Blogs & columns
Arianne Beckers - Bruls
Arianne Beckers - Bruls
3 minuten leestijd
Blog

De aanhouder wint, maar is de grootste verliezer

2 reacties

Je belt regelmatig naar de praktijk. Meestal met de boodschap: ‘Ik voel me niet goed’, zonder dit verder te kunnen definiëren. Je bent al aardig op leeftijd en weet het allemaal niet meer zo goed.

Er is geen familie. Wel een aantal buurtbewoners die zich zorgen om je maken ‘en de huisarts er nooit zien’. Ook die bellers staan mijn assistentes regelmatig te woord. Ze luisteren aandachtig. Beloven plechtig dit door te geven aan de huisarts (en doen dit ook), maar kunnen nooit zeggen: ‘Er wordt wel degelijk actie op ondernomen.’

Juist omdat we je zo moeilijk kunnen triëren en inschatten, gaan we regelmatig bij je op huisbezoek. Je bent wat wankel, maar verder goed ter been. Je woont in een huis dat stiekem veel te groot is voor jou alleen. Je opent altijd zelf de deur en kijkt me dan aan alsof we elkaar nooit eerder hebben ontmoet. Naarmate we in gesprek raken, zie ik een enkele keer een vlaag van herkenning. Die vervolgens weer volledig verdwijnt. Het ‘niet goed voelen’ loopt nogal uiteen. Meestal kijk ik naar een pijnlijke teen of een jeukende plek op je rug. Vaak zonder iets te kunnen objectiveren, maar je laat je goed geruststellen. Je zorgvraag is meestal dan ook gauw beantwoord. Toch maak ik mijn huisbezoek uitgebreider. Is dit nog wel verantwoord zo alleen?

Alle mogelijke zorgprofessionals zijn bij je betrokken. Iedereen bekommert zich om je en we hebben ook regelmatig overleg met elkaar over je. Je komt niet meer boven, want je weet dat traplopen (val)gevaarlijk is. Je kookt niet meer, want de maaltijden die bezorgd worden, smaken prima (‘Maar als het zou moeten, dan deed ik het nog, hoor!’). En het contact met de buurtbewoners? ‘Die hebben zelf genoeg aan hun hoofd.’

Ik heb eerder met je gesproken over een eventuele verhuizing naar een verzorgingshuis. Je wimpelde dit af, want het beviel je nog prima zo alleen. Bovendien zou je niet weten waar je met al je dierbare spullen naartoe zou moeten. Geen familie om het aan te geven! Ik zie geen acuut gevaar en alle zorg die ik je kan (laten) leveren is er. Geen familie om aan te geven, maar ook niet om mee te overleggen. Dus ben ik uitgepraat en uitgedokterd.

Tot je ook vandaag naar de praktijk belt. ‘Het gaat echt niet goed.’ Ik sta weer voor je deur en je doet wederom zelf de deur open. Je loopt naar de tafel. Je zegt af en toe duizelig te zijn. Ook dat gegeven is mij niet vreemd bij jou. Dit keer wijt je het aan de bezorgmaaltijden die niet zout genoeg zouden zijn. Nadat we samen naar het menu hebben gekeken – spek, groentebouillon, salami, ansjovis, jus etc. – word ik anamnestisch niet veel wijzer. Ik besluit je vitale parameters te meten. Terwijl ik je bloeddruk meet, zeg je en passant: ‘En een dorst, dorst, dorst.’ Even dacht ik aan je menu – zou ik ook dorst van krijgen – maar toch voor de zekerheid even een glucosecheck: jawel, 21.

Ik weet dat je diabeet bent. Maar ik weet ook dat je, ondanks je automatische baxterrol, niet altijd trouw je medicatie inneemt. Sterker nog. Ongeveer elke tabletvorm van glucoseverlagende middelen (zonder hypokans) weiger je: ‘Voel ik me slecht door.’ Maar om deze waarde kan ik niet heen. Sterker nog. Hier is wel het gevaar waar ik eerder naar zocht.

Niet voldoende voor acute hulp zonder medewerking, maar wel een opening naar wederom een serieus gesprek. Nadat ik je heb weten te overtuigen van de noodzaak tot het nemen van je tabletten (weer andere), begin ik wederom over een verhuizing. Ik geef aan nu wel gevaar te zien. Dat ik de kans zeer aanwezig acht dat je wellicht een keer niet meer naar de praktijk kunt bellen of mij de deur kunt openen. Ogenschijnlijk laat dit je koud. ‘Dan maar dood in mijn eigen huis.’ Met wisselende gevoelens sluit ik ons gesprek af. Ik spreek een nieuwe visite af en schrijf deze op je kalender. Ik hoop je de volgende keer daadwerkelijk te kunnen zien.

Een paar dagen later kijk ik verbaasd naar mijn agenda: ‘Mevrouw zou graag willen weten hoe het in zijn werking gaat als ze uit huis zou willen.’ Het lijkt erop dat de aanhouder inderdaad wint. Ik ben opgelucht dat de opening verder geopend is, maar ik weet ook hoe jij er eerder over dacht. Dus in plaats van een winnaar voel ik me de grootste verliezer.

Lees ook
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • P.L. Ganani-Allis

    verzekeringsarts, Rotterdam

    Ik sluit me geheel aan bij de vorige reactie en wens echt iedere ouder zo'n fijne huisarts. Ik heb het ook heel anders gezien. Ik hoop dat je deze manier van werken nog heel lang vol kunt houden!

  • anesthesioloog (np) - SCEN arts, Zwolle

    Als je met zoveel zorg en aandacht je praktijk voert, doe je dat heel erg goed. Het gaat niet om winnaars of verliezers, maar wat het beste is voor de patiënt. En dat heb je weten te bewerkstelligen. Afwachten is veel moeilijker dan actief ingrijpen.... Mijn complimenten.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.