Blogs & columns
Blog

Suiker is geen vergif

Plaats een reactie

Nu ze hem hadden vastgezet, zouden ze hem zeker willen doden. Zijn vijanden, die hij verraden had, zouden hem zeker weten te vinden. De bewakers zouden worden omgekocht. Er zouden gevangenen naar binnen worden geleid die geen gevangenen waren, maar die hem konden doden. Niet met een gevecht, want dat zou tot vragen leiden.

In dit land werden geen politieke tegenstanders omgelegd. Dat wilde dat land in elk geval geloven. Ze zouden iets in zijn eten doen, in zijn drinken, in zijn tabak. Iets wat geen sporen achterliet. Hij was geen chemicus, hij had geen verstand van zulke zaken. Beter om bij alles uiterst voorzichtig te zijn. Het was een kwestie van risico’s beperken en proberen te overleven. Water uit een gesloten fles was beter dan water uit de kraan. In een fles kon ook gif worden gedaan, zelfs nadat de dop was verzegeld, met een kleine injectiespuit, zodat niemand er iets van zag, maar dat vroeg meer voorbereiding. Via de kraan op zijn cel kon direct iets worden ingespoten, een gif dat zich ophoopte in de sifon en met het water naar buiten stroomde. Als hij sliep, kwamen ze in zijn cel. Dat moest met hulp van de bewakers zijn, want die waren de enigen met een sleutel. Of zijn vijanden hadden de sleutel gestolen of nagemaakt. Hij wist dat ze er waren, want ze lieten altijd sporen na. Een beker die verzet was. De stoel die was verschoven. Zo professioneel waren ze dus niet. Of ze wilden dat hij wist dat ze er waren. Er zaten sporen stront in de wc terwijl hij niet was geweest. Dat was pure provocatie. Een keer lag er een briefje voor de celdeur. ‘Elke maf in zijn eigen graf.’ Het was duidelijk wat daarmee werd bedoeld. Een van de gevangenen was een rapper. Die had dus een tekst voor hem moeten maken. Maar de bedreigingen waren een rookgordijn. Als hij zijn aandacht richtte op een briefje dat voor de deur lag, of voor een vieze wc-pot, kon de aanval onverwacht van een andere kant komen. Een kleine naald met gif, die omhoogstak vanuit het kussen van een stoel. Het was daarom dat hij niet ging zitten, hoe ze er ook op aandrongen. Gas dat ’s nachts in zijn cel werd gespoten. Hij ging niet in bed liggen en sliep licht, gehurkt in de hoek van de cel, waar nog wat buitenlucht langs de kieren van het venster naar binnen kwam. Ze zagen al zijn bewegingen en gedragingen, want ze hadden overal camera’s. Hij moest dus oppassen dat ze niet juist van buiten zouden komen. En hij moest ook op zijn hoede zijn voor vriendelijke gebaren. Voorgewende vriendelijkheid is vijands beste wapen. Ze vroegen hem om uit zijn cel te komen en met hen een kop koffie te drinken. Ze waren met z’n drieën: een magere bewaarder die zei dat hij zijn mentor was, kwam aan de celdeur. Maar waarom had hij een mentor? Hij had nooit een mentor gehad. Hij was in een psychiatrische gevangenis geplaatst, waar blijkbaar iedereen een mentor had, omdat ze hem gek wilden verklaren. Zo konden ze alle bewijzen die hij zou vinden wegwuiven en zijn verklaringen afdoen als wartaal. En ze konden hem medicijnen geven. Dat dat geen werkelijke medicijnen waren, gaven ze zelf al toe, door te zeggen dat tabletten bijna altijd werden uitgespuugd  en dat hij daarom druppels kreeg. De mentor had ze weer bij zich, een klein glaasje met vloeistof. Als je niet beter wist, zou je denken dat het jenever was. Hij weigerde het glaasje aan te pakken. De mentor glimlachte. Dat was natuurlijk omdat hij wel wist dat het geen medicijnen waren.

‘Een kopje koffie dan?’

In de hoek van de woonkamer zat een dikke bewaarder te lachen, die wist wat er speelde en zo dom was om zich te verraden. Of hij was er al zeker van dat de gevangene niet zou ontsnappen. De derde bewaarder keek strak voor zich uit. Die zou hem moeten grijpen als hij verzet zou plegen.

‘Koffie?’ vroeg de mentor nog een keer.

Zoals een wild dier soms stapje voor stapje de vijand met iets lekkers in zijn handen nadert, zo liep hij langzaam en voorzichtig in de richting van de koffie. De dikke man schonk hem in.

Het bekertje, dacht hij ineens. Hij kreeg een plastic bekertje, terwijl de bewaarders uit echte bekers dronken. Hij zou vlug drinken. Als er dan iets aan de rand van het bekertje zat, had het niet veel tijd om op te lossen. Hij liep naar de suikerpot die op een andere tafel stond en bracht zijn koffie met drie lepels op smaak.

Later verbaasden de psychiater en de verpleegkundigen zich erover dat hij zonder enige aarzeling suiker uit de open suikerpot had durven nemen. Als je zo bang was om vergiftigd te worden, was suiker toch wel het eerste waarvan je kon denken dat er mee was geknoeid.

Blijkbaar was de koffie zo bitter dat de smaak van suiker even het allerbelangrijkste was.

lees ook
suiker
  • Yolande de Kok

    Yolande de Kok is psychiater. Op haar vrije dagen is zij graag met haar hond in de duinen.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.