Laatste nieuws
H.E. Heemstra c.s.
3 minuten leestijd

Weesgeneesmiddelen in de pijplijn

Plaats een reactie

Het gaat helemaal niet zo slecht met de Europese weesgeneesmiddelen. Voor meer dan tweehonderd zeldzame aandoeningen komen of zijn al nieuwe middelen beschikbaar.


In verschillende media is melding gemaakt van een artikel van Joppi c.s. in British Journal of Clinical Pharmacology.1 Ook in Medisch Contact, onder de titel ‘Te weinig weesgeneesmiddelen’ (MC 10/2006: 389). Gesteld wordt dat de gebrekkige Europese stimuleringsmaatregelen voor de ontwikkeling van weesgeneesmiddelen reden kunnen zijn voor het geringe aantal weesgeneesmiddelen dat op de markt komt. Wij menen echter dat de situatie rooskleuriger is.



Medisch Contact suggereert dat ook gebrekkige onderzoeksmethoden debet zijn aan het kleine aantal weesmedicijnen. In het oorspronkelijke artikel wordt de problematiek van zeldzame aandoeningen eveneens onderschat. Bij deze groep van aandoeningen is vaak weinig bekend van het natuurlijke beloop, klinische eindpunten en biomarkers die geschikt zijn om het resultaat van een behandeling te meten. Verder is het moeilijk om patiënten met een zeldzame aandoening te vinden, die ook nog in de inclusiecriteria van een trial passen. Om deze problemen een helpende hand te bieden, zijn er Europese stimulerende maatregelen voor fabrikanten met een product met de status van weesgeneesmiddel, zoals technische ondersteuning bij het maken van protocollen voor klinische trials en gereduceerde tarieven voor de gecentraliseerde registratieprocedure. Na registratie van het product heeft de fabrikant bovendien recht op tien jaar marktexclusiviteit.



Proof of principle


De conclusies in het artikel van Joppi (en de naar aanleiding daarvan verschenen commentaren) zijn bovendien gebaseerd op een verkeerde vergelijking. Het aantal van 18 geregistreerde weesgeneesmiddelen uit een totaal van 255 middelen met een status van weesgeneesmiddel wordt vergeleken met het aantal van 153 geregistreerde geneesmiddelen van 193 waarvoor een aanvraag voor registratie is ingediend. De aanvraag van de status van weesgeneesmiddel kan al plaatsvinden bij een zogenaamd proof of principle, dus bij een eerste aanwijzing dat het product werkzaam kan zijn voor de voorgestelde indicatie. Na jaren vervolgonderzoek dat succesvol moet verlopen, kan een aanvraag voor registratie worden ingediend. In het artikel wordt de indruk gewekt dat alle 255 middelen met de status van weesgeneesmiddel al een registratieaanvraag hebben ingediend bij de Europese geneesmiddelenbeoordelingsautoriteit EMEA, vergelijkbaar met het getal van 193 ‘normale’ geneesmiddelen. Dit is echter niet het geval, waardoor deze vergelijking mank gaat.



Onrealistisch


Ten slotte vergelijkt Joppi ook de situatie in de EU met die in de VS in dezelfde periode. Hij merkt hierbij op dat de Amerikaanse regelgeving rond weesgeneesmiddelen veel succesvoller is. Ook dit gaat niet volledig op. Uit eigen onderzoek blijkt dat de Amerikaanse middelen wezenlijk verschillen van de Europese. Slechts 103 (34,5%) van de 299 middelen die op 1 januari 2006 de Europese status hadden van potentieel weesgeneesmiddel, hadden op het moment van de aanvraag van deze status al een status van weesgeneesmiddel in de VS. Het zou dus veel rechtvaardiger zijn om de situatie in de EU te vergelijken met de situatie in de VS tijdens de eerste vijf jaar van weesgeneesmiddelregelgeving daar, zoals de editor van de British Journal of Clinical Pharmacology ook toegeeft in zijn editorial.2



De Europese regelgeving voor weesgeneesmiddelen bestaat inmiddels zes jaar. In deze periode is het aantal weesgeneesmiddelen (met status of geregistreerd) jaarlijks toegenomen. Feit is dat de Europese regel­-geving voor weesgeneesmiddelen in de eerste zes jaar van haar bestaan meer dan 320 (potentiële) nieuwe geneesmiddelen heeft opgeleverd voor meer dan 200 zeldzame aandoeningen.3 Het is onrealistisch te veronderstellen dat al deze middelen nu al op de markt hadden moeten zijn. Maar, in tegenstelling tot die van de ‘gewone’ geneesmiddelen, zit de weesgenees­middelenpijplijn wel boordevol.



H.E. Heemstra, doet promotieonderzoek naar de ontwikkeling van weesgeneesmiddelen aan de Universiteit Utrecht


dr. R.L. de Vrueh, orphan product developer voor de Stuurgroep Wees­geneesmiddelen


dr. S. van Weely, secretaris van de Stuurgroep Weesgeneesmiddelen


prof. dr. H.G.M. Leufkens, hoogleraar aan de vakgroep Farmaco-epidemiologie en Farmacotherapie van de Universiteit Utrecht, tevens voorzitter van de Stuurgroep Weesgeneesmiddelen



Correspondentieadres:

h.e.heemstra@pharm.uu.nl



Belangenverstrengeling: niet gemeld.



Klik hier voor het PDF van dit artikel


Literatuur


1. Joppi R, Bertele V, Garattini S, Orphan drug development is progressing too slowly. Br J Clin Pharmacol 2006; 61 (3): 355-60.  2. Aronson JK. Rare diseases and orphan drugs. Br J Clin Pharmacol 2006; 61 (3): 243-5.  3. Committee for Orphan Medicinal Products (COMP). COMP Report to the commission in relation to article 141/2000 on orphan medicinal products. European Medicines Evaluation Agency (EMEA), July 2005.


Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.