Antinucleaire geneeskunde, of dan maar de politiek in?
In zijn MC-blog van 20 oktober jl. gaat André Weel in op de verhouding die dokters tot kernkoppen hebben. Ik had daar in maart al eens over geschreven op deze plek. Hij en ik zijn het erover eens dat artsen tegen kernwapens horen te zijn, want tegen het gebruik en de gevolgen ervan is geen medisch kruid gewassen. Jammer, André, dat je dan toch niet naar die manifestatie tegen kernwapens kwam. Om bedenkelijke redenen, zoals je zelf schreef: ‘Struisvogelpolitiek? Leukere dingen te doen in het weekend?’ Of was het gemakzucht, André? Een ver-van-mijn-bedshow?
Zijn betoog komt er, als ik het goed begrijp, op neer dat dokters die tegen kernwapens zijn, in de politiek moeten: ‘Echte sociaal geneeskundigen schuwen de politiek niet’. Maar als zelfs een geëngageerde dokter als André Weel zijn gezicht niet laat zien op een doktersmanifestatie tegen kernwapens, waarom zouden ze dan wel in de politiek gaan? Onnavolgbare gedachtegang.
Maatschappelijk engagement is een dure plicht van artsen, is mijn overtuiging. Duur omdat het niet bij woorden mag blijven. Als een arts niet om ziekmakende factoren in de samenleving en de fysieke omgeving maalt en zich daar niet op een of andere manier druk om maakt, gaat hij voorbij aan de door hem afgelegde artseneed. Hoe kun je als dokter nu serieus bezig zijn om je patiënt met COPD of vaatziekte te behandelen, als je je niet actief bekommert om de in onze samenleving en commercie gewortelde oorzaken?
Wat staat er ook weer in de artseneed over dat engagement? ‘Ik zal zorgen voor zieken, gezondheid bevorderen en lijden verlichten’, en ‘Ik ken mijn verantwoordelijkheid voor de samenleving en zal de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de gezondheidszorg bevorderen’. Artikel 1.1. van de KNMG-gedragsregels is nog wat explicieter: ‘De arts laat zich bij zijn beroepsuitoefening leiden door de bevordering van de gezondheid en het welzijn van de mens, de kwaliteit van zorg, het respect voor zelfbeschikking van de patiënt, het doelmatige en rechtmatige gebruik van voor de zorg bestemde gelden en middelen, en het belang van de volksgezondheid.’
Het is en blijft bijzonder dat na de negentiende-eeuwse intensieve sociale betrokkenheid van de medische beroepsgroep, het besef van die maatschappelijke verantwoordelijkheid geleidelijk is afgenomen tot ongeveer nul. Het lijkt wel of met de versnippering van het vakgebied in talloze deelspecialismen en orgaanbehandelaren, het verantwoordelijkheidsgevoel van met name curatief werkzame dokters zo ongeveer verdwenen is, enkele goeden niet te na gesproken. Ook het verantwoordelijkheidsgevoel is blijkbaar in de versnipperaar terechtgekomen. Daarom komen er op een manifestatie van artsen tegen kernwapens geen vijfhonderd, maar vijftig mensen af. Ik weet het, artsen, en trouwens de meeste Nederlanders, beleven kernwapens niet als een belangrijk thema. Ze zijn al zeventig jaar niet gebruikt, dus dat zal wel zo blijven. Maar zo beleven we alle grote gezondheidsbedreigingen: ver weg, politiek gekonkel, zal mijn tijd wel duren, ik heb er geen last van, ik zie het niet, mijn patiënten hebben er geen last van, er zijn urgentere zaken.
Artsen kunnen en moeten het verschil maken, is mijn stellige overtuiging, door hun patiënten, hun werkgevers, overheden en de bevolking te wijzen op grootschalige maatschappelijke risico’s en gevaren. Obesitas, te weinig beweging, eenzaamheid, sociaaleconomische gezondheidsverschillen, multimorbiditeit. Maar ook kernwapens, klimaatverandering, risico’s in de fysieke omgeving, de gevolgen van oorlog en armoede elders in de wereld. Niet door de politiek in te gaan, want daaruit vertrekken de meesten toch weer na een paar jaar, maar door hun noodzakelijke engagement te verwezenlijken en als beroepsgroep, vanuit zorg voor de volksgezondheid, hun stem te verheffen.