Blogs & columns
André Weel
André Weel
3 minuten leestijd
Blog

Simon Vestdijk, arts en patiënt

1 reactie

Het is nooit leuk om een chronische patiënt te worden. En als je zelf arts bent, kan dat vreselijk zijn. Je schaamt je voor je kwaal. Je ziet elke aarzeling, elk foutje bij je behandelaar. Die behandelaar wordt misschien wel nerveus van jou als collega. Jij wilt behandeling A of geneesmiddel B, maar hij of zij denkt er anders over. Moet je jouw arts-zijn eigenlijk wel melden aan je behandelaar? Vroeger deed je dat zeker, want als arts-patiënt kon je rekenen op een voorkeursbehandeling. Je werd buiten de gewone spreekuren ontvangen. Je kreeg nooit een rekening, want ‘collega’s doen het nu eenmaal voor elkaar’. Die tijd ligt achter ons. Gelukkig maar.

Eén van de bekendste Nederlandse arts-patiënten is de schrijver Simon Vestdijk. Uit zijn nagelaten brieven weten we hoe hij met zijn arts-patiëntschap heeft geworsteld. Zeker als hij eenmaal niet-praktiserend is geworden. Dan lijkt het alsof je al je aanzien hebt verloren.

Een korte biografie. Vestdijk (1898-1971) groeit op in Harlingen als enig kind van een leraar gymnastiek. Als kind heeft hij interesse in boeken, muziek en beeldende kunst. Hij gaat naar de HBS in Leeuwarden, waar arts-schrijver Jan Slauerhoff een klas hoger zit. Op zijn zeventiende dienen zich de eerste depressieve episoden aan.

Na zijn eindexamen gaat hij in 1917 geneeskunde studeren in Amsterdam. De medische faculteit telt dat jaar honderd eerstejaarsstudenten, waarvan 13 vrouwen. Colleges worden gegeven in de Oudemanhuispoort en aan de Mauritskade. Vestdijk brengt veel tijd door in de universiteitsbibliotheek aan de Prinsengracht, en ook in het Leesmuseum aan het Rokin dat over tienduizenden boeken beschikt en geabonneerd is op honderden kranten en tijdschriften. Hij noteert alles wat hem opmerkelijk lijkt. Hij maakt aantekeningen over hoogleraren en studenten die model zullen staan voor personages uit zijn latere romans.

Net als Slauerhoff is Vestdijk enige tijd waarnemend huisarts (1927-1932) en in de jaren 1929-1930 scheepsarts. Hij maakt een bootreis naar Nederlands-Indië. In 1932 (hij is dan 34 jaar) geeft hij zijn artsenpraktijk voorgoed op. Hij wordt fulltime schrijver en verhuist naar Doorn waar hij tot zijn dood in 1971 blijft wonen. Het wordt een productieve tijd. Hij schrijft poëzie, essays, novellen en meer dan 50 romans. Als hij 50 jaar wordt, in 1948, roemt de dichter Adriaan Roland Holst de kwaliteiten van Vestdijk met de woorden 'O gij, die sneller schrijft dan God kan lezen!' De P.C. Hooftprijs kan Vestdijk in 1951 niet ontgaan.

Toch is het niet alles goud wat er blinkt. Het leven van Vestdijk wordt getekend door niet aflatende depressieve episoden. Dan is hij niet in staat om te schrijven. Zelf spreekt hij van ‘een endogene depressie’. In zijn brieven schrijft hij er vrij luchtig en soms ironisch over. Nico Keuning heeft de correspondentie uit de jaren zestig tussen Vestdijk en de bedrijfsarts-schrijver Willem (Wim) Brakman gebundeld[i] . Daaruit blijkt hoe Brakman de vaste pillenleverancier wordt van Vestdijk.

In die jaren zien we de opkomst van de tricyclische antidepressiva: imipramine (Tofranil) en amitryptiline (Tryptizol). Vestdijk consulteert af en toe een psychiater in verband met zijn stemmingsstoornis. Na een reeks elektroshocks die geen enkele verbetering brengen gaat hij experimenteren met medicatie. Hij klopt daarvoor bij Brakman aan. Hij wenst Brakman geluk met diens romandebuut Een winterreis. Dan komt hij meteen ter zake. Hij weet dat Brakman tranquillizers slikt. ‘Zou je mij een van die tranquillizers willen verschaffen?’ vraagt Vestdijk. Brakman stuurt 50 tabletten librium. ‘Neem ze niet allemaal tegelijk in: dat geeft namelijk spoedig een vrede die niet meer van deze wereld is’ schrijft de bedrijfsarts Brakman erbij. Later schakelen de vrienden over op Tofranil. Vestdijk noemt dat ‘een wondermiddel’. En Brakman kan kennelijk gemakkelijk en herhaaldelijk flinke hoeveelheden artsenmonsters lospeuteren bij de farmaceutische industrie. Vestdijk neemt soms zesmaal daags 25 mg Tofranil in. Als hij door zijn voorraad heen is schrijft hij weer een bedelbrief aan Brakman.

Waarom gaat Vestdijk niet naar de Doornse apotheek? Kennelijk schaamt hij zich om daar als arts-niet praktiserend aan te kloppen vanwege zijn depressie. Als beroemd schrijver wil hij in het dorp niet bekend staan als psychiatrische patiënt. Aan Brakman schrijft hij: ‘Waarom zou ik die Tofranil niet aan Wim vragen, in plaats van een Doornse apothekeres vet te mesten?’

In 1998 blikt Brakman terug op zijn rol als pillenleverancier van Vestdijk. ‘Zeer veel artsenmonsters zond ik zijn kant uit. (…) Een keer vroeg ik hem of een middel had geholpen. “Nee”, zei hij, “maar ik heb er nu minder last van”. Een echt Vestdijk-antwoord’.

[i] Willem Brakman & Simon Vestdijk. Gaven, giften en vergiften. Brieven, ingeleid en samengesteld door Nico Keuning. Amsterdam-Antwerpen: Querido, 2018.

Meer van André Weel
  • André Weel

    André Weel is bedrijfsarts-niet-praktiserend en epidemioloog; werkzaam als curator bij het Trefpunt Medische Geschiedenis Nederland op Urk.'  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.