Laatste nieuws
Wetenschap

Oncologen leggen eigen dikkedarmkankerzorg onder de loep

Plaats een reactie
Getty
Getty

Soms wil je als arts een snel en degelijk antwoord hebben op een actuele, betrekkelijk simpele klinische vraag. Bijvoorbeeld: hoe denken collega’s over een nieuwe kankertherapie en passen ze die ook toe? Een zogeheten flashmobstudie kan dan uitkomst bieden.

Zo’n studie-opzet biedt namelijk de mogelijkheid in een zeer korte tijd (de ‘flash’) een grote groep onderzoekers en deelnemers bijeen te brengen (‘mob’) om een praktische, actuele vraag te beantwoorden.  

De zesde en tot nu toe grootste flashmobstudie wereldwijd is van Nederlandse makelij en laat mooi zien hoe dat werkt. De resultaten verschenen onlangs in JAMA Network Open. Eigenlijk was de vraagstelling in dit geval niet eens zo heel erg simpel, vertelt onderzoeksleider Guus Bol, internist-oncoloog in het UMC Utrecht. ‘Sinds enige tijd is een nieuwe systemische therapie voor patiënten met uitgezaaide dikkedarmkanker beschikbaar: een triple chemotherapieschema met fluorouracil, oxaliplatine en irinotecan plus bevacizumab (Folfoxiri-B). Deze therapie is superieur aan de langer bestaande behandeling met twee chemotherapeutica plus bevacizumab in termen van levensverlenging, zo is onder andere gebleken uit een recente meta-analyse. Sinds 2017 staat deze behandeloptie ook in de richtlijn, en in 2020 werd aanvullend een positief advies door de beroepsgroep gepubliceerd. ‘Maar we merkten dat Folfoxiri-B niet vaak met patiënten leek te zijn besproken terwijl we weten dat ongeveer 40 procent van de patiënten met uitgezaaide darmkanker in aanmerking komt voor deze behandeling. Dus waren we benieuwd naar de redenen.’ ‘Was het beperkte integratie van wetenschappelijk kennis in de praktijk of waren het bijvoorbeeld de verwachte bijwerkingen die hier een rol speelden?’, zegt Sietske van Nassau, eerste auteur van de studie en arts-onderzoeker medische oncologie in het UMC Utrecht.

In slechts één week

Om die reden maakten de onderzoekers eerst een inventarisatie van het gebruik van Folfoxiri-B tussen 2015 en 2018 in Nederland. Daarna onderzochten ze de huidige stand van zaken. In maart werd daartoe binnen slechts één week een multicenter, crosssectionele flashmobstudie verricht waaraan 47 ziekenhuizen meededen. In alle ziekenhuizen verzamelden de onderzoekers data over patiënten die recentelijk waren gediagnosticeerd met uitgezaaide darmkanker, terwijl ze in dezelfde week 101 medisch oncologen uit 52 ziekenhuizen interviewden over hun kijk op de toepassing van Folfoxiri-B in de praktijk.

Toxiciteit

Het blijkt dat op dit moment slechts één op de zeven in aanmerking komende patiënten ook daadwerkelijk wordt behandeld met Folfoxiri-B. Van Nassau: ‘Dat is weinig als je bedenkt dat Folfoxiri-B voor die patiënten de meest effectieve behandeling is. Uiteraard kunnen patiënten weloverwogen kiezen voor een minder intensieve therapie, maar dit lijkt mij niet de volledige verklaring.’ In de interviews zei 14 procent van de medisch-oncologen de behandeloptie Folfoxiri-B nooit te bespreken met patiënten. ‘Veruit de meeste internist-oncologen bespreken deze behandeloptie dus wel en dat is positief, toch zei 55 procent van hen dan een voorkeur uit te spreken voor de doublet chemotherapie plus bevacizumab.’ Bol: ‘Deze dokters zijn dus goed op de hoogte van de nieuwe behandeling; toxiciteit is de meestvoorkomende reden om er toch van af te zien. Terwijl 44 procent van de oncologen die ervaring hebben met het voorschrijven van Folfoxiri-B achteraf bekennen dat hun patiënten de therapie beter verdroegen dan verwacht.’

Vaker doen

Van Nassau wijst erop dat de overdracht van wetenschappelijke kennis naar de dagelijkse praktijk vaak traag verloopt. Ondanks het modulair updaten van klinische richtlijnen kan het zomaar zeventien jaar duren voordat innovaties ertoe leiden dat de meeste patiënten ervan profiteren. Dat is, zeker in kankeronderzoek, veel te lang.

De flashmobaanpak heeft, volgens Bol, op zichzelf al bijgedragen aan verbetering van de implementatie van deze nieuwe kennis onder zijn collega’s. ‘Alleen een richtlijn aanpassen is kennelijk niet genoeg.’ En, voegt hij daaraan toe: ‘We moeten dit beslist vaker doen. Dit is een fantastische manier om wat we aan het doen zijn te evalueren en met elkaar te bespreken.’ Bol had eigenlijk nog sneller willen schakelen met de uitkomsten, maar helaas liet publicatie toch nog een halfjaar op zich wachten; daar is nog ruimte voor verbetering.

lees ook
Nieuws Wetenschap oncologie
  • Henk Maassen

    Henk Maassen is journalist bij Medisch Contact, met speciale belangstelling voor psychiatrie en neurowetenschappen, sociale geneeskunde en economie van de gezondheidszorg.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.