Blogs & columns
Blog

Een knappe kop

1 reactie

Chris is dood. Hij overleed op 9 augustus op de leeftijd van 68 jaar. Ik ontmoette Chris op mijn 18de, toen wij (en nog tweehonderd anderen) geneeskunde gingen studeren.

Chris viel meteen op. Hij zag er kinderlijk uit: bleek gezicht, bolle wangen, een babyface. Hij was vriendelijk en spraakzaam. Hij had een typisch lachje. Een lieve, wat hulpeloze jongen. Hij zocht van meet af aan steun in zijn omgeving. Zo ontstond er snel een vriendenkring rondom Chris.

Chris hield van gezelligheid, maar het mocht niet te lang duren. Na twee biertjes was hij er klaar mee. Hij was immers student! Chris was met heel goede cijfers van de middelbare school gekomen. Zoiets schept verplichtingen. Hij miste niet één college. Hij wierp zich letterlijk op zijn studie. Zijn kamer lag mudvol met boeken en dictaten. Stencils spreidde hij over de grond uit, om het overzicht te behouden. En dat overzicht kwam er. Chris stond na een paar maanden bol van de feitenkennis. Hij stond ook boven de feiten, want hij maakte er grappen en woordspelingen over. Hij praatte honderduit. Hij legde verbanden die wij niet hadden gezien. Er was maar één conclusie mogelijk. Chris was briljant. Hij zou het nog ver brengen in de geneeskunde. Op zijn minst promoveren. En misschien wel professor worden.

In zijn eerste studiejaren was Chris een gelukkig mens. Hij absorbeerde kennis, verslond boeken. Hij werd een kamergeleerde. Maar je kon ook met hem lachen. Het enige wolkje aan de lucht was een zekere faalangst. Tegen de tijd van de tentamens werd hij wat knorrig. Hij zonderde zich af. Was bang om te zakken. Om dan toch een acht of een negen te scoren.

En verder… groeide hij uit tot een slanke en knappe jongeman. Zijn babyface verdween, maar van baardgroei viel nog niets te bespeuren. Voor meisjes had hij geen belangstelling. Hij had er geen hekel aan, maar zocht ook geen toenadering. Miste Chris niet iets, met zijn knappe kop, vroegen wij ons af.

Toen gingen zijn ouders scheiden. Vader verdween uit beeld. Chris kon zijn kamer boven de winkel houden en woonde samen met zijn moeder. Zijn studie verliep glansrijk tot en met zijn doctoraalexamen.

Net begonnen met zijn coschap psychiatrie, kreeg Chris angstaanvallen. Het was zo heftig dat hij moest worden opgenomen. Ik zocht hem op in het zenuwpaviljoen, zoals de afdeling toen heette. ‘Ga alsjeblieft weg’, was het enige wat hij zei.

Chris veranderde onder invloed van destijds gangbare neuroleptica. Melleril maakte hem rustiger, maar ook vlakker. In elk geval niet gelukkiger.

Keer op keer probeerde hij zijn coschappen weer op te pakken. Keer op keer mislukte het. Steeds sloeg de angst toe. We praatten erover. Waarom was hij toch zo angstig? Chris ontkende in alle toonaarden een psychische of psychosociale oorzaak van zijn ziekte. Het was allemaal een kwestie van metabool ontspoorde hersenen, zo betoogde hij. Hij zocht er literatuur bij die zijn opvatting bevestigde. Een tekort aan een neurotransmitter, dát was zijn stoornis.

Na drie jaar van vruchteloze pogingen kapte hij met zijn studie. Chris, met al zijn talenten, had gefaald. De stap van theorie naar medische praktijk bleek te groot voor hem. Zijn intelligentie baatte hem hier niet.

Hij was een chronische slikker geworden. Er ontstond een tremor. Zijn motoriek werd houterig. Zijn mimiek verstarde.

Moeder sloot de winkel. Chris ging zelfstandig, maar beschermd wonen. Via de WSW kreeg hij parttime werk in een medische bibliotheek. Hij zocht literatuur bijeen voor promovendi. Legde een database aan. Af en toe was een heropname op psychiatrie nodig. Er waren langere periodes van stabiliteit, waarbij de angst onder de oppervlakte bleef.

Toen gebeurde er een wonder. Op zijn 35ste ontmoette hij Jenny, een ziekenhuisverpleegster. Zij ontfermde zich over hem. Ze trouwden. Ik was getuige. Chris was bloednerveus tijdens de huwelijkssluiting. Doodsbang dat er iets mis zou gaan: ‘Heb je valium bij je?’

Na een aantal jaren hielden de werkzaamheden op en kwam Chris thuis te zitten. Jenny zorgde goed voor hem. Ze maakten samen uitstapjes, gingen veel naar balletvoorstellingen en waren gelukkig.

Rond zijn 50ste ontwikkelde zich een parkinson. Chris ontkende in alle toonaarden een verband met zijn medicatiegebruik van de afgelopen decennia. Ook nu was het weer zijn brein, zijn extrapiramidale systeem, dat hem in de steek liet. Hij ging zich in zijn ziekte verdiepen. Werd actief lid van parkinsonpatiëntenvereniging Papaver. Bezocht internationale congressen. De neuroloog gaf hem een hersenstimulator met elektrodes in de basale ganglia. De tremor verdween. Maar de rigiditeit nam toe. Hij zat in een rolstoel. Zakte steeds meer in elkaar. Kwijlde onophoudelijk. Leek soms afwezig. Lachte niet meer zijn lachje.

De laatste fase was moeilijk. Hij moest naar een verpleeghuis. Kon niet meer slikken. Voeding kreeg hij via een pegsonde. Het spreken ging moeizamer. De laatste twee jaar kwam er geen woord meer over zijn lippen. Hij keek tv en las stripboeken.

Als ik op bezoek kwam was er contact. Niet met woorden, ook niet met mimiek. Het waren zijn ogen. Zijn blik. Dat was de touch, dat was de zijden draad met vroeger: het besef dat het goed was geweest.

Blogs psychiatrie faalangst
  • André Weel

    André Weel is bedrijfsarts-niet-praktiserend en epidemioloog; werkzaam als curator bij het Trefpunt Medische Geschiedenis Nederland op Urk.'  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.