Laatste nieuws
Henk Maassen
Henk Maassen
5 minuten leestijd
oncologie

Zorginstituut stelt actieplan voor oncologische zorg op

De oncologische zorg is te versnipperd, waardoor niet iedere patiënt met kanker de best mogelijke zorg krijgt. Dat moet en kan anders, vindt het Zorginstituut dat een reeks knelpunten signaleert.

Plaats een reactie
Arie Kievit/ANP
Arie Kievit/ANP

De zorg voor patiënten met kanker staat onder druk. Door vergrijzing groeit het aantal patiënten elk jaar met 2 procent, er is te weinig personeel en de komst van nieuwe, dure geneesmiddelen maakt dat in 2040 de kosten voor deze zorg gestegen zullen zijn tot bijna 14 procent van het totale zorgbudget. Het inmiddels bekende antwoord op deze trends luidt: passende zorg, geleverd in netwerken.

Dat is ook de boodschap van het Signalement Passende zorg voor mensen met kanker: netwerk- en expertzorg van Zorginstituut Nederland (ZIN). Het is onderdeel van een drieluik; dit jaar volgen nog ‘signalementen’ over doelmatige inzet van kankerbehandelingen en preventie van kanker.

Ze behoren tot de eerste vruchten van het onlangs gelanceerde Integraal Zorgakkoord; ZIN komt later nog met rapportages over onder meer cardiovasculaire zorg, ggz en langdurige zorg.

Kwartiermaker

Hoewel er al regionale en landelijke netwerken zijn, is de oncologische zorg te versnipperd, constateert ZIN. Zo variëren de netwerken bijvoorbeeld in het aantal patiënten voor wie zorg wordt afgestemd en georganiseerd. Anno 2020: van zo’n vijfduizend patiënten in het kleinste netwerk, tot ruim 21 duizend in het grootste netwerk. En ze variëren naar focus: in tumortypenetwerken werken twee of meer instellingen samen om de zorg voor patiënten met een bepaalde tumorsoort optimaal te regelen. Maar er zijn ook lokale netwerken voor nazorg, paramedische en psychosociale zorg en netwerken voor palliatieve zorg. Volgens het Zorginstituut hapert verder de gegevensoverdracht tussen zorgaanbieders, werken ze nog te weinig samen en betrekken ze patiënten nog onvoldoende bij de zorgkeuzes.

Gevolg: niet iedere patiënt met kanker krijgt de best mogelijke zorg. Daarom staat hervorming van de oncologische zorg hoog op de agenda. ‘Dat vraagt om stevige regie’, zegt Jacqueline Kalsbeek, projectleider Passende zorg voor mensen met kanker bij het Zorginstituut. ‘Als eerste moet er een kwartier­maker komen die alle betrokken partijen bindt en aanstuurt.’ Haar of zijn credo moet zijn dat om passende zorg te leveren, je over je eigen grenzen heen moet kunnen kijken. De kwartiermaker heeft echter geen ‘doorzettingsmacht’, die ligt bij het Zorginstituut. Kalsbeek: ‘Maar we willen liever wegblijven van dwang.’

Hindernissen

Twaalf knelpunten signaleert het Zorginstituut, twaalf hindernissen die de kwartiermaker in het vizier moet hebben en die moeten worden opgelost om passende zorg mogelijk te maken (zie kader bij dit artikel online). Helemaal bovenaan staat het gebrek aan landelijke keuzes over de vraag: wie doet wat en waar het beste? Nu worden veel oncologische behandelingen in vrijwel alle ziekenhuizen aangeboden. In het onlangs gesloten Integraal Zorgakkoord (IZA) is vastgelegd dat er minimumnormen voor bepaalde oncologische behandelingen moeten komen. Dat betekent concreet dat per tumortype moet worden bepaald welke inzet van mensen, middelen en expertise nodig is voor een optimale kwaliteit van zorg. En dat maakt concentratie van zorg onvermijdelijk.

Maar niet alleen volumenormen tellen mee, aldus Kalsbeek. ‘Ook toegankelijkheid, doelmatigheid en bredere uitkomsten over kwaliteit van leven moet je meewegen. Gegevens daarover zijn helaas lang niet altijd beschikbaar, juist omdat de aantallen patiënten per ziekenhuis te klein zijn om deze uitkomsten per tumorsoort te verzamelen. En voor zover die gegevens er wel zijn, maken ze geen deel uit van de keuzes over concentratie en spreiding van kankerzorg.’ ‘Pas op: concentratie is geen doel op zich’, vult Celine Leenen aan. Zij is medisch adviseur bij het Zorginstituut en internist-oncoloog bij de Noordwest Ziekenhuisgroep. ‘Wij vinden dat in alle regio’s oncologische zorg toegankelijk moet blijven. Zeker, delen van behandelplannen moeten in een expertcentrum worden uitgevoerd, maar veel zal nog steeds dicht bij huis kunnen.’

‘We willen wegblijven van nog meer admini­stratie­last’

Gegevensuitwisseling

Dat kan alleen als er betrouwbare, gestandaardiseerde gegevensuitwisseling is. Daar schort het nu aan. Dat vorige week de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz) door de Tweede Kamer is aangenomen is in dat verband positief, maar niet genoeg, weet Leenen. De wet stelt eisen aan de uitwisseling van gegevens tussen artsen en instellingen. Maar het zogeheten ‘secundaire gebruik’ van data is daarmee nog steeds niet goed geregeld. Ze legt uit: ‘Daarbij gaat het om gegevens over de kwaliteit van zorg, om informatie over het aantal patiënten met een bepaalde tumor die een zware of minder zware behandeling kregen, over hun kwaliteit van leven. Anders gezegd: data die cruciaal zijn voor het opzetten van een lerend systeem van passende zorg.’ Verbetering van dit secundaire gebruik is voorlopig echter uitgesteld. Omdat het ook buiten de grenzen van de oncologische zorg relevant is, pleit het Zorginstituut om dit breder aan te pakken.

Meer bureaucratie

Wie in het rapport leest dat er nu niet genoeg inzicht in de kwaliteit van netwerkzorg is en dat er toezicht moet komen, zou kunnen vrezen dat er straks weer van alles moet worden aangevinkt en geregistreerd. Loert het gevaar van nog meer administratie en bureaucratie? ‘Het is uiteraard niet de bedoeling dat we die kant op gaan’, zegt Leenen. ‘We moeten partijen daar dus van meet af aan op aanspreken. We willen wegblijven van nog meer administratielast, niet in de laatste plaats vanwege het personeelstekort.’

Dat tekort is een ander groot knelpunt dat om onorthodoxe oplossingen vraagt. Het Zorginstituut wijst op de mogelijkheden van e-health en noemt voorbeelden als telecommunicatie tussen artsen of tussen arts en patiënt, telemonitoring van symptomen, revalidatie of palliatieve zorg in de thuissituatie, en de inzet van technologieën zoals draag­bare sensoren en vroege-detectieapps. Toch komt volgens Kalsbeek de inzet van e-health nu onvoldoende van de grond door een catch 22-achtige situatie: ‘Innovaties kunnen zich immers pas bewijzen als er in de praktijk ervaring mee is opgedaan, maar de regels staan nu juist niet toe ze in de praktijk te gebruiken vanwege te geringe wetenschappelijke onderbouwing over hun meerwaarde in de praktijk.’ Ook die barrière moet dus worden geslecht.

Bekostiging

En dan zijn er nog financiële hindernissen: de bestaande vergoedingen sluiten niet goed aan op samenwerken in netwerken. Leenen: ‘Voorbeeld: er is een goede bekostiging van het bovenregionale multidisciplinair overleg nodig. Voor het inroepen van externe expertise bestaat op dit moment geen registratie- en declaratiemogelijkheid in de dbc-systematiek.’ Verder zijn onderlinge verrekeningen en declaraties tussen samenwerkende organisaties nu schering en inslag. Dat komt door NZa-regelgeving en door de beperkte mogelijkheden van administratieve uitwisseling tussen ziekenhuizen. Hier en daar, zegt Kalsbeek, zijn daar op regioniveau met de belangrijkste zorgverzekeraar wel goede afspraken over gemaakt, maar daar blijft het dan bij. In een andere regio is een andere zorgverzekeraar dominant en daar lukt het maken van die afspraken weer niet.’ Met nadruk: ‘Juist dat bedoelen we met over je grenzen heen kijken – alle partijen, dus ook zorgverzekeraars, moeten dat gaan doen.’

Oplossingen voor al deze knelpunten worden gevalideerd in een simulatie. ‘Het idee daarbij is dat we ze in bestaande netwerken uitproberen’, legt Jacqueline Kalsbeek uit. ‘Uiteindelijk moeten er zo algemene normen en afspraken komen waar netwerken van oncologische zorg aan moeten voldoen. Waar mogelijk worden de afspraken vastgelegd in afdwing­bare standaarden.’ 

Het oplossen van twaalf knelpunten moet de kankerzorg een impuls geven

Twaalf knelpunten

1. Gebrek aan landelijke keuzes en regie bij de concentratie en spreiding van oncologische zorg.

2. Gebrek aan regionale sturing en gezamenlijke afspraken.

3. Gebrek aan inzicht in kwaliteit van netwerkzorg en passend toezicht.

4. Onvoldoende toekomstbestendigheid van het multidisciplinair overleg (MDO).

5. Gebrek aan gegevensuitwisseling.

6. Onduidelijke rol zorgverzekeraars en Autoriteit Consument en Markt (ACM).

7. Onvoldoende voortgang in verkennen van financieringsvormen.

8. Onvoldoende onderzoek en verankering e-Health in de praktijk.

9. Toenemend personeelstekort.

10. Preventie geen structureel onderdeel van netwerkzorg.

11. Te grote milieuvoetafdruk van oncologische zorg.

12. Geen opschaling van kansrijke programma’s op het gebied van netwerk- en expertzorg.

Bron: Signalement Passende zorg voor mensen met kanker, Zorginstituut Nederland (Web)

Dossier: Kanker

auteur

Henk Maassen

contact

h.maassen@medischcontact.nl

@medischcontact

Lees ook:
Achter het nieuws kanker oncologie
  • Henk Maassen

    Henk Maassen is sinds 1999 journalist bij Medisch Contact, met speciale belangstelling voor psychiatrie en neurowetenschappen, sociale geneeskunde en economie van de gezondheidszorg. Hij stelt wekelijks de Media & Cultuur-pagina’s samen.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.