Blogs & columns
Bert Keizer
3 minuten leestijd
euthanasie

Doorverwijzen?

1 reactie

Het was, meen ik, Descartes die zei: er is geen opinie zo gek of je vindt wel een filosoof die hem ooit heeft verkondigd. Iets dergelijks geldt ook in de geneeskunde. Er is geen ingreep zo uitzinnig of je vindt wel een arts die het een goed idee vindt.

Zo heb ik twee patiënten gekend die een chirurg hadden weten aan te zetten tot een bovenbeenamputatie vanwege onbegrepen pijn. Het ging om incestslachtoffers, zo leerde ik later, oftewel vrouwen die zich op grond van verwoestende jeugdervaringen op een oninvoelbare afstand van hun lichaam wensten op te houden. Een gedoemd initiatief, dat nooit geheel viel uit te voeren, want dan zouden ze hun hele lichaam immers moeten prijsgeven.

Voor beiden moest er wel flink worden gezocht alvorens ze een voldoende lankmoedige collega aantroffen. In de brief van één chirurg stond als indicatie: ‘op aandringen van de patiënt werd besloten tot …’.

Ik heb echter nog nooit een collega gesproken die zei: ‘Mocht je ooit met een euthanasie zitten waar je eigenlijk niet zo’n zin in hebt, bel mij, dan doe ik het wel even.’ Ik zou dat ook een beetje een engerd vinden.

Toch hangt de regel in de lucht dat dokter A, bij afwijzing van een gerechtvaardigd verzoek om euthanasie, de plicht heeft door te verwijzen naar dokter B. Alleen bestaat dokter B niet. Op een recent symposium nam de KNMG een duidelijk standpunt in door deze vermeende doorverwijsplicht te ontzenuwen. Het wordt ook niet haalbaar geacht een en ander via een proefproces juridisch af te dwingen of om achteraf het niet doorverwijzen bestraft te krijgen.

Rond euthanasie vind je ruwweg drie standpunten onder artsen: je hebt de strikte afwijzers, de halfslachtige niet-echt-afwijzers die het wel héél héél erg moeilijk vinden en de groep die meent er soms niet omheen te kunnen.

Artsen die het héél héél erg moeilijk hebben met euthanasie, denken graag dat er collega’s zijn die het veel makkelijker afgaat. Ik kan hun hier meedelen dat de groep voor wie het een makkie is, niet bestaat. Het is geen appendectomie.

Het uitstekende advies van KNMG-voorzitter collega Nieuwenhuijzen Kruseman is om vroegtijdig aan je huisarts te vragen wat hij denkt van euthanasie. Dan weet je als patiënt of je met een strikte afwijzer, een mogelijke afwijzer of een meegaande te maken hebt.

Ik geloof dat veel patiënten langs deze weg toch in de narigheid kunnen belanden omdat de halfslachtige afwijzers/meegaanders door de ongewisse aard van hun standpunt pas kleur kunnen bekennen als er op onontkoombare wijze een beroep op hen wordt gedaan. Dan pas zien ze dat ze het echt niet willen kunnen durven. Maar dan is het ook te laat voor doorverwijzing.

Ik ben één keer dokter B geweest en vond het een lastig parket. Dokter A was in dit geval een antroposofisch huisarts wiens standpunt geen verrassing kon zijn voor de patiënt. Maar ze achtte die man hoog en had jaren met veel vertrouwen bij hem gedokterd.

Des te pijnlijker was het om zich in haar laatste weken van hem te moeten losmaken. Het wekte bij hem voor de hand liggende gevoelens en hij liet dat merken ook. Ik kende haar als de echtgenote van een verpleeghuisbewoner die lange tijd onder mijn hoede viel.

Het ging om een schrijnende toestand, dat gelooft u allemaal wel, en de toetsingscommissie geloofde het ook, maar ik vond het een vreemd avontuur. Het is alsof je zonder repeteren het toneel op wordt geduwd in de laatste scène van het laatste bedrijf van een loodzwaar drama dat al veel langer gaande is.

Ik ben toen min of meer met de schrik vrijgekomen, maar mijn bereidheid tot een dergelijke noodsprong is er niet door gegroeid.

Bert Keizer is verpleeghuisarts

download
euthanasie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • J. van der Meulen

    , DORDRECHT

    Vanmiddag reeds onderstaande reactie verstuurd maar daar ik geen bevestiging van ontvangst heb gekregen, stuur ik het opnieuw.

    Mvrgr

    J. van der Meulen, internist-nefroloog

    De column “Zonder handschoenen” lees ik met veel genoegen behalve dan de la...atste met als titel “Doorverwijzen” en daarbij in de kantlijn een opvallende aanhaling. Collega Bert Keizer beschrijft, op de hem onnavolgbare wijze, het probleem van de patiënt die aangekomen bij een uitzichtloos en ondragelijk lijden, ontdekt dat de arts, die hem tot dat moment begeleidde, (opeens?) een ander inzicht heeft over het te volgen laatste traject van het levenspad. Het voorstel van de KNMG-voorzitter om ter voorkoming van deze verrassing vroegtijdig met de huisarts te overleggen hoe zijn of haar TomTom dit laatste stukje levensweg beschrijft, biedt geen, zoals de schrijver blijkbaar en ook ik weten, zekerheid dat juist op dat cruciale moment zich geen scheiding der geesten openbaart.

    Wat te doen? Collega Bert Keizer voert nu een door hem beschreven engerd, dokter B, ten tonele. Geen “virtual reality” personage, want hij heeft eenmaal zelf met weinig genoegen deze rol moeten spelen. Waarom hij zichzelf in de rol van dokter B een engerd vond, is mij niet geheel duidelijk. Van dokter B weten we dat hij de volgende tekst heeft gesproken: “Mocht je ooit met een euthanasie zitten waar je eigenlijk niet zo’n zin in hebt, bel mij, dan doe ik het wel even”. Dit gesprek moet gezien het onderwerp gevoerd zijn met een andere arts, maar welke arts? Er worden twee mogelijkheden geboden: het kan een strikte of een halfslachtige niet-echte afwijzer van euthanasie zijn en het is duidelijk dat als er geen dokter B is, de patiënt uiteindelijk het gelag betaalt of te wel het loodje legt. Waarom is dokter B, die de loden last van de patiënt zijn schouder haalt, een engerd?

    Ja, het is eng als dokter B tot de door de auteur genoemde derde categorie artsen behoort, zij die menen er soms niet omheen te kunnen. Hij zal dan rond de aangehaalde zin uit het telefoongesprek wel hebben uitgelegd dat het jammer genoeg “nu net niet mogelijk is maar mocht je……”. Waar is de vierde categorie artsen, of zijn dat in de ogen van de schrijver de vijfde colonne, die vinden dat er een recht op euthanasie is? Als je als arts die mening bent toegedaan, dan is het voor de patiënt te hopen dat iedere strikte of halfslachtige niet-echte afwijzer van euthanasie een “dokter Buddy” heeft die de telefoon opneemt. Zelf heb ik tweemaal deze rol gespeeld die in de contradictio in terminae resulteerde dat een agnost een en ander pro deo deed, maar de bereidheid tot een dergelijke noodsprong is er niet door veranderd.

    J. van der Meulen, internist-nefroloog

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.