Blogs & columns
Martin Jan Schalij
3 minuten leestijd
Column

Terug naar de basis

Plaats een reactie

Er zijn weinig gebieden in de geneeskunde die in relatief korte tijd zoveel vooruitgang hebben laten zien als de cardiologie. Was veertig jaar geleden de prognose van een patiënt met een acuut infarct beperkt en de sterfte in het ziekenhuis hoog, met de introductie van achtereenvolgens de hartbewaking, trombolytica, de acute PCI-/stentprocedure en de regionale triage is de sterfte na infarct dramatisch gedaald van enkele tientallen procenten tot 1 à 2 procent nu

Harmen de Jong
Harmen de Jong

Door secundaire preventie is de prognose na ontslag sterk verbeterd en veel patiënten kunnen hun normale leven weer oppakken. Ook de behandeling van hartfalen, ritmestoornissen, aangeboren hartafwijkingen en klepafwijkingen is de afgelopen jaren enorm verbeterd, waardoor de meeste patiënten nu langdurig een min of meer normaal leven kunnen leiden. Het wetenschappelijk onderzoek in Nederland op cardiovasculair gebied is daarnaast toonaangevend met vele duizenden publicaties de afgelopen jaren.

Met de introductie van een grote verscheidenheid aan diagnostische en therapeutische hulpmiddelen is ook de behoefte aan superspecialistische kennis toegenomen, met een verregaande differentiatie van het vak van cardioloog als gevolg. Naast de algemeen cardioloog hebben onder meer de interventiecardioloog, de elektrofysioloog, de hartfalenspecialist, de cardioloog congenitale hartziekten en de imaging cardioloog hun intrede gedaan. Vanzelfsprekend lijkt dit een goede ontwikkeling. Deze s­uperspecialisten hebben hun eigen werkgroepen opgericht, die vervolgens kwaliteitseisen en volumenormen hebben opgesteld waar externe toezichthouders weer dankbaar gebruik van maken.

Een groot deel van de zorgvraag vereist geen superspecialistische kennis!

Mede hierdoor is het echter bijna onmogelijk om als cardioloog het vak nog in de volle breedte uit te uitoefenen en ontstaan de volgende problemen:

1. In de grotere klinieken met veel verschillende taken is het niet ongewoon dat drie à vier cardiologen dienst moeten doen om in het geval van spoed voldoende expertise te kunnen bieden. Echter om de dienstbelasting niet te groot te laten worden betekent dit dat er ten minste vijf cardiologen per specialisatie beschikbaar moeten zijn.

2. In de kleinere klinieken is het als gevolg van de volumenormen
moeilijk geworden om de basale functies het hele jaar aan te bieden, laat staan dat het mogelijk is om 24/7 de meer ­complexe functies te kunnen vervullen.

Dit lijkt me geen goede ontwikkeling. We moeten dan ook kritisch naar kwaliteitseisen en volumenormen blijven kijken en daarbij uitgaan van de algemeen cardioloog die over een aantal kwalificaties beschikt, zodat het mogelijk blijft om in ieder geval de 7x24-uurszorg te garanderen in de meeste klinieken. Tenslotte vereist een groot deel van de zorgvraag geen superspecialistische kennis!

Natuurlijk blijven superspecialisten nodig, maar wellicht meer dan nu in een consultatieve rol. Echter, de algemeen cardioloog moet de spil van het cardiologisch bedrijf blijven en een belangrijke rol nemen/krijgen in de zorgtransitie die ons te wachten staat. Het is namelijk ondenkbaar dat wij over tien jaar nog op dezelfde manier zorg leveren als nu: zeer traditioneel met schotten tussen de verschillende zorgverleners. De cardioloog van de toekomst zal onderdeel worden van een netwerk van zorgverleners die ondersteund door e-health-toepassingen patiënten thuis behandelen, videospreekuren doen in plaats van fysieke face-to-facespreekuren en gericht zijn op primaire en secundaire preventie met specifieke aandacht voor kwetsbare groepen en biodiversiteit. Dit zal veel vragen van de cardioloog – en van de opleiding tot cardioloog –, met maatschappelijk handelen en medisch leiderschap als belangrijke competenties.

Als we niet willen dat anderen het van ons overnemen, is het belangrijk om als cardiologen de regie in deze transitie te voeren, want zij zijn hiervoor als geen ander geschikt! De door de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC) ontwikkelde Connect-programma’s – die regionaal de organisatie rondom patiënten met hart- en vaatziekten verbeteren zullen daarbij een belangrijk hulpmiddel blijken en een voorbeeld zijn voor veel andere vakgebieden.

Martin Jan Schalij, hoogleraar cardiologie LUMC, voorzitter Concilium Cardiologicum NVVC

cardiologie hart- en vaatziekten
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.