffen. Met nog maar één coronapatiënt op onze ic-afdeling kreeg ik een hoestje en ben ik gegeneerd naar huis gegaan; ik voelde me immers prima en vond mezelf nogal een aansteller. De volgende ochtend naar de coronadrive-in; ik moest in mijn auto blijven en na twee positieve swipes en drie weken in thuisquarantaine mocht ik weer terug aan het werk.

Terug…. maar dit voelde niet als terugkomen. Terugkomen suggereert dat je ergens al eerder bent geweest. Dit was nieuw. Ik had net als iedereen wel gehoord over de verhalen aan de frontlinie, de doorligwonden op de neus en de nieuwe anonimiteit waarin we nu moesten functioneren achter onze maskers, maar toch voelde het raar toen ik het doodstille ziekenhuis in liep. Geen vrijwilligsters meer in de entreehal, verdwaalde familieleden of patiënten die al slepend met een infuuspaal, hun urinezakje half uit hun pyjama hangend even een frisse neus gaan halen (oftewel: stiekem een sigaret opsteken).

Ik had me tijdens mijn afwezigheid goed ingelezen, de webinars bekeken en was nagenoeg bij met de vele e-mails over alle nieuwe protocollen. De overdracht in de collegezaal om afstand te kunnen waarborgen. Daarna met collega's mee naar het commandocentrum waar een coassistent me ijverig het gebruik van de walkietalkie uitlegde, die we nu gebruiken om in coronaland bereikbaar te kunnen blijven. Mijn sein liet ik achter in dit centrum en ik liep naar de volgende kamer, die ingericht was als aankleedruimte. Met inachtneming van de anderhalve meter zag een nieuwe coassistent erop toe dat ik masker, pak en skibril goed opzette. Ik mocht naar binnen.

Daar liggen ze dan. Allemaal patiënten met nagenoeg hetzelfde ziektebeeld, allemaal mensen die een maand eerder nog gezond en wel over straat liepen, nu hier, bij ons, op hun buik, met een foto van zichzelf, familieleden en kat of hond boven hun bed geplakt. Een draaiteam van zes man komt dagelijks langs en draaien de patiënten als wentelteefjes om en om. De handigheid van het draaiteam laat pijnlijk zien hoe vaak ze dit al hebben moeten doen.

Al na een week had iedereen buiten voor ons staan klappen. Dat voelde toen vreemd, we deden en doen gewoon ons werk! Zeker de ervaren ic-verpleegkundige doet gewoon wat ze al jaren heeft gedaan. In een onderbelicht gedeelte van het ziekenhuis is zij degene die de familie, nu via Skype of videocall, informeert. Ze weet niet alleen de achternaam en huidige antibioticatherapie. Ze kent de patiënt tot in de kiertjes van haar PPG-pak dat ze nu alweer uren aanheeft. Per milliliter worden de diurese en maaghevelinhoud gemeten, het aspect van drains en insteekplekken is tot drie cijfers achter de komma beschreven en zonder te hoeven kijken op een statusformulier kan ze zeggen hoe laat de laatste paracetamol is aangehangen.

Het is het einde van de ochtend en mijn masker kriebelt me aan mijn kin. Ik heb koffie nodig, maar een van de patiënten gaat niet lekker, dus gaan we op missie naar de scan. De oorlogsmetaforen slingeren ons om het hoofd, maar hier is het woord missie zeer toepasselijk. Zelfs met alle concentratie en liefde van de wereld is het onmogelijk om alle bedrading, infuuslijnen, slangetjes en pompjes op het bed te leggen zonder knopen.

Bewakingspersoneel leidt ons als vips via omwegen naar de scan. Voorbijgangers springen opzij en duiken weg in andere gangen. We slalommen verder en komen aan bij de scan waar de röntgenlaborant al op ons wacht. 80 procent aangedaan wit longweefsel. De bijenstructuur betekent weinig goeds en bevestigt nogmaals de hypoxemische bloedgassen. Niet alleen lucht heeft moeite de longen in te komen, ook het bloed. We zien duidelijk longembolieën. Inflammatie heeft het bloed doen stollen, de lever en het immuunsysteem zijn compleet in de war. De bewaking staat nog op ons te wachten, na een nieuwe obstacle run komen we weer aan bij homebase. De zweetpareltjes op onze oververhitte gezichten worden opgemerkt door collega’s wanneer de deuren van de ic hermetisch achter ons sluiten. Grappend beginnen er twee te klappen: helden van de zorg.

Eindelijk pauze. Eindelijk naar de wc. Eindelijk koffie. Maar niet in de spiegel kijken na vier uur die rotbril op, daar wordt niemand vrolijk van. Met een tweede bak koffie, een tosti en een appel ren ik richting het multidisciplinair overleg. De artseneed van Hippocrates in het gedrang. Do no harm. We zullen niet luisteren naar Trump die voorstelt om desinfectiegel in te spuiten. Zover waren we wel gekomen. Maar we weten simpelweg nog niet met zekerheid waar we goed aan doen. Natuurlijk is er heel veel wat we wél weten, de zones van West, V/Q mismatch en ARDS-definities en herdefinities kunnen we inmiddels dromen. Maar vaak zijn onze protocollen gebaseerd op jarenlange ervaring en RCT’s. Nu is dat anders, en dat maakt menig arts soms nerveus.

Onze beste vriend en vijand is de Tijd. Het lichaam heeft tijd nodig om tot rust te komen, tijd om te herstellen. Maar gevaren liggen op de loer. En elke dag worden spieren zwakker, lamgelegd door hoge doseringen sedativa en verslapping. Elke dag vraag ik me af: is er een bacterie of schimmel die profiteert van de situatie en houden de nieren de vochtbalans nog enigszins op pijl? Normaalste zaken van de wereld als plassen, poepen, ademhalen en het kloppen van het hart kunnen een probleem worden op de ic. En dan heb ik het niet alleen over de hypercapnische hoofdpijn en mijn onmeetbare SpO2 na vier uur masker, de gemiste pauzetijden, mijn hartslag als een beademingsfilter even losschiet en we volledig worden bedolven onder de coronawalmen.

Mijn gevoel staat niet uit. De deur staat op een kiertje, soms glipt er iets naar binnen. Een zwangere vrouw van mijn leeftijd moet op haar buik. De papa wenst actieve opvang, maar we spreken over ‘het’ en niet over hij of zij tijdens de visite. Naast deze dame ligt een verpleegkundige uit een ander ziekenhuis. Hij heeft al vijfmaal op zijn buik en rug gelegen. Met familie bellen zonder ze te zien is lastig, het missen van de non-verbale taal maakt het moeilijk om in te schatten of de boodschap die je wilt brengen goed is overgekomen. Het voelt als een dans, twee stappen vooruit, een stap achteruit, elke dag hopelijk een pasje dichterbij de uitgang van de ic. Een nieuwe coronasurvivor.

Het aantal ic-bedden is nu een dagelijks gespreksonderwerp tussen elke anderhalve meter afstand op elke hoek van de straat. Het lijkt erop dat we niet in een Italiaanse situatie terecht zullen komen, maar het is nu al duidelijk te merken dat niet alleen ouders met schoolgaande kinderen coronamoe worden. Ik kan het aflezen aan de gezichten van mijn collega’s. We krijgen nu minder nieuwe patiënten binnen, maar wie nu nog bij ons is achtergebleven als patiënt heeft het vaak zwaar te verduren. Daar komt bij, de versoepeling van quarantaine betekent waarschijnlijk nog geen terugkeer naar ons leven hiervoor, maar eerder dat er weer plek is voor nieuwe patiënten op onze afdeling…

Meer coronaperikelen

coronaperikel
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.