Laatste nieuws
12 minuten leestijd
Lezersverhalen

Hoe werd u een bevlogen dokter?

Getty Images
Getty Images

U reageerde in groten getale op onze oproep om te vertellen welke gebeurtenis u op het spoor van de geneeskunde zette. Wat gebeurde er?

Puzzelen

Uiteindelijk ben ik bij longziekten terechtgekomen, maar dat stond niet in steen gebeiteld. Komend uit een familie waarin fors wordt gerookt en het stoppen ermee vooralsnog geen prioriteit heeft, staan long­artsen nou niet bepaald bovenaan op de uitnodigingenlijst.
Mijn pad liep naar de gynaecologie; na het meemaken van een bevalling was ik helemaal into de obstetrie en stippelde ik een gynaecologische route tijdens mijn coschappen uit. Maar gaandeweg knaagde het en flirtte ik steeds meer met de meer internistische ambachten, in het bijzonder de pulmonologie.
De uiteindelijke definitieve ommezwaai was, hoe ironisch, tijdens mijn semiartsstage gynaecologie, waar tijdens de ochtendoverdracht een 42-jarige patiënte met een onverwachte desaturatie werd overgedragen. Ze had ’s nachts na het roken van een sigaret (!) een saturatie van 87 procent gehad, wat ‘later die nacht “spontaan” was bijgetrokken met wat zuurstof’. Raar verhaal. Als semizaalarts vroeg ik een D-dimeer aan, dat uiteraard drie dagen postoperatief na een hysterectomie verhoogd was. Mijn zaalsupervisor stelde een consult bij de cardioloog voor, die een ecg verlangde om rechtsoverbelasting te kunnen beoordelen (jaja, omslachtig...) en die me uiteindelijk verwees naar de longarts, die me een CT-thorax aanraadde. Later die middag belde de radioloog: longembolieën. ‘Wat een vangst!’ zei mijn gevoel, maar wel eentje met een enorme omweg.
Toen besloot ik: dit vind ik nog leuker, het puzzelen, deze niet-sluitende verhalen ophelderen, en hier wil ik beter in worden. Dus ging er een brief richting een anios-schap interne en later naar de aios-functie longziekten.
Nu, jaren later, blijft de obstetrie nog altijd lonken en trek ik graag de zwangerenconsulten naar me toe. Maar een longemboliecasus zoals deze kom ik, gelukkig, niet vaak tegen. De desaturatieconsulten die ik nu doe op de verlos- en kraamafdelingen, houden meer verband met de foutieve uitslagen van de vingersaturatiemeters op de dikgelakte nagels van de ietwat oedemateuze à terme dames... (Tip: gebruik een oorsaturatiemeter.)

Anne-Marije Buiter, longarts in opleiding, Groningen

Getty Images
Getty Images

Uit deernis

1956Professor Boerema demonstreert op zijn college polikliniek chirurgie een meisje met een ontstoken sinus pilonidalis. Met de rok omhoog en de broek op de knieën ligt ze voorover op de onderzoekbank. Een student mag haar komen onderzoeken. Achter haar kleine rug wordt de diagnose gesteld, boven haar ronde blote billen wordt de differentiaaldiagnose besproken. Honderdtwintig ogen zijn op haar verlegen achterwerk gericht als de hooggeleerde iets op het bord tekent. Daarna wordt het abces ter plekke geïndiceerd. ‘Zoals u ziet mijnheer, bevinden zich haren in de holte. Dit is dus inderdaad een pilonidale cyste. Gaat u maar met de zuster mee juffrouw. We zullen u oproepen voor de operatie.’
Als ze van de tafel moet afklauteren heb ik gelukkig een dictaatschrift bij me om mijn ogen te verstoppen. Op dat moment heb ik definitief gekozen voor dit vak: uit deernis.

H.A. van der Hoeven, arts niet-praktiserend, Vlaardingen

Ik zag het bloed stromen

Alles vond ik leuk! Ik wilde chirurg worden, radioloog, tropenarts et cetera. Elke keer als ik een ander coschap liep, wisselde ik van plan. Mijn coschap heelkunde was in een groot academisch ziekenhuis. Te veel coassistenten, te weinig tijd van de staf, te weinig ruimtes om te werken. Oftewel, klinkt herkenbaar? De professor werkte de ene na de andere patiënt weg in die donkere spreekkamer en je mocht meekijken naar die oogziektes die je niet zag. Maar zoals een goede co betaamt knikte je bevestigend. Zijn ochtendspreekuur liep door in dat van de middag en toen hij zei dat we dit beeld ook vanochtend hadden gezien, begreep ik dat hij niet doorhad dat ik de plaats van de ochtendco inmiddels had overgenomen sinds de lunch…
Niet echt inspirerend tot zover. Tot ik op een dag meeliep met Ton. Ton was een oudere aios. Hij riep mij er op een gegeven moment bij. Hij had een contactglas tegen een oog gezet. En zei tegen mij dat ik het over moest pakken en mee moest kijken. Echt goed moest kijken. Lang. En toen zag ik het. Ik zag het centrale deel van de retina, scherp en enorm uitvergroot, en daarop de bloedvaten zoals je die nergens zo mooi kan zien in het lichaam zonder iets open te snijden. En in die vaten zag ik het bloed stromen! Bijna per erytrocyt. Zo gedetailleerd. Zo mooi. Ik viel als een blok. Daarna heeft hij nog een hele lijst opgesomd waarom oogarts een prachtig beroep is. Dat was mijn moment. Toen heb ik gekozen. Door Ton. En nog steeds heel blij met mijn keuze.

Floor Berkhout, oogarts, Delft

Getty Images
Getty Images

Anders kijken naar alzheimer

Voor mensen met dementie en mantelzorgers heb ik speciale bewondering, vanwege het langdurige beloop van deze ziekte, wat het proces met een mens doet en de impact die het heeft op de naasten van een patiënt.
Daarom werd mijn aandacht getrokken door een bijeenkomst ‘Anders kijken naar Alzheimer’, in september 2016 georganiseerd door uitgeverij AnkhHermes. Daar hoorde ik een verhaal over een professor die zijn jas niet kon vinden, maar nog wel lesgaf aan studenten. De boodschap luidde: probeer de persoon met dementie te stimuleren in iets wat hij of zij goed kan. Na deze middag keerde ik vol inspiratie huiswaarts.
Omdat ik een fanatieke Vierdaagse-loopster ben, kwam ik op het idee om een patiënte uit mijn praktijk, die al enkele jaren de ziekte van Alzheimer had en van wie ik wist dat ze sportief was, te vragen om met mij te trainen voor de Vierdaagse van Nijmegen 2017. Rina was 66 jaar toen ze ‘ja’ antwoordde op mijn vraag. Het zou haar eerste Vierdaagse worden. Training en de Vierdaagse-week zijn grandioos verlopen en ik ben erg trots op Rina.
Aansluitend aan de Vierdaagse ben ik met onze buurtsportcoach een wandelgroepje gestart voor mensen met dementie en mantelzorgers, dat nu twee jaar bestaat. We wandelen het hele jaar door twee zaterdagochtenden per maand.

Nicole Rockx-Theunissen, huisarts, Zevenbergen

Het werd haar eerste Vierdaagse

‘Elk weekend loop je visite’

Eind 1969. Mijn coschappen in volle gang. Wat zou ik gaan doen? Chirurgie trok me en ik ging een weekend logeren bij een familielid van mijn echtgenote in spe. Hij was chirurg in een flink, niet-opleidingsziekenhuis en met hem had ik het zaterdagavond over mijn keus. Zondagmorgen zei hij: ‘Ik ga visite lopen. Kom mee.’
‘Graag. Hebt u dienst dan?’
Hij draaide zich om en keek me aan over zijn bril: ‘Elk weekend loop je visite.’
In het ziekenhuis kreeg ik een witte jas en we liepen langs de bedden. Met elke patiënt maakte hij een praatje. Over hoe het ging en zo. Maar niet over de behandeling.
‘Je moet je maat die dienst heeft, niet voor de voeten lopen’, zei hij desgevraagd. ‘Als er wat is, laat ik het hem wel weten. Eén kapitein.’
Er werd geopereerd op de ok. Wij erheen. Hij stak zijn hoofd om de deur en riep:
‘Ben je aan ’t doen? Iets leuks?’
‘Ja, open patellafractuur.’
‘Gaat het goed?’
‘Wat dacht je?’
‘Nou, succes dan maar!’
Bij die wereld wilde ik horen. Dáár zou ik op mijn plek zitten. Zo’n dokter wilde ik wel worden. Ik ging solliciteren.

dr. Eduard Veldhuis, chirurg niet-praktiserend, Groningen

Getty Images
Getty Images

Hopeloos geval

Mijn eerste baan na de studie was zaalarts voor onder andere de longgeneeskunde. De superviserende longarts was ronduit een hork. Op de longgeneeskunde kwamen mensen vaak vrij apathisch binnen en na een paar dagen zuurstof, prednisolon en de nodige andere medicijnen kregen ze meer praatjes en zag je welke persoonlijkheid er in de benauwde meneer of mevrouw school. Eén mevrouw kwam steeds terug. Thuis vergat ze haar medicatie, stuurde de thuiszorg weg en had ze zo weer een nieuwe exacerbatie waarmee ze weer bij ons werd opgenomen. Als ze weer opgekalefaterd was, werd ze vervolgens weer met dezelfde thuismedicatie en thuiszorg naar huis gestuurd.
Ik suggereerde de longarts na de zoveelste keer of we niet eens een andere insteek konden proberen, maar kreeg direct spijt van mijn opmerking. Die vrouw was een hopeloos geval en ik moest niet van die domme dingen zeggen. Met lood in mijn schoenen belde ik maar eens met de huisarts van die patiënte. De huisarts zou vast vinden dat ik hém nu met het probleem opscheepte. Maar de huisarts bedankte me voor het attenderen dat mevrouw weer naar huis ging en zei dat hij later die week eens bij haar zou gaan kijken. Ik was blij dat ik zo collegiaal werd behandeld en dacht meteen: zo’n dokter wil ik ook worden! Ik ben huisarts geworden en ik haal nog steeds veel werkplezier uit de verscheidenheid aan mensen die je ziet op een dag en hoe je met iedereen bekijkt wat voor diegene de meest passende zorg is. Ik ken intussen genoeg dokters die in ziekenhuizen werken en sociaal vaardig zijn en oog hebben voor de mens achter de patiënt. Echter, het vak waarin ik mijn betrokkenheid, compassie en nieuwsgierigheid het beste kwijt kan, is voor mij de huisartsenzorg.

Ans Tiessen, huisarts, Groningen

‘Ik moest niet van die domme dingen zeggen’

De wachtkamer

November 1959. Mijn geheugen ruikt nog de lichte geur van jodium, toen ik door de brede gang naar de wachtkamer liep. Het rook naar schoon en geheimzinnig medisch… Het was druk. Het is altijd druk om 8.02 uur ’s morgens, wanneer het spreekuur voor ziekenfondsverzekerden net is gestart. Omdat ik al vanaf 7.45 uur voor de deur stond, had ik een penning met een laag nummer. De wachttijd zou niet te lang zijn.
De wachtkamer was saai voor mij, een jongen van 7 jaar. Het enige spannende was de deur naar de spreekkamer. Ik doodde mijn tijd met gokken, wie naar binnen zou gaan als de zoemer ging. Wel wist ik dat het achter die deur een stuk spannender moest zijn. Daar zat de dokter in zijn grote witte jas, voor wie al deze mensen zaten te wachten.
Ik was al aan de beurt, maar liet anderen voorgaan. Daar kwam mijn moeder. Voor haar zat ik hier. Ook zij had iets dringends te bespreken met de dokter. In wachten had zij geen zin. Daar heb je kinderen voor! Wat zij besprak met de dokter, wist ik niet. Op mijn voorzichtig vragen volgde een venijnige tik op mijn oor.
Zij kon onmiddellijk naar binnen en ik moest snel naar buiten, zodat ik net op tijd op mijn school zou zijn aan het plein, vlak achter de dokterswoning gelegen. Terwijl ik naar school liep werd mij een ding duidelijk: ik zou later dokter worden. Dan zou ik elke dag zo’n wachtkamer hebben met allemaal mensen die speciaal voor mij zaten te wachten!
Helaas heeft de interpretatie van een volle wachtkamer aan het begin van de vele spreekuren voor mij wel een iets andere betekenis en gevoelswaarde gekregen.

Hans Kragten, cardioloog niet-praktiserend, Heerlen

Ondergedoken

1944Het is mijn vierde onderduikadres. Een groot, ouderwets huis in Veendam. Het gezin telt drie mensen: de man is dierenarts, rond de 50, Annie lijkt iets jonger, enige dochter van een herenboer in de omgeving. Ze hebben een dochter van 16, Sieneke. De ontvangst is hartelijk. Hij kort en zakelijk, zij geïnteresseerd en warm. Ik heb een slaapkamer op de eerste etage, mag me vrij bewegen in huis. (Later wordt het gevaarlijker en verhuis ik ’s nachts naar een hol onder de keukenvloer).
Overdag mag ik studeren in de boeken die ik van huis heb meegenomen. Ik wil accountant worden. Ik ben een joodse jongen uit een eenvoudig gezin. Mijn vader is jazzpianist, mijn moeder is diamantbewerkster. Ik kan goed leren. Normaal zou ik zeker gaan studeren. Maar het is 1940 en ons land is bezet en de vooruitzichten zijn niet best. Mijn ouders zeggen: je kunt beter een praktisch beroep kiezen. Het wordt de handelsschool.
Nu zit ik ’s avonds na het eten in de woonkamer. Ik studeer, Wim heeft meestal nog werk in de praktijk. Sieneke maakt huiswerk. Annie leest een boek, speelt soms piano.
Als de dochter naar bed is, raken we meestal in gesprek. Annie is geïnteresseerd in mijn achtergrond, over de oorlog, mijn weggevoerde familieleden, maar vertelt ook veel over haar eigen leven. Ze heeft een moeilijke jeugd gehad, gekenmerkt door zware depressies, in een omgeving die daar niet aan gewend en weinig behulpzaam was. Ze was in behandeling geweest bij diverse specialisten, maar altijd zonder succes. Totdat ze in contact kwam met professor A., een bekende psychiater. Die was de eerste geweest, zegt ze, die haar begreep. In menig avondgesprek tussen Annie en mij blijkt hoe diep haar dankbaarheid is voor de wijze waarop prof A. haar heeft geholpen.
Dit alles is voor mij volslagen nieuw en maakt diepe indruk op mij. Totdat ik opeens denk: dat wil ik ook! Ik wil psychiater worden en mensen echt gaan helpen.
Ik bespreek de zaak met mijn pleegouders, die niet alleen akkoord gaan, maar alles in het werk stellen om dat voor elkaar te krijgen. Ze engageren een leraar middelbaar onderwijs die clandestien aan huis komt en me lesgeeft in de vakken die ik nog niet heb gehad en die vereist zijn voor het hbs-b-diploma. Direct na de bevrijding leg ik dat examen af. Ik ben deze mensen oneindig dankbaar. Ik ben dokter geworden. En uiteindelijk huisarts. Geen moment spijt van gehad.

Jack Courant, huisarts niet-praktiserend, Amsterdam

Bevlogen meesters

‘Troosten, dat is de kunst’, zei meester Bijl, schoolmeester op de ‘school met de Bijbel’. Voor mij de meest zachtmoedige en kunstzinnige meester van de jaren zestig. Dat troosten legde hij uit aan de hand van een tekening. Op het schoolbord schetste hij – ogenschijnlijk gemakkelijk – beginnend met zijn linkerhand, dan het krijtje overpakkend met zijn rechter de bijbehorende illustratie. Zo verscheen een pakkende tekening in Rembrandt-stijl van het slachtoffer na een roofoverval. Een hulpeloze man lag langs de woeste, eenzame weg van Jeruzalem naar Jericho. Ongedacht en onverwacht werd hij geholpen en getroost. ‘Kinderen, of je nu gaat leren voor kunstenaar, moeder of dokter, troosten, dat is de kunst’, herhaalde de meester.
Jaren later liep ik coschappen bij een on­cologisch gynaecoloog in het gemeenteziekenhuis van Rotterdam-Zuid. Zijn assistenten noemden hem Napoleon. Perfect ambidexter begon hij een operatie met zijn linkerhand en moeiteloos ging hij verder met zijn rechter. Later werd hij mijn opleider, nog later mijn maat. Altijd bevlogen. Hij was technisch perfect, zijn beleid goed onderbouwd en zijn beheersing van de Franse taal indrukwekkend; hij was dat immers aan zijn bijnaam verplicht.
Ik ben gezegend geweest met bevlogen meesters. Immers dat geeft de gezel, de assistent vleugels. Amice, begon mijn Rotterdams opleider tijdens een lastige oncologische operatie met een teleurstellend resultaat, amice, la médecine, c’est guérir parfois, soulager souvent, consoler toujours. Troosten, dat is de kunst.

Adriaan Logmans, gynaecoloog en gynaecoloog-oncoloog in Goes, Gent en Leuven

Getty Images
Getty Images

Een uitbundige, uitslaande brand

Ik was 9 jaar en zat bij mijn ouders en mijn broers in de auto. Onderwerp van gesprek: wat wil je later worden? ‘Mamma’, zei ik op mijn beurt. Mijn moeder – zelf kraamverpleegkundige en kostwinner – voegde me toe dat ik ook wel iets voor de kost moest doen. ‘Dan word ik wel verpleegkundige, net als jij.’ Mijn moeder had het idee dat ik wel meer in mijn mars had en vertelde me dat dan ook. ‘Nou, dan word ik gynaecoloog.’ En dat is gebleven. Ik ging naar het vwo. Koos de vakken precies zo dat ik geneeskunde kon gaan doen. Ik werd ingeloot. En ging studeren met de overtuiging dat ik gynaecoloog zou worden.
Minder gladjes dan hoe het hier nu lijkt binnen driehonderd woorden, kwam ik aan bij het coschap gynaecologie. Ik was zo bang dat ik teleurgesteld zou zijn. Dat gaf een terughoudendheid die de gelegenheid creëerde om het vak van enige afstand te observeren. Om vervolgens (opnieuw) de vonk te ontdekken: ja, dit is het! Moeilijke gesprekken over fouten in de (genetische) aanleg van je kind. Gesprekken over zoiets intiems als seks. Die eerste bevalling… Het opereren. Het wonder dat mensen je toelaten op heel precaire momenten in hun leven. Nu ben ik gynaecoloog. Niet voornamelijk in de obstetrie, wat ik als 9-jarige met name voor me zag, maar gaandeweg via de fertiliteit naar de bekken­bodem. Ik realiseer me elke dag hoe bijzonder het is dat patiënten je zodanig vertrouwen dat ze je hun angsten, hun schaamte of hun schuldgevoel vertellen. Hoe bijzonder het is dat ze je toestaan dat je in ze snijdt. Dat maakt me dankbaar. Die dankbaarheid maakt voor mij dat die vonk een vlam blijft. Soms meer een waakvlammetje. Vaker een uitbundige, uitslaande brand. Maar meestal een gezellig knappend vuur, waarin je elke dag weer nieuwe vormen kunt ontdekken.

Anika Dam, gynaecoloog, Belfeld

download het artikel (pdf)

Nog meer verhalen

Lezersverhalen

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.