Mogelijk neemt humorale afweer tegen SARS-CoV-2 toch snel af

IgA- en IgM-antilichamen tegen het SARS-CoV-2-virus verdwijnen betrekkelijk snel uit het bloedbeeld tijdens de herstelfase van de patiënt. IgG-antilichamen houden het wat langer vol, maar laten ook een gestage afname zien gedurende de eerste vijf maanden na infectie. Dat blijkt uit onderzoek door Katharina Röltgen e.a. gepubliceerd in Science Immunology.

Röltgen e.a. analyseerden 983 plasmamonsters van 79 in het ziekenhuis opgenomen covid-19-patiënten en 175 poliklinische patiënten en asymptomatische individuen. Binnen dit cohort stierven 25 patiënten aan hun ziekte. Ze vonden opmerkelijk genoeg naar verhouding meer IgG-antilichamen die reageren op het virale spike-eiwitcomplex (vergeleken met de antistoffen die zich richten op het nucleocapside-eiwit) bij patiënten met een milde ziekte dan bij ernstig zieke patiënten. Antilichamen, waaronder IgG, namen bij de poliklinische en asymptomatische covid-19-patiënten progressief af gedurende vijf maanden na de infectie. Goed zicht op de humorale immuniteit tegen SARS-CoV-2 is nodig om de juiste vaccinatiestrategie te bepalen. Tot nu toe zijn de uitkomsten van de verschillende onderzoeken niet eenduidig. In sommige onderzoeken is een snelle afname van virusspecifieke IgG-antilichamen na ongeveer drie maanden gezien, ander onderzoek toont juist stabiele titers van enkele weken tot enkele maanden. Het beeld blijft ook na het onderzoek van Röltgen e.a. verwarrend: uit het verloop van de antilichaamresponsen konden ze niet goed verklaren hoe het met de patiënten ging. Een flinke groep herstelde voordat men detecteerbare antilichaamresponsen had gevormd, maar minimale serologische responsen werden ook gezien bij patiënten die overleden. Tegelijkertijd waren er ook patiënten die stierven aan hun ziekte met hoge niveaus van antilichamen. De betrekkelijk snelle afname van antilichamen na infectie roept ook de vraag op hoe lang antilichamen opgewekt door vaccinatie zullen aanhouden, en in hoeverre nieuwe vaccinatie nodig zal zijn om bescherming tegen het virus te behouden. Lichtpuntje: net als andere onderzoekers sluiten ook Röltgen e.a. de mogelijkheid niet uit dat door de infectie gestimuleerde B- en T-geheugencellen een snellere of effectievere respons kunnen geven bij toekomstige blootstelling aan SARS-CoV-2.