Hoe haal je de mens uit de neanderthaler?
Plaats een reactieMijn laatste roman, Monstrum, speelt zich af in de wereld van de paleogenetica. Het bekijken van onlinepresentaties over dit vakgebied werd een lichte verslaving toen ik een tijd lang aan bed gekluisterd was.
Paleogenetici isoleren, sequensen en analyseren het DNA uit botten van duizenden jaren oude stoffelijke resten. Dat vereist geklauter door grotten en speciale labtechnieken, maar vooral ook enorme rekenkracht van computers: minuscule DNA-fragmenten moeten worden aaneengeregen tot volledige genomen. Grondlegger van het vakgebied is de Zweed Svante Pääbo, die afgelopen maand de Nobelprijs ontving; hij wist als eerste het neanderthalergenoom te ontsleutelen, en later ook dat van de denisovamens.
Paleogenetica biedt een kijkje in de geschiedenis, maar is vooral interessant omdat het ons toestaat te onderzoeken wat wij zelf zijn. Waaruit bestaan de genetische veranderingen die onze specifieke ‘menselijke’ aanpassingen hebben gefaciliteerd? Het moeten bijzondere adaptaties zijn geweest, want geen levensvorm heeft in zo’n korte tijd zo’n enorme invloed gehad op de planeet als wij. De succesvolste diersoort ooit zijn we natuurlijk niet. Sterker nog: we zijn niet eens de succesvolste mensachtige. Homo erectus heeft het twee miljoen jaar uitgehouden voordat wij kwamen.
Mannen voelden eindelijk erkenning voor de oermens in zichzelf
De betreffende aanpassingen ontstonden tussen 600 duizend jaar geleden, toen onze voorouders en die van de neanderthalers zich van elkaar afsplitsten, en 200 duizend jaar geleden, toen onze hersenen volledig waren uitontwikkeld. Ze zullen liggen in de beperkte verschillen met neanderthalers: ruim 30 duizend single nucleotide mutaties, en zo’n 125 inserties en deleties. Alle mutaties bij elkaar hebben geleid tot slechts 96 aminozuren verschil, verspreid over 87 genen. Een extra, coderend homosapiensgen bestaat niet.
In Eurazië hebben onze voorouders zich met neanderthalers voortgeplant, en in Azië ook met denisovamensen, ontdekte Pääbo. Hij vond dat de gemiddelde Euraziaat daardoor zo’n 2 procent neanderthaler-DNA bij zich draagt. Welk deel precies verschilt van persoon tot persoon; in totaal kan bijna de helft van het neanderthaler-DNA worden teruggevonden bij moderne mensen. Om te begrijpen hoe we zijn ontstaan, moeten we dus zoeken in die helft van ons genoom waarin juist géén neanderthaler-DNA of denisovamens-DNA is aangetroffen. Daarvan hebben we een paar grote lappen, op vijf chromosomen. Met name relevant lijkt de neanderthalervrije zone op chromosoom 7, rondom het FOXP2-gen: een transcriptiefactor betrokken bij hersenontwikkeling. Mutaties in dat gen leiden bij hedendaagse mensen tot ernstige taal- en spraakstoornissen. De verschillen in de regulatoire zones rondom dat gen maken aannemelijk dat spraak bij de neanderthalers veel minder ontwikkeld was; het klassieke beeld waarin ze zich uiten met lompe oerklanken zou dus best kunnen kloppen.
Pääbo leerde al snel dat de aanwezigheid van neanderthaler-DNA in ons genoom niets nieuws was. Vooral veel mannen mailden hem om te bedanken: ze kregen eindelijk erkenning voor de oermens die ze altijd in zichzelf hadden gevoeld. De brieven van vrouwen waren anders: voor de meesten van hen bewees Pääbo’s onderzoek dat ze inderdaad met een neanderthaler waren getrouwd.
links
https://carta.anthropogeny.org/resources/media
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC4864120/
https://www.youtube.com/watch?v=R1R8yrEGAgw
Meer van Miquel Ekkelenkamp- Er zijn nog geen reacties