Laatste nieuws
Joost Visser
5 minuten leestijd
huisartsgeneeskunde

Voor patiënt is huisarts nog steeds de spil

6 reacties

Arno Timmermans: ‘NIPO-onderzoek prikt mythes door’

Voor de derde maal liet het Nederlands Huisartsen Genootschap huisartsen en patiënten ondervragen over hun onderlinge relatie. Het resultaat lijkt sterk op dat van de twee vorige onderzoeken. En juist dát is vol betekenis, zegt NHG-bestuursvoorzitter Arno Timmermans.

‘Mensen denken in grote lijnen nog net zo over de huisartsenzorg als twaalf jaar geleden. Dat is strijdig met wat overheid, zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties vertellen. Van hen horen we dat het publiek anders is gaan denken over zaken als onze regierol, de langdurige relatie met een eigen huisarts, het avondspreekuur en het e-consult. Dat is niet waar.’ Arno Timmermans, bestuursvoorzitter van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), is blij met de resultaten van het nieuwste onderzoek van TNS NIPO, waarin – net als in 1999 en 2006 – doorsnee-Nederlanders én huisartsen zijn bevraagd over allerlei aspecten van hun relatie. De huisarts wordt nog altijd gezien als spil in de zorg, zo blijkt.

Timmermans: ‘Bijna alle Nederlanders, in de 90 procent, vinden dat de huisarts de regie moet hebben, moet weten welke zorg een patiënt op verschillende plekken krijgt en op de hoogte moet zijn van wat er na een verwijzing met hem gebeurt. Zij willen een regisseur, of beter: een centrale zorgverlener, bij wie ze altijd terechtkunnen en die verantwoordelijk voor hen is. Iemand die zaken ter sprake kan brengen waarover anderen moeilijker kunnen praten, hen zo nodig op hun gedrag aanspreekt en een discussie kan voeren over doelmatigheid en kosten. Dat is een groot goed.’

Vertrouwensband

Zoals huisartsen graag een vertrouwensband willen hebben met hun patiënten, zo wil nog altijd – in de eerdere onderzoeken was dat niet anders – driekwart van de Nederlanders een eigen huisarts voor het leven of althans voor een flink aantal jaren. Of dat een man of een vrouw is, kan de meesten niet schelen, al geven vooral vrouwen de voorkeur aan een vrouwelijke huisarts. Huisartsen zien voordelen in het stijgend aantal vrouwelijke collega’s, maar een flinke minderheid van 16 procent ziet nadelige gevolgen voor de onderlinge samenwerking, twee keer zoveel als in 2006. Timmermans: ‘Voor die huisartsen is het grote aantal vrouwen dat parttime werkt mogelijk een probleem. Dat het aantal vrouwelijke huisartsen sinds 2006 is toegenomen, kan tot gevolg hebben gehad dat het percentage criticasters is gegroeid. Het kan ook zo zijn dat het beeld realistischer is geworden. Dat huisartsen nu ervaren dat er niet alleen mannen, maar ook vrouwen zijn met wie het niet zo makkelijk samenwerken is.’

Mythes

In het onderzoek worden mythes doorgeprikt, stelt Timmermans, vooral die over het avondspreekuur en het e-consult. Van een avondspreekuur wil 62 procent van de Nederlanders gebruikmaken, 7 procent zeker niet. Maar als de eigen huisarts daardoor een halve dag per week minder gaat werken, vindt nog maar 39 procent een avondspreekuur nodig. Timmermans: ‘Als het avondspreekuur consequenties heeft voor de zorg overdag, dan is men opeens veel minder enthousiast. Dat benadrukken wij ook steeds in onze discussies met de overheid en zorgverzekeraars: ‘Je kunt wel van ons vragen iets extra’s te doen, maar realiseer je dan wel dat dat ten koste kan gaan van ander aanbod. Is dat wat je wilt?’ Overigens loopt de 3 procent van de Nederlanders die nu al een avondspreekuur kan bezoeken, de deur niet plat: een kwart van hen is er het afgelopen jaar geweest.

‘Het aantal mensen dat zich aangeproken voelt door het e-consult
blijft relatief klein’

Over het e-consult zijn de meningen sterk verdeeld: de ene helft (48%) spreekt het aan, de andere helft (46%) voelt er niets voor. ‘Het aantal mensen dat zich aangesproken voelt door het e-consult is relatief klein en neemt ook helemaal niet toe. Men vindt het e-consult anoniem en onpersoonlijk; juist het gesprek met de dokter helpt hen om hun klacht goed te formuleren. Maar als je beleidsmakers mag geloven, staat iedereen te trappelen.’

Volledig informeren

Vooral over de informatievoorziening zijn ‘de’ Nederlanders en hun huisartsen het niet met elkaar eens. Twee derde van de bevolking vindt het belangrijk om altijd ‘direct en volledig’ geïnformeerd te zijn, maar de meeste huisartsen (83%) zijn het daar niet mee eens: zij vinden het acceptabel om ook soms geen of marginale informatie te geven, bijvoorbeeld om de patiënt niet onnodig ongerust te maken of als de informatie nog niet zeker is. Timmermans: ‘Ik heb niet de indruk dat huisartsen hun patiënten niet volledig informeren, dat blijkt ook uit onderzoek. Maar dat hoeft niet altijd direct te gebeuren. Stel dat ik bloed laat prikken en een normale uitslag vind, zij het dat één waarde een beetje afwijkt – moet ik dat laatste dan altijd vertellen? Nee, ik vertel dat de bloeduitslag goed is, want dat is mijn interpretatie. Maar als de patiënt vraagt of er niets is gevonden dat afwijkt, zeg ik bijvoorbeeld: “De uitslag van de levertest is iets hoger dan normaal, maar dat heeft geen betekenis.” Huisartsen moeten de uitslag altijd vertalen in een voor de patiënt zinvolle boodschap. Als ze de uitslag domweg aan de patiënt geven, dan informeren zij deze volledig maar niet begrijpelijk.’

Veel Nederlanders (88%) vinden het acceptabel dat huisartsen van twee behandelingen die even goed zijn, de goedkoopste kiest, dat zij geen behandeling geven als deze geen aantoonbaar effect heeft (66%) en dat zij geen medicijnen voorschrijven als de klachten binnen enkele dagen vanzelf overgaan (90%). Ook vindt bijna de helft (49%) het in veel gevallen gerechtvaardigd als huisartsen geen verwijskaart uitschrijven als zij die verwijzing eigenlijk niet nodig vinden. Het zijn tekenen van kostenbewustzijn, vindt Timmermans. ‘Kennelijk zijn huisartsen in de positie om het doelmatig gebruik van zorg met hun patiënten te bespreken. Daar kunnen overheid en zorgverzekeraars van profiteren, maar dan moet het huisartsen wel mogelijk worden gemaakt om die rol te spelen. En dat doe je niet door de toegankelijkheid van allerlei pretpoli’s te vergroten door tegen patiënten te zeggen – en dat dóen sommige verzekeraars: “U heeft recht op deze behandeling, dus u moet even een verwijskaart halen bij de huisarts.” Tja, dan sta je met de rug tegen de muur!’

Joost Visser


Het NIPO-onderzoek in 2006

Het NIPO-onderzoek uit 1999









Arno Timmermans, bestuursvoorzitter van het NHG: ‘Bijna alle Nederlanders zien de huisarts als centrale zorgverlener, die verantwoordelijk voor hen is.’ Beeld: De Beeldredaktie, Evelyne Jacq
Arno Timmermans, bestuursvoorzitter van het NHG: ‘Bijna alle Nederlanders zien de huisarts als centrale zorgverlener, die verantwoordelijk voor hen is.’ Beeld: De Beeldredaktie, Evelyne Jacq
<strong>PDF Huisarts_patient, 4 november 2011</strong> <strong>Klik hier voor een PDF van dit artikel</strong>
huisartsgeneeskunde arts-patiëntrelatie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • M.J.J. Rebel-Volp

    huisarts, voorzitter VNVA, HAARLEM

    Wat jammer dat Arno Timmermans in plaats van in stilte de toekomst van het huisartsenvak te overpeinzen zijn vrouwelijke collega tegenover zich geen deelgenoot had gemaakt. Ongetwijfeld had dit een goed gesprek opgeleverd. Toine Lagro (NtvG, 2008) he...eft aangetoond dat vrouwelijke artsen beter luisteren naar hun patiënten, dus de kans is groot dat ze ook goed luisteren naar een oudere mannelijke collega. In een gesprek had Arno Timmermans misschien af kunnen stappen van foute vooronderstellingen en vooroordelen over de gelukkig groeiende groep vrouwelijke collega'.
    De huidige generatie dokters wil gezin en werk kunnen combineren, niet alleen vrouwen, ook mannen. En volgens mij gaat het niet zozeer om parttime werken maar om flexibel werken om zo alle ballen in de lucht te houden.
    Ik denk dat deze generatie ook weet dat het artsenvak niet alleen van 9-17 uit te oefenen is. Ik werk 2 dagen als huisarts en 2,5 dag als beleidsadviseur en oja, ben daarnaast voorzitter van de Vereniging van NEderlandse Vrouwelijke Artsen, moeder van 3 kinderen onder de 10 en partner van een medisch specialist.
    En ja, ik kan terminale zorg leveren. Terminale patienten en hun familieleden hebben mijn mobiele nummer en ook mijn mailadres.Daarnaast draag ik zo goed mogelijk over aan mijn collega's overdag en in de ANW over de gemaakte afspraken. Communicatie dus, niet stil kniezen en peinzen dus. En ja, soms betekent het zorgen voor een terminale patient dat ik alles om moet gooien maar dat kan. Ik hoop dat Arno Timmermans ook goed geluisterd heeft naar Richard Roberts, voorzitter van de WONCA die in december jl. in Nederland was. Hij betoogde dat we flexibel en inventief moeten zijn in onze bereikbaarheid en aanwezigheid. Ik heb me hierdoor gesteund en erkend gevoeld.
    Ik wens Arno Timmermans in 2012 toe dat hij niet teveel piekert maar gaat praten met jonge collega's, vrouw en man, om samen na te denken over de toekomst van de huisartsenzorg.

  • Dr. Robert Mol

    huisarts, Rhoon

    Hulde voor dit zeer informatieve artikel! Gelukkig blijft het e-consult een consult met verdeelde meningen. Dit past bij een verandering op lange termijn. Mijn indruk blijft, dat dit consult absolute efficiente waarde heeft voor het contact van patie...nt met de huisarts. Zeker indien het voor de tijdswinst van beiden gaat. De patient is af van de irritante ingesprektoon en de huisarts heeft in korte tijd duidelijkheid via het niet meer weg te denken beeldscherm in zijn praktijk. Het goede gesprek blijft voorlopig voor de spreekkamer.

  • B. van Pinxteren

    huisarts, ehealth-enthousiasteling, De Meern

    De conclusies van Arno Timmermans dekken in mijn ogen de resultaten van het TNS NIPO-onderzoek naar 'De huisarts-patiënt relatie anno 2011 niet' niet.

    Als 62 procent van de Nederlanders aangeeft van een avondspreekuur gebruik te willen maken, dan is... dat toch helder? Daar staat de discussie over de financiering van zo'n avondspreekuur in eerste instantie toch los van?

    Als 48 procent aangeeft dat het e-consult aanspreekt, hoe kun je dan concluderen dat 'het aantal mensen dat zich hierdoor aangesproken voelt relatief klein blijft'? Achtenveertig procent! Dat percentage zou overigens weleens veel groter kunnen zijn als niet sec de vraag wordt voorgelegd: 'In hoeverre spreekt de mogelijkheid van een e-consult u aan?'. Hoe zou Nederland reageren op de volgende vragen: 'Zou u via een e-consult willen kunnen communiceren over de uitslagen van bloedonderzoek?', of 'Stel dat u wordt behandeld voor een hoge bloeddruk en een eigen bloeddrukmeter heeft, zou u dan de thuismeting via een e-consult met uw huisarts willen kunnen delen?'.

    Als 67 procent van de bevolking aangeeft het belangrijk vindt om altijd 'direct en volledig' geïnformeerd te zijn, hoe kun je dan zeggen dat 'dat niet altijd direct hoeft te gebeuren'? Met deze laatste reactie wordt de onderzochte populatie in feite gediskwalificeerd.

  • K. Kluijtmans

    huisarts, Utrecht, Gouda Nederland

    Onze voorzitter sprak tijdens het NHG-congres vanaf de preekstoel tot ons. Hij deelde zijn bespiegelingen, die hij zittend in de trein tegenover een vrouwelijke collega had en niet besprak met haar. Ik hoorde hem zich hardop afvragen of deze vrouweli...jk collega "het" wel kon, in dit geval de palliatieve zorg waarborgen. Allerlei vooronderstellingen passeerden de revue, zoals vast part-time-werkend, vast niet beschikbaar buiten werktijd.
    Waar moet dit heen?
    Zelf bevind ik me op een tweesprong in mijn loopbaan, na 15 jaar praktijkhoudend huisarts te zijn geweest 4 dagen per week (jawel 1 dag per week hield ik vrij, mits geen administratie, dienst of werkgroep of palliatieve zorg). Overigens werk ik met 7 andere collega's in een gezondheidscentrum en zijn wij allen 1 dag per week afwezig, 3 mannen en 5 vrouwen. Vanaf januari ga ik 2 dagen per week als HAB werken (docent huisartsopleiding) en houd dan slechts 2 dagen per week over als praktiserend huisarts, een behoorlijk dilemma, dat onderken ik. Ja inderdaad, de mens is wat dubbel. En hoe nu verder? Wat te denken over de wellicht full-time werkende huisartsen, maar met bestuursfuncties, onderwijsfuncties, onderzoeksfuncties? Zelf ben ik er een groot voorstander van dat het merendeel van deze functies worden bekleed door tevens praktiserende huisartsen. Maar deze functies behelzen mi veel meer dan vroeger, er worden grote samenwerkingsverbanden en zorggroepen bestuurd, de huisartsopleiding is steeds uitgebreider etc.
    Graag zou ik wat meer visie zien van onze voorzitter op al deze zaken en minder bespiegelingen en vooronderstellingen, die alleen het vrouwelijke deel van de huisartsen betreffen.

  • P. Leusink

    parttime huisarts en man, GOUDA

    Ik lees: "Het kan ook zo zijn dat het beeld realistischer is geworden. Dat huisartsen nu ervaren dat er niet alleen mannen, maar ook vrouwen zijn met wie het niet zo makkelijk samenwerken is." Het lijkt, en ik hoop dat het inderdaad lijken is, alsof ...de heer Timmermans spreekt namens de 16% die samenwerking met vrouwlijke collega's niet zien zitten. Maar op het NHG-congres deed hij ook uitspraken over dit onderwerp die door diverse (vrouwlijke en mannelijke) collega's niet werden gewaardeerd. Hij agendeert dit thema man-vrouw wel erg nadrukkelijk en mij wordt niet duidelijk waar hij staat en waar hij naar toe wil. Het zou hem sieren als hij de 84% die goed met vrouwen samenwerken meer aandacht zou schenken. Patiënten snappen dat inmiddels beter dan hem zo blijkt uit het TNO-onderzoek. Daarnaast wordt in de discussie voortdurend vergeten dat er gelukkig ook vele mannelijke huisartsen parttime werken. En als je er al iets over hoort dan is de teneur dat een mannelijke parttimer goed voor zichzelf zorgt maar een vrouwelijke parttimer lastig is. Aan onze voorzitter deze dubbele moraal in ons huisartsenland recht te zetten.

  • J.L.J. Stam

    huisarts NP, AMSTERDAM

    Het consistente beeld van de Huisarts in de ogen van de Nederlandse patient is met dit artikel ontdaan van nogal wat veronderstellingen in het maatschappelijk debat. Mijn compliment daarvoor.
    Dat de gemiddelde manlijke arts communicatief wat moeilijk...er is in de samenwerking is in het verleden zo af en toe breed uitgemeten. Het zal ook wel kloppen vermoed ik. Dat in de samenwerking met onze communicatief meer begaafde vrouwelijke collega' ook wel eens gevoelens van onbehagen aanwezig zijn, komt nu naar voren en dat is winst. Met 2 vrouwelijk collega's , hun zwangerschappen en vele aanwezigheid , die maar partieel werden ingevuld door waarnemers, was het voor mij in ons centrum in het toch al hectische bestaan wel eens zuchten. Nooit eerder dan nu, lucht aan gegeven. Zo gaat het en het kan waarschijnlijk ook niet anders maar het mag wel genoemd worden. En toch prima mee samengewerkt, dacht ik, met mijn vrouwelijk collega's. Zij zorgden wel wat beter voor zichzelf dan ik, is mijn inschatting maar ik daarin ook van hen geleerd. Het kan dus naast elkaar bestaan. En de mens is wat dubbel.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.