Arbeidsongeschikt na covid: de ene beoordeling is de andere niet
3 reactiesHoe rechtvaardig is de WIA eigenlijk? Dat vraagt verzekeringsarts Wouter de Ruijter zich af in Medisch Contact 50: ‘De ene uitkering is de andere niet’. Hij legt het uit aan de hand van twee covidcasussen, een ‘jonge klare’ specialist en een voedingsassistente met vergelijkbare klachten: de een krijgt een volledige WIA (‘80-100%’), de ander moet zich wenden tot de WW, waarna de bijstand rest.
Dank voor de heldere uitleg én voor het breder stellen van de rechtvaardigheidsvraag. lk snap dat je het in zo’n artikel niet al te ingewikkeld kunt maken, maar…
‘Dat is hoe de wet in elkaar zit’
Het artikel loopt met een grote boog om een minstens zo relevant ander probleem bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen heen, een medisch-inhoudelijk probleem. Covid – of long covid – is ter illustratie van de rechtvaardigheidsvraag niet bepaald het ideale praktijkvoorbeeld. De suggestie wordt gewekt dat de verschillen in de uitkomsten bij deze beoordelingen volledig te verklaren zijn door het loonverlies dat de arbeidsdeskundige moet berekenen. Dat pakt nu eenmaal gunstiger uit als je uitgangsloon hoger is. Ik vertaal De Ruijter vrij: ‘Wij arme dokters kunnen hier niets aan doen. Je moet hiervoor bij de wetgever zijn, de politiek.’
Ook de uitleg die UWV geeft bij de cijfers over de WIA-instroom van longcovidpatiënten hebben een sussende werking: verzekeringsartsen hebben bij de beoordeling van hun arbeidsongeschiktheid serieus oog voor de enorme impact op het werkvermogen en functioneren. De verschillen, zo is die uitleg steevast, liggen aan het systeem van wet.
Dat is het halve verhaal.
Cijfers en mensen
Van alle aanvragen krijgt 84 procent van de longcovidpatiënten een WIA-uitkering. Daarvan is 50 procent voorlopig volledig arbeidsongeschikt (WGA), 9 procent is dat blijvend (IVA) en 25 procent is gedeeltelijk arbeidsongeschikt (WGA ‘35-80%’). Voor de resterende 16 procent is de uitkomst: geen recht op WIA.
UWV houdt de cijfers prima bij, maar naar de dossiers, de mensen die erachter zitten, de beoordelingsproblemen die zich voordoen, wordt geen onderzoek gedaan. Dat dit een gemiste kans is, heb ik al eerder geventileerd.Zo’n onderzoek kan belangrijke inzichten geven in wat maakt dat sommigen ten gevolge van hun beperkingen door long covid niet kunnen werken en anderen kennelijk wel.
De zaak-Ingeborg
‘Ik ben ziek teruggekomen van vakantie in maart 2020. Na anderhalve week uit huis gehaald met nog 50 procent zuurstof en eigenlijk direct in coma gebracht. Drie weken heb ik op de ic gelegen, na twee weken wakker geworden en ik heb nog drie weken in een revalidatiecentrum gelegen. Sinds mei 2020 thuis en nog dagelijks aan het revalideren. Nu, ruim twee jaar verder, kan ik in overleg met mijn bedrijfsarts negen uur per week werken. Afgelopen maart ben ik beoordeeld voor de WIA. Deze arts van UWV stelt dat ik 32 uur kan werken en weinig beperkingen heb.’1
Ingeborg is inmiddels in bezwaar en wacht al maanden op een hoorzitting.
Beoordelingsproblemen
Voor de podcastserie over long covid van NPO radio 1 ging ik zelf op onderzoek uit naar patiëntenervaringen met UWV. Door de nadruk op de vele patiënten die een volledige WIA-uitkering krijgen, verdwijnen de al langer bekende beoordelingsproblemen bij ‘moeilijk te objectiveren ziektebeelden’ naar de achtergrond. Dat is niet terecht. Long covid hoort – zoveel is wel duidelijk – tot de illustere reeks Q-koorts, chronische lyme en ME/CVS. Bij die aandoeningen zijn er grote verschillen tussen UWV-artsen in hun benadering. Dat leidt tot een grote variatie in het al of niet aannemen van een urenbeperking. En – bent u er nog? – die urenbeperking heeft doorslaggevende betekenis voor de berekening van het loonverlies. Dat ligt dus wel degelijk op het bordje van de dokters.
Wie de schoen past
Eens met De Ruijter als hij het heeft over de onrechtvaardigheid van het verdiencriterium. En ja, het is hoog tijd voor een ‘aardverschuivende ingreep’. Minister Van Gennip heeft daarvoor een adviescommissie aan het werk gezet. Maar voor de kwaliteit en eenduidigheid van de beoordelingen van moeilijk te objectiveren ziektebeelden moeten we toch echt bij de professie zijn.
Voetnoot
1. Ingeborg is niet haar werkelijke naam.
Lees ook
E.J.W. Keuter
neuroloog, Aruba
https://www.medischcontact.nl/opinie/blogs-columns/blog/solk-3.0-.htm
F.J. Perquin
Verzekeringsarts/bedrijfsarts, Meppel
Dit is een zeer terechte aanvulling op de eerdere column van Wouter de Ruiter. Ik ben het zeer eens dit als onderdeel te zien van de complexe discussie beoordeling van lastig te objectiveren ziektebeelden. En dat doorschuiven naar de politiek beteken...t zeker niet dat het dan tot een rechtvaardiger oplossing komt.
A.F. Algra
commentator, opiniemaker zorg en sociale zekerheid, oud bedrijfsarts, Rotterdam
Hoe rechtvaardig is het ? Het lijkt mij de hoogste tijd voor een diepgaande zelfreflectie voor alle artsen in de sociale zekerheid. Dus voor zowel de verzekerings-als bedrijfsartsen.
Met als morele kernvraag: staat U nog voor 100% achter uw dag...elijkse adviezen en beoordelingen. Of heeft u (ook ?) twijfels ? Knaagt er iets ? Voelt U ongemak ?
Naar mijn idee is de sociale zekerheid steeds meer een tombola , een rad van fortuin aan het worden, maar en vooral ook afgedekt en gelegitimeerd door een overdaad aan richtlijnen, protocollen en werkwijzers van geheel eigen makelij. 100% NVVG en NVAB proof dus.
Eerder kaartte Jim Faas - geheel terecht - de grote variatiebreedte bij de beoordeling bij ME/CVS aan. De uitslag blijkt vooral afhankelijk van de persoon/zienswijze/aanvliegroute van de professional te zijn.
bijgaand de link: https://www.jimfaas.nl/publicaties/controverses-en-misverstanden-over-cvs-me
Dat geeft te denken. In ieder geval bij mij. En dat is helaas geen nieuw probleem. Voor de fijnproevers verwijs ik naar het vrijwel ongelezen Mirror rapport - te vinden in het ronde archief der vergankelijkheid. (uit 2012 - dus al weer 20 jaar oud, maar nog altijd heikel actueel
In dit onderzoek wordt beschreven dat er vijf grondhoudingen/referentiekaders zijn te ontdekken bij reintegratiespecialisten, die van invloed blijken te zijn bij de uiteindelijke advisering en beoordeling Leest U even mee ? Dit zijn ze.
Door mij kort getypeerd als:
1. wij zijn van de regels en procedures
2. wij zijn van 'werk helpt'- werk is het medicijn
3. wij zijn ook gewoon dokter
4. wij zijn van het 'leren, als je maar wil, dat is het verschil'
5. wij zijn van 'u vraagt wij draaien
de officiele tekst
1. Procedurele grondhouding
Professionals die opereren vanuit een procedurele grondhouding, nemen in hun handelen de
formele regels en taakstelling als uitgangspunt en zien het als hun taak om deze regels te
volgen en te handhaven. Omdat regels en procedures voor iedereen gelden, zonder aanziens
des persoons, is de grondhouding bepalend voor de wijze waarop ze cliënten tegemoet
treden
2. Werkgerichte grondhouding
In plaats van de regels, staat bij een werkgerichte grondhouding het einddoel werk centraal:
‘arbeid adelt’. Oriëntatiepunt om re-integratiebegeleiding vorm te geven, wordt steeds
gevormd door de vraag of een begeleidingswijze dat doel dichterbij brengt
3. Zorgende grondhouding
Uitgangspunt bij de zorgende grondhouding is de gedachte dat een cliënt zorg of hulp nodig
heeft zonder dat daar direct werkgerichte overwegingen aan ten grondslag liggen. De reintegratieprofessionals ontfermen zich over de cliënt, die niet zozeer wordt gezien als
werkloos, verzuimend of arbeidsgehandicapt, maar als hulpbehoevend in het algemeen.
4. De lerende grondhouding
Professionals met een lerende grondhouding zien cliënten vooral als leerling: de cliënt dient
bepaalde vaardigheden en inzichten te verwerven gedurende zijn of haar re-integratietraject.
Daarbij is het van belang dat cliënten zelf leren inzien dat het belangrijk is om zelf het traject
en later het werk vorm te geven, maar ook dat ze zelf inzicht verwerven in eigenschappen die
nadere ontwikkeling behoeven
5. Faciliterende grondhouding
De laatste grondhouding kent een relatief kritiekloze aansluiting bij de verwachtingen van de
cliënt zelf. De belevingswereld van de cliënt staat dus centraal. Echter, niet op dezelfde
manier als bij de zorgende/ontfermende grondhouding. Bij dat normatieve kader ging het om
een opvatting waarbij de professional bepaalde wat goed was voor de cliënt, ongeacht de
opvattingen van de cliënt zelf (de cliënt was een soort patiënt), of om een opvatting waarbij
professionals de cliënt vooral zagen als slachtoffer van de omstandigheden zonder verder te
informeren naar de wensen van de cliënt zelf
Herkenbaar ?
https://www.werkhoezithet.nl/doc/kennisbank/variatie_in_re-integratie.pdf