Blogs & columns
Arianne Beckers - Bruls
Arianne Beckers - Bruls
3 minuten leestijd
Blog

Aan de zijlijn

1 reactie

Je was 9 jaar. We troffen elkaar op de Spoedeisende Hulp. Ik zat in mijn laatste jaar van de studie geneeskunde. Ik had behoudens mijn reguliere coschap kindergeneeskunde weinig ervaring met kinderen. Een simpele klik in je dossier vergde echter weinig specifieke kennis. Het was niet je eerste eerstehulpbezoek. En dat slechts met negen levensjaren achter de rug.

Je moeder was bij je. Liefdevol. Vriendelijk. Verzorgend. Geruststellend. Ze deed alles wat ‘de ideale’ moeder op het oog zou doen. Je was van de trampoline gevallen. Je linkerarmpje deed pijn. Bovendien hockeyde je graag dus had je naast pijn ook angst. Angst dat je even niet zou mogen hockeyen. Terwijl ik als coassistent je kwam ‘statussen’ keek je moeder me haast verontschuldigend aan: ‘Dit is niet ons eerste bezoek; ze is soms ook zo onhandig’.

Ik weet nog precies hoeveel moeite ik had om toch iets van argwaan te voelen. Je medisch dossier loog er niet om. Mijn onderbuikgevoel rammelde aan alle kanten. Maar de verbale en non-verbale communicatie tussen je moeder en mij verliep volstrekt ‘normaal’. Bovendien zat jij al knuffelend bij je moeder op schoot. Moest ik nou echt beginnen over mijn opvallende bevinding? Je moeder gaf me een voorzetje toen ze zich verontschuldigde. Toch durfde ik (nog) niet te scoren.

Ik liep naar mijn begeleider en deed de overdracht. ‘Kindje van 9 jaar. Gevallen van de trampoline. Opgevangen op haar linkerarm. Niet op het hoofd terechtgekomen en niet buiten bewustzijn geweest. Nu pijnlijke linkerarm. Normale stand, wel asdrukpijn. Voorstel: foto. En o ja, ze is de afgelopen twee jaar al zes keer eerder op de SEH geweest.’ Dat laatste kwam er zenuwachtig en stamelend uit. Mijn begeleider keek me met grote ogen aan: ‘Daar moeten we iets mee… We missen veel kindermishandelingen, dus dit kunnen we niet laten liggen’.

Met lood in onze schoenen liepen we samen naar het meisje en haar moeder. We vertelden onze bevindingen en het plan van de foto. En ook over een protocol dat we hanteerden op de SEH: het Kindcheck-protocol. Je moeder reageerde uiterst begripvol en verleende volledige medewerking. Jij keek onwetend en verdrietig: ‘Mijn mama is de liefste mama die er is.’ Mijn hart brak. Ik wilde je behoeden en beschermen tegen meer SEH-bezoeken. Maar ik was niet je moeder. Bovendien geloof ik tot op de dag van vandaag nog steeds dat je moeder mijn gedachte van die tijd deelde. Er is nooit concreet bewijs voor kindermishandeling gevonden, aldus de geconsulteerde kinderarts. In mijn stageperiode heb ik je niet meer op de SEH gezien. En de twijgenbreuk in je armpje genas wonderbaarlijk snel. In een mum van tijd mocht je weer hockeyen. Met een trotse en liefdevolle mama aan de zijlijn.

Vaker dan gewenst voel ik mij aan een figuurlijke zijlijn staan. Jaren later kom ik als huisarts achter voordeuren van gezinnen waar de vaat van de afgelopen twee weken nog op het aanrecht staat. Of de brandende sigarettenpeuk nog in de asbak vol filters ligt die ik bovendien nauwelijks kan zien door de blauwe damp in huis. Ik zie voedingsdagboeken van veel te zware kinderen vol met ijsjes, frikandellen en frites. Of onbewaakt een veel te drukke straat oversteken. 12-jarigen bellen me om te vragen of ik iets aan de rugpijn van papa kan komen doen. En dan zie of hoor ik waarschijnlijk nog niet eens de helft. Bovendien, waar ligt de grens? Gelukkig bestaat er een protocol. Maar jeetje. Wat is dit lastig. Ik kan er nog steeds functionele buikpijn van krijgen als ik het protocol boven tafel moet halen. Met daarbij nog altijd jouw 9-jarige blik op mijn netvlies gebrand.

Meer van Arianne Beckers

 

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • B.C. Michel

    Revalidatiearts, Amsterdam

    Het is heel lastig. Je wil kinderen beschermen. Maar nu er ook berichten komen over onvoldoende onderbouwde uithuisplaatsingen en nu jeugdzorg blijkt te werken met een soort point of no return waarbij gesteld wordt dat een kind na 6 of 12 maanden geh...echt is in een pleeggezin waardoor terugplaatsing naar de ouders minder vaak plaatsvindt ga ik twijfelen. Elk kind heeft het recht om op te groeien bij de ouders als dat veilig mogelijk is.
    Zorgverleners doen nu een melding volgens de meldcode in het vertrouwen dat deze melding zal leiden tot zorgvuldig onderzoek en zo nodig begeleiding. Als een melding in een situatie “acute of structurele onveiligheid” kan leiden tot een uithuisplaatsing zonder goede onderbouwing schieten we dan niet ons doel voorbij? Er zijn jaarlijks meer dan 30.000 uithuisplaatsingen in Nederland, Jeugdzorg heeft tekort aan personeel en de keuze voor een uithuisplaatsing blijkt af te hangen van het ervaringsniveau van de medewerker bij Jeugdzorg. Het zou fijn zijn als de KNMG hier haar gedachte over zou willen laten gaan, met als doel te zorgen dat een melding volgens de meldcode door een zorgverlener zorgt dat het kind veilig is, maar tegelijkertijd ook zorgt dat er min mogelijk schade bij het kind veroorzaakt wordt.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.