Oorlog in mijn hoofd
2 reacties‘Ik ben bijna 90 jaar oud, ruim 65 jaar getrouwd en nog steeds gelukkig met mijn vrouw. We zijn altijd zelfstandig en onafhankelijk geweest. Sinds enkele jaren wonen we met plezier in een gelijkvloerse woning. We zijn iets minder mobiel, maar prima in staat onszelf te onderhouden en te verzorgen.'
'We hebben een lieve familie en een groot sociaal netwerk. In onze ogen zie je nog steeds onze liefde voor elkaar. De laatste maanden gaat het tot mijn spijt iets minder goed met mijn vrouw. Haar geheugen begint haar in de steek te laten. Na het koken vergeet ze soms het gas uit te draaien. Nu kook ik. Ook de boodschappen kan ze niet meer doen; ik doe dat nu. De laatste weken gaat het hard. Ze maakt ook steeds vaker vergissingen in haar persoonlijke verzorging. Tot voor kort was ze altijd tot in de puntjes verzorgd. Nu passen de kleuren vaak niet meer bij elkaar en hartje winter trekt ze een T-shirt aan terwijl ze een gekende koukleum is.
Ik help haar zo goed als ik kan. Maar ineens zie ik weer flitsen van vroeger voor me. De zorg die ik als leidinggevende in militaire dienst voor mijn (gewonde) kameraden had. Door hun verminkte ledematen konden ze het tenue niet meer aantrekken. Dat is confronterend en doet pijn. Ik moet zelf noodgedwongen hulp inschakelen om er niet aan onderdoor te gaan. De thuiszorg komt ons helpen en even lijkt de balans hervonden.
We willen geen diagnostiek of verdere medische hulp. We zijn immers al op leeftijd en hebben het altijd zelf gedaan. De toestand van mijn vrouw gaat steeds verder achteruit. Zonder incontinentiemateriaal kan ze de deur niet meer uit – als ze de deur al uitgaat. Hetzelfde geldt inmiddels voor mij. Als ik haar met ontlasting in bed zie liggen en die geur ruik, zie ik flitsen van Korea voor me. Schouder aan schouder lagen we in schuttersputjes op de vijand te wachten. Onze behoeften deden we gewoon naast elkaar. De beelden zijn zo levensecht dat ik er boos en misselijk van word.
Ik word ook boos op mijn vrouw. Ik ben zelfs bijna een keer fysiek gewelddadig jegens haar geworden. Alleen maar, omdat ze het in haar broek had gedaan, wat mij aan die verschrikkelijke periode van vroeger deed denken. De thuiszorg zei me dat het beter is voor ons allebei om naar de huisarts te gaan. Anders zien zij zich gedwongen om contact met hem te zoeken. Allemaal leuk en aardig, maar dit is de druppel. Ik vroeg ze wie ze in hemelsnaam denken te zijn en waar ze zich mee bemoeien. Wij doen dit zelf en met ons is niks aan de hand. Ik heb ze de deur gewezen en ze komen er niet meer in. Toen ik gevangen ben genomen tijdens de oorlog, is me te vaak verteld wat ik wel en niet moest doen. En als ik niet zou luisteren, zouden ze me afronselen. Dat nooit meer.
Niet veel later staat toch onze huisarts voor de deur. Ze konden het blijkbaar niet laten, de verraders. De huisarts heeft echter altijd het beste met ons voor. Hoewel ik hem nauwelijks heb gezien, heb ik respect voor hem. Hij weet van mijn militaire achtergrond en het feit dat dit voor mij onbespreekbaar is. Tot mijn verbazing zegt hij niks over potentieel gevaar in huis of over mijn verbale en fysieke uitspattingen. Daar moet hij immers toch van weten. Hij glimlacht vriendelijk en na wat over koetjes en kalfjes gesproken te hebben, vraagt hij me: “Stel nou dat u zelf onverhoopt fysiek of mentaal achteruitgaat. Zou uw vrouw dan nog alleen thuis kunnen blijven wonen?” Plots vloeien de tranen over mijn wangen. Met afhangende schouders en schaamte voor mijn eerdere gedrag jegens de thuiszorg, antwoord ik: “Nee, ik ben bang van niet. We hebben hulp nodig. Alstublieft, help ons”.’
Dit is een fictief verhaal, maar het is gebaseerd op waargebeurde casuïstiek van ongediagnosticeerde PTSS en gedragsproblemen die ik tegenkom op mijn huidige werkplek in het verpleeghuis. Tegenwoordig is er – gelukkig – meer aandacht voor een posttraumatische stressstoornis (PTSS). En – ook gelukkig – heeft lang niet elke (ex)militair PTSS, maar als zorgprofessional moeten we ons wel bewust zijn van een mogelijk oorlogsverleden. De soms onmenselijke aftakeling (van een geliefde) kan confrontaties en zelfs herbelevingen opwekken. Goed bedoelde adviezen kunnen door de manier van communicatie in het verkeerde keelgat schieten en averechts werken. Ja, iedereen heeft een gebruiksaanwijzing. En ja, tegenwoordig vragen we overal meer aandacht voor. Maar door kennis van trauma’s en inlevingsvermogen, kan een interne oorlog al voorkomen worden.
W.J.Duits
Bedrijfsarts, Houten
Er is meer dan alleen een diagnose van een ziektebeeld, elke patiënt heeft een eigen geschiedenis. Onbegrepen pijnklachten, jaren behandeld met diverse pijnbehandelingen, bleek sexueel misbruik in de jeugd aan ten grondslag te liggen. Een patiënt met... hypertensie, uitgebreid behandeld volgens het NHG-protocol, bleek een stress-reactie aan ten grondslag te liggen. De patiënt was jaren gepest in het werk. Het het helpt vaak het ICF-model te gebruiken, International Classification of Functioning, of maak gebruik van het oude model “ beschrijvend onderzoek”, eerst alleen beschrijven. Daarna pas hypothesen formuleren, werkt heel goed bij “onbegrepen” klachten, want het onbegrip ligt aan onze kant, van de dokter. Niet bij de “lastige patiënt”, want die bestaat niet.
Marike Ooms
huisarts , Nijeveen
Mooi beschreven, goed onderwerp. Als oud militair huisarts en nu werkzaam op een AZC heb ik geleerd dat oorlog, geweld, trauma's altijd een impact hebben op mensen en hun gedrag. Ook al zien ze er "ongeschonden" , "normaal" en gezond uit, blijf breed... denken. Waarom wordt iemand snel boos, waarom werken ze niet mee met zorgverleners, waarom doen ze niet wat wij zeggen, waarom komen ze niet op tijd op hun afspraak? Vraag ernaar en heb geduld.....Overigens worden de meeste mensen met PTSS niet snel boos etcetera, maar als je gedrag niet goed begrijpt, denk dan verder , dat is onze professie.