Vruchtbaarheidszorg jonge kankerpatiënten onvoldoende

Oncologisch zorgverleners informeren niet alle jonge vrouwelijke kankerpatiënten over mogelijkheden hun vruchtbaarheid te behouden, zoals het invriezen van eicellen. Dit kan nadelig zijn voor hun kwaliteit van leven. Dat stelt Michelle van den Berg in haar proefschrift Towards implementation of high-quality female oncofertility care.

Van den Berg vroeg 344 vrouwen tussen de 18 en 40 jaar die in 2016 en 2017 een kankerdiagnose kregen in zes Nederlandse ziekenhuizen een vragenlijst in te vullen. Hierin stonden vragen om de kwaliteit van de zorg systematisch te meten. In totaal vulden 121 vrouwen de vragenlijst in. Zij waren gemiddeld 34 jaar oud.

Uit de resultaten blijkt dat oncologisch zorgverleners 72,7 procent van deze vrouwen informeerden over hun risico op onvruchtbaarheid. 51,2 procent van de patiënten kreeg een verwijzing naar een gynaecoloog aangeboden. Zorgverleners bespraken alle aspecten van fertiliteitspreservatie met 18,8 procent van de patiënten en 35,5 procent van de patiënten ontving schriftelijke en/of digitale informatie.

Daarnaast blijkt uit het onderzoek van Van den Berg dat de kwaliteit van leven hoger is bij patiënten die geïnformeerd waren over het risico op onvruchtbaarheid, hier schriftelijke en/of digitale informatie over ontvingen én fertiliteitspreservatiecounseling kregen aangeboden. Uitgebreide oncofertiliteitszorg zorgt er volgens Van den Berg voor dat vrouwen minder keuzestress en spijt ervaren met betrekking tot hun fertiliteit. Ook als zij niet kozen voor een behandeling om hun vruchtbaarheid te behouden.

Om vrouwen met kanker te informeren en te ondersteunen bij het maken van een keuze ontwikkelde Van den Berg keuzehulpen over fertiliteitspreservatie. Deze zijn op maat gemaakt voor verschillende soorten kanker en kankerbehandelingen. De keuzehulpen gaan in op de risico’s, de veiligheid, de voor- en nadelen van afwachten en van alle mogelijke fertiliteitspreservatiebehandelingen. Deze keuzehulpen zijn aangepast om de leesbaarheid, bruikbaarheid en personalisatie te vergroten, en om voorzichtiger te zijn met het geven van valse hoop. Patiënten geven aan tevreden te zijn met de keuzehulpen, daarom raadt Van den Berg aan om de keuzehulpen na een uitgebreide evaluatie aan iedereen beschikbaar te stellen.