Blogs & columns
André Weel
André Weel
3 minuten leestijd
Blog

Het Coronel-virus

1 reactie

Nee, dit is niet de zoveelste variant van het coronavirus. Het is de verwekker van een aanstekelijke behoefte om zich met allerlei misstanden te bemoeien. De klokkenluidersziekte. Een klokkenluider is iemand die een wantoestand signaleert en publiekelijk bekendmaakt. Met klokkenluiders loopt het meestal niet goed af, weten we.

Het Coronel-virus is genoemd naar Samuel Senior Coronel. Het heeft tussen 1850 en 1880 heel wat artsen aangestoken. We kennen ze als de hygiënisten: dokters die zich ongevraagd en onbetaald inzetten voor de volksgezondheid. Echte ‘drammers’ zijn ze. Destijds vaak bespot en gehaat, maar bepaald niet vergeten. Coronel, afkomstig uit de Amsterdamse gemeenschap van Portugese Joden, is één van hen. Van huis uit behandelend arts, gaat zijn belangstelling steeds meer uit naar de sociale geneeskunde, een vak dat officieel nog niet bestaat. Coronel merkt dat hij zijn patiënten, met name de armen, niet veel te bieden heeft. Wat moet je anno 1860 aanvangen met een patiënt met diabetes type 1, met kanker of een infectieziekte? Aderlaten? Hygiënisten als Coronel en Sarphati storten zich op de preventie. Als je niet kunt genezen kun je altijd nog voorkómen! Vooral waar mensen in armoede en onhygiënische omstandigheden moeten leven. Vooral als Nederlandse mannen, vrouwen en kinderen bij duizenden hun toevlucht zoeken in de fabrieksarbeid. Nederland is laat met de industriële revolutie. Maar als die rond 1860 goed op gang komt, is er geen houden aan.

Neem Hilversum. Van oudsher een dorp van schapenhoeders en een paar wolweverijen. Rond 1860 heeft dit dorp nog geen zesduizend inwoners. Dat verandert snel. Er komen spoorlijnen en kanalen. Er komen tapijtfabrieken. Het dorp groeit uit zijn voegen. Hoe Coronel, destijds stadsgeneesheer in Amsterdam, in Hilversum is beland weet ik niet. Voor mij ligt een vernietigend rapport van zijn hand over de Hilversumse tapijtindustrie.1 Eind 1861, noteert hij, zijn er 1848 mensen werkzaam in de tapijtfabrieken. Bijna één derde van de bevolking! Onder hen zijn 96 kinderen jonger dan 11 jaar. In zijn strijd tegen de kinderarbeid roeit Coronel tegen de stroom op. Kinderarbeid, wat is daar op tegen, vragen velen hem.

Coronel doet waar de moderne Nederlandse bedrijfsarts tegenwoordig geen tijd meer voor heeft. Hij bezoekt de fabrieken en observeert nauwkeurig wat er op de werkvloer gebeurt. Vervolgens trekt hij zijn conclusies. Op de snorzolders treft hij een dramatisch gebrek aan ventilatie aan.

‘De arbeiders zijn dan ook voortdurend in eene digte wolk van stof gehuld’.

 Ook in de weverijen kijkt hij lange tijd rond. Hij noteert daarover:

‘Voeg hierbij dat deze lokalen zeer laag zijn, dat ‘s winters daar in vele nog kaarsen of slechte olie, die een spaarzaam licht en veel dwalm verspreiden, worden gebrand, dat er een kagchel zonder schoorsteenopening gestookt en de geverfde strengen, die niet zelden met lood en andere schadelijke mineralen bezwangerd zijn, gedroogd en uitgeklopt worden, en dat het haarpluis, dat soms drie duimen dik op de onderrol van den weefstoel zit, door het weven aanhoudend in beweging wordt gebracht, dat eindelijk vele werkplaatsen, door een luik en de bouwvallige zoldering, met de werkplaatsen, waar de grondstoffen gesorteerd en gesnord worden, gemeenschap oefenen en het verwondere ons niet, dat het verblijf aldaar reeds eene oorzaak van ziekte kan worden’.

Over de aard van die ziekte is Coronel ook duidelijk:

‘De meeste van hen lijden aan chronische angina en chronische bronchitis, die, bij de geringste temperatuurwisseling, zich tot een acuut proces bij hen doet kennen. Op meer gevorderden leeftijd (40-50 jaren) is emphysema of phthisis een gewone uitgang van het kwijnend bestaan der werklieden, dat veelal met den dood termineert.’

Zo gaat hij 15 pagina’s lang door, om af te sluiten met de verzuchting:

‘Er behoort meer dan goede wil toe, om dien Augiasstal te ruimen’.

De verslagen van Coronel hebben een vijandige toon jegens de fabriekseigenaar, die hij verantwoordelijk houdt voor de ziekmakende arbeid. Coronel laat op meer plaatsen van zich horen waar het fabrieksarbeid betreft. Hij neemt nooit een blad voor de mond. Dat levert hem geen vrienden op. Als er klachten tegen hem worden ingediend moet hij weg uit Amsterdam. Hij vestigt zich in Leeuwarden. Daar sterft hij in 1892 een eenzame dood.

Voetnoot

Coronel SS. De Hilversumsche industrie. Eene hygienisch-sociale studie. Ned T Geneesk 1862; 6: 433-47.

Meer van André Weel

  • André Weel

    André Weel is bedrijfsarts-niet-praktiserend en epidemioloog; werkzaam als curator bij het Trefpunt Medische Geschiedenis Nederland op Urk.'  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Dolf Algra

    commentator, opiniemaker zorg en sociale zekerheid, oud bedrijfsarts, Rotterdam

    Interessante historische bespiegeling met dringende boodschap voor het heden én de toekomst. Want er blijft ook nu nog steeds genoeg werk aan de winkel !

    Door gewoon te kijken en te vragen zie je veel meer. Want waarom klagen zovelen over burn out... verschijnselen ? En: de dagloners van toen zijn de Deliveroo helden van vandaag. De geschiedenis herhaalt zich soms - in ander jasje.

    Maar ja: ziek door het werk - who cares ?
    https://www.medischcontact.nl/opinie/blogs-columns/blog/ziek-door-het-werk.-who-cares-.htm

    Meer weten ? kijk dan even op wikepedia:
    https://nl.wikipedia.org/wiki/Samuel_Senior_Coronel

    Of nog beter: lees het interessante proefschrift/boek over de hygiënisten van Eddy Houwaart.
    https://www.historischeuitgeverij.nl/hu.php?action=viewpublicatie&id=105

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.