Elke dag patat
1 reactieOmdat ik weer steeds meer kan werken, fiets ik vandaag fluitend door de lentezon naar een netwerkbijeenkomst in de wijk van mijn praktijk. In een zaal in het buurtcentrum zijn huisartsen, POH’s, fysiotherapeuten, sociaal- en jongerenwerkers, thuiszorg, apotheek en de gemeente bij elkaar gekomen. We werken allemaal in deze gemêleerde wijk in een grote stad, waar een groot deel van de straten steeds verder gegentrificeerd wordt, maar waar een kwart ook nog officieel ‘achterstandswijk’ is.
Kinderen van 10 tot 12 jaar en jongeren van 13 tot 16 jaar hebben zelf vragenlijsten ingevuld op school en de gemeente vertelt ons hoe het gaat met hun fysieke en mentale gezondheid.
De kinderen doen het iets beter dan de rest van de stad. Dat weten we, want er is gevraagd naar bewegen, lezen, een veilig gevoel op school, hoeveel zij op een scherm mogen kijken en of ze gezond eten: gevarieerd en niet teveel koek mee naar school. In onze wijk zit het percentage kinderen dat meer dan twee uur per dag naar een scherm kijkt na schooltijd bijvoorbeeld iets onder de 43%, het percentage waar de stad op zit. Goed nieuws dus.
Ik frons mijn wenkbrauwen. De apotheker naast mij vraagt hoe lang mijn kinderen op een scherm mogen kijken. ‘Zeker geen twee uur!’ fluister ik. Maar die zijn nog klein, en hebben geen tablet of telefoon. Die twee uur schermtijd naast mijn werk haal ik zelf met gemak.
Met de jongeren gaat het niet zo goed. Dat is in het hele land te zien, maar in onze wijk is het wel opvallend. Veertig procent van hen heeft zich de afgelopen vier weken vaak of altijd eenzaam gevoeld. Een kwart van de ondervraagden heeft de afgelopen twaalf maanden regelmatig serieus nagedacht over een einde maken aan zijn of haar leven. Dat laatste is landelijk ongeveer vijf procent. De jongeren geven aan wel met hulpverleners te kunnen praten, maar niet met hun ouders. Aan mijn andere kant zit een huisarts van een andere praktijk. Zij ziet deze eenzame of suïcidale jongeren ook niet op het spreekuur. De sfeer in de zaal is ernstig. We weten niet goed wat we er aan moeten doen.
‘In een andere wijk wonen helpt misschien?’ zegt iemand. Ik denk aan mijn achtergrond in de kinder- en jeugdpsychiatrie en aan al die sombere jongens en meisjes die ik daar voorbij heb zien komen. Je ontloopt het niet door in een bevoorrecht huis geboren te worden, maar het kan zeker geen kwaad.
Gelukkig vertelt hierna de expert op gebied van Sport en Onderwijs hoe zij per stadsdeel ingezet worden om de kinderen en jongeren mee te nemen en te motiveren om te sporten. Zij kunnen ook helpen als het financieel ingewikkeld is, of als er geen plek is op de sportclub in de wijk. Er is iemand die ‘beweegmakelaar’ genoemd wordt, die kan bemiddelen voor jong en oud. Het is een positieve afsluiting van een best confronterende bijeenkomst.
Op ongeveer een kwartier fietsen van dit buurtcentrum staat de school van mijn dochters. Vanochtend op het schoolplein ging het over wie er op een tweede sport mag, of dat muziekles beter is. Bij ‘makelaar’ wordt er denk ik aan huizen gedacht, maar niet aan de huizen een wijk verderop.
Ik haal de zusjes uit de bso, en we gaan naar huis om te eten. De quinoa-risotto die ik uit een kookboek heb gemaakt, wordt gematigd enthousiast ontvangen. ‘Er zijn ook kinderen die nooit dit soort dingen hoeven te eten! Die mogen elke dag patat!’ Best een gezonde reactie, vind ik. Ik hoop maar dat ze over tien jaar niet ongelukkig aan een scherm geplakt zitten. En als dat wel zo is, dat ze het dan durven te zeggen.
Patient advocate borstkanker en erfelijke aanleg borst- en eierstokkanker, Huissen
Mijn dochter vertelt heel vaak dat mensen uit haar omgeving niet met hun ouders praten. Ouders die het druk hebben. Ouders die moe van hun werk zijn.
Ik zou willen zeggen, vertel kinderen over je eigen leven, over je twijfels, over je mislukkinge...n, over je verdriet, je rouw, je teleurstellingen en hoe je een manier hebt gevonden daarmee om te gaan. Geef ze geen advies, maar laat ze adviezen destilleren uit de verhalen die je zelf vertelt. Het leven is niet gemakkelijk, maar met elkaar kunnen we het wel een beetje beter maken.