Blogs & columns
Yolande de Kok
Yolande de Kok
3 minuten leestijd
Blog

Het rode licht

2 reacties

Elke werkdag begint met een ronde langs de observatiecellen, zoals de separeercellen in de gevangenis worden genoemd. De naam verwijst naar de camera die er is, waardoor agressieve of suïcidale patiënten vanuit de bewaarderspost voortdurend in het oog kunnen worden houden.

Natuurlijk proberen we het verblijf in een kale ruimte, waar zich alleen een matras en soms een televisie (achter glas) bevinden zo kort mogelijk te houden. Gelukkig heeft de psychiatrie sinds een jaar of zeventig effectieve (antipsychotische) medicamenten, waardoor agressie niet meer enkel met fysieke middelen behandeld hoeft te worden. Toch zitten er altijd mensen in de observatiecel, al is het meer omdat er iedere keer weer nieuwe mensen binnenkomen.

Hoewel de observatiecellen dus een groot deel uitmaken van mijn dagelijkse werkomgeving, en ik steeds besef dat we niet zonder zouden kunnen, hoop ik er nooit naar te kijken als naar een vertrouwde werkkamer of vergaderzaal, waarvan de bijzonderheden je niet meer opvallen. Voor wie er belandt, zeker als het voor de eerste keer is, is de observatiecel een beangstigende en vervreemdende omgeving.  

Een van de eerste keren in het nieuwe jaar dat ik er, na een week vakantie, weer kwam, moest ik denken aan de hotelkamer waar wij tijdens deze lockdown, en op de vlucht voor het vuurwerk dat ondanks het verbod toch nog in grote mate werd afgestoken, de jaarwisseling hadden gevierd. Was het een hotelkamer die aan een separeercel deed denken? Nee, integendeel. Van het eten dat gevangenen kregen, in zwarte en gemakkelijk in de magnetron op te warmen bakjes, zal ik geen kwaad meer spreken sinds een ondernemende aios haar onverschrokkenheid en openheid van geest toonde door een hele maaltijd te eten. De bakjes hadden mijn eetlust nooit gewekt, wat ook te maken kan hebben met het vroege tijdstip van eten, maar waren volgens de aios beter dan de maaltijden in menig verpleeghuis. Wat we in de hotelkamer geserveerd kregen, was zoals te verwachten verrassender en uitgebreider. En ook het uitzicht, op het mooie water van de Eems, was vele malen interessanter dan een blik op de verlaten binnenplaats, al was het uitzicht ’s nachts zowel vanuit de hotelkamer als vanuit de separeer een uitzicht op het grote zwart.

Wat de observeercel en de hotelkamer echter gemeen hadden, was het rode laserlicht aan het plafond. Natuurlijk dacht ik in het hotel niet dat ik door dat licht in de gaten werd gehouden en had ik niet het gevoel dat dat licht me martelde. Ook had mijn vrouw niet veel overreding nodig om me ervan te weerhouden iets over het rookalarm heen te hangen, of (nog dommer, maar voor altijd zal ik de verleiding om dat wel te doen snappen) de batterij eruit te halen. Het was donker toen we de hotelkamer in kwamen en zelfs met de lampen aan trok het laserlicht nadrukkelijk de aandacht, wat hinderlijk was, des te meer omdat we langer achtereen in de hotelkamer zaten dan we in andere tijden ooit zouden doen. Uiteindelijk was er maar een klein voorgerecht van vis en schaaldieren nodig om de lamp alle betekenis te doen verliezen, maar het besef hoe indringend een rood licht in een donkere en stille omgeving was, bleef me bij.

De man die ik in de observatiecel sprak, begon direct over het rode licht van de rookmelder in het plafond, waardoor ze hem in de gaten hielden en martelden. Hij had een vreselijke nacht gehad. Wat er precies was gebeurd, kon hij niet vertellen. De vegen stront op de muren waren in elk geval niet van hem. Hoe die daar waren gekomen, wist hij niet. Er was niemand bij hem geweest vannacht. 

Dat laatste klopte. Anders dan in een psychiatrisch ziekenhuis zitten de patiënten ’s nachts opgesloten in hun kamer (cel), die alleen van het slot gaat bij dringende noodzaak. Contact is er in eerste instantie via het luik in de muur (met de bewaarder die de ronde loopt) of via de intercom. Dat is in de gewone cel niet anders dan in de observatiecel, alleen is het opgesloten zijn in de kale observatiecel extra zwaar.

In een lange nacht, alleen in een cel waar geen afleiding was, had het rode licht zijn betekenis gekregen. De man die er sinds enige dagen verbleef, vertelde dat de laserstralen op zijn armen en benen gericht waren en hem zenuwpijnen gaven. In het daglicht, waar we met vijf man bij hem binnen stonden en bespraken dat we hem naar een gewone cel wilden verplaatsen, leek het maar een onschuldig lampje.

Meer van Yolande de Kok
  • Yolande de Kok

    Yolande de Kok is psychiater. Op haar vrije dagen is zij graag met haar hond in de duinen.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • S.J.M. Bressers

    Huisarts

    Bedankt voor je altijd erg interessante en goed geschreven columns!

    Wat betreft de LED van de rookmelder in de observatiekamer: als deze zo fel is dat er vaak mensen op reageren, zou het dan niet helpen om er een klein stukje pleistertape of schil...derstape overheen te plakken? Het lampje schijnt daar nog steeds doorheen, dus je kunt nog steeds zien dat de rookmelder werkt, maar het is dan minder fel en meer diffuus.

    Ik ben geen rookmelder-expert, dus als dit impact heeft op het functioneren van de rookmelder hoor ik het graag!

    • Y. de Kok

      Psychiater, Den Haag

      Gelukkig hebben de meeste mensen geen last van het licht van de rookmelder. Wel van het besef bekeken te worden ( en al is dat dan niet door de rookmelder, zoals velen denken, er is in de observatiecel wel een camera).

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.