Laatste nieuws
interview

‘Voor mij staat de waardigheid van de mens centraal’

Arts met Afghaanse roots schrijft debuutroman

Plaats een reactie
Merlin Daleman
Merlin Daleman

De Afghaans-Nederlandse psychiater Forugh Karimi debuteert met een kloeke roman waarin de personages voor het leven getekend zijn door oorlog. ‘Mijn boeken zullen altijd gaan over het behoren tot twee werelden. Ertussenin zitten.’

Het is Inter­nationale Vrouwen­dag, de lentezon schijnt. Het is een lichte dag. Onder­werp van gesprek is haar debuut­roman, De moeders van Mahipar, die vrij goed wordt ontvangen – maar tijdens het gesprek in de spreekkamer van Forugh Karimi is de Russische inval in Oekraïne aanwezig. De realiteit van de oorlog dringt zich onstuitbaar op.

‘Ik wéét wat de mensen in de Oekraïense steden doormaken, ik zat in Kabul zoals zij nu in Kiev. Het is een afschuwelijke situatie, ik maak me zorgen. Ik gun het de Oekraïense vluchtelingen van harte dat ze met open armen worden ontvangen en ik voel me solidair met hen. En tegelijk maak ik me zorgen over een aantal processen die gaande zijn.

Je moet vluchtelingen altíjd helpen, niet alleen omdat ze op je lijken of omdat ze toevallig uit een land afkomstig zijn dat bondgenoot is. Uiteindelijk gaat het erom: wat maakt ons mens? Waarom moeten we Russen uitsluiten, dat stukje snap ik niet. Ik ben niet activistisch, en ik weiger een spreekbuis te zijn van welk “isme” dan ook – bij mij staat de menselijkheid centraal.’

Van jongs af aan is Forugh Karimi een verhalenverteller. Tijdens haar jeugd in Afghanistan verwachtte haar familie dat ze schrijver werd. Haar vader, inmiddels overleden, vroeg telkens waar dat boek nou bleef. Het kwam er niet van, er kwam altijd wat tussen.

Waarom lukte het nu wel?

‘Begin 2020 dacht ik: nu of nooit. Eigenlijk zou ik gaan promoveren, ik was zelfs al bezig, samen met een hoogleraar, een raamwerk met onderzoeksvragen te maken. Gaandeweg realiseerde ik me: als ik hiermee doorga dan betekent dit dat ik mijn plannetje om te schrijven opnieuw moet uitstellen.’

Zit het promoveren er nog in?

‘Nee, dat is een afgesloten pad. Het is nu eindelijk gelukt het boek te schrijven, bijna niemand – mezelf incluis – kon geloven dat ik dat in betrekkelijk korte tijd heb geschreven, naast mijn werk. Er kwam een passie in mij los, de verhalen gingen stromen, personages kwamen tot leven. Ik doe mezelf tekort als ik hierop geen vervolg laat komen.

Voor mij is het ook belangrijk waaróm. Dit jaar word ik 51. Hoeveel actieve levens­jaren heb ik nog om te benutten, om de dingen te doen die ik écht wil?’

Waar zou uw onderzoek eigenlijk over gaan?

‘Dat zou gaan over Afghaanse artsen in Nederland, over hun identiteit. Hoe het komt dat er betrekkelijk veel van zijn, hoe ze functioneren, en wat de verschillen zijn tussen de tweede generatie en de generatie die is gekomen terwijl ze al dokter waren.’

‘In de gangen lagen schreeuwende mensen – die beelden vergeet je niet’

Zoals uzelf?

‘Dat ging iets anders. Ik begon eind jaren tachtig met geneeskunde in Kabul. Het was weliswaar al oorlog sinds 1979, maar we woonden in de hoofdstad waar het relatief veilig was. Daarbuiten werd gevochten – iets daarvan lees je terug in mij boek –, we hoorden de bommen, hebben raket­inslagen meegemaakt. De echte oorlog bereikte de hoofdstad toen in 1992 de verzetsstrijders die door het Westen werden gesteund de macht kregen. Het was een bloedbad. De beelden die we nu zien uit Oekraïne – zo zag het er bij ons uit, precies zo. Rivaliserende partijen vochten met elkaar – de wereld trok zijn handen af van Afghanistan na de val van de Muur en het ineenstorten van de Sovjet-Unie. Ze vergaten Afghanistan.

Het is heel raar, maar te midden van zo’n situatie ga je verder met je opleiding. In 1992, tijdens mijn vierde jaar geneeskunde begon de Slag om Kabul. In 1993, mijn vijfde jaar, was er een praktisch probleem: de gebouwen van de faculteit lagen in een wijk die in handen was van een rivaliserende partij. Binnen de muren van Kabul waren er wijken in handen van verschillende strijdende partijen.

Het gevolg voor ons: we konden letterlijk niet naar de geneeskundefaculteit, en we vervolgden onze lessen in een gebouw van het ministerie voor Volksgezondheid. Als dat al lukte, want door gevechten werden de colleges dikwijls onderbroken.’

In hoeverre kon je, bijvoorbeeld, coschappen lopen?

‘Het was de bedoeling om vanaf het derde jaar de helft van de tijd stage te lopen. Dat deden we in dat vijfde jaar in twee ziekenhuizen, pal naast het ministerie. Beide ziekenhuizen lagen, als gevolg van de oorlog, bijna alleen maar vol met traumachirurgiepatiënten. Interne geneeskunde was minimaal; alleen bij klachten zoals acute verergering van hartfalen. Zelfs in de gangen lagen patiënten, schreeuwende mensen – die geluiden en beelden vergeet je niet.’

Wat deed dat met uw motivatie om arts te worden?

‘We waren een land in oorlog. En door de economische sancties werden we armer en armer. Voor ons, in de jaren tachtig gold: we hadden weinig boeken. Stel je voor, in onze jeugd, de beste jaren van je leven, moest ik smeken om boeken. Ik was een goede leerling en in onze samenleving was het idee: als je geneeskunde kúnt studeren, dan moet je dat doen. Het was vanzelfsprekend om te kiezen voor een beroep met zekerheid. En ik was jong, dan denk je dat alles maakbaar is. Ik dacht: ik kan arts én schrijver zijn, dat bijt elkaar niet.’

Hoe belandde u in Nederland?

‘De situatie verergerde. Het was zoals je nu ook in Oekraïne ziet: chaos. Iedereen wilde wég. De kans was dat jij de volgende was die in het ziekenhuis lag door een bom, of je moeder, of je vader – het gevaar was reëel. Je kon soms nog geen tien meter lopen of er was weer een explosie. Wie vlucht, plant geen datum – dat kan niet. De kans kwam. Dus we gingen, ik was hoogzwanger. We kwamen terecht in het azc in Eindhoven. Na tien dagen kreeg ik mijn eerste kind, in het toenmalige Diakonessenziekenhuis.’

Merlin Daleman
Merlin Daleman

Forugh Karimi

Psychiater en psycho­therapeut Forugh Karimi (Kabul, 1971) studeerde geneeskunde in Afghanistan. In Nederland maakte ze die studie af aan de UvA (2004). Inmiddels heeft Karimi een eigen praktijk, gespecialiseerd in de behandeling van trauma- en identiteitsproblematiek. Karimi woont met haar gezin in Veghel.

Hoe pakte u uw dokters- en schrijversdroom weer op?

‘Veel mensen denken dat vluchtelingen enorm opgelucht zijn als ze in een veilig land aankomen. Dat is zo, maar in feite begint dan een andere fase van de gevolgen van de oorlog. Je bent alles kwijt, je context. We zetten de tv aan en hoorden een taal die we totaal niet konden thuisbrengen. We hadden het geluk dat we niet werden teruggestuurd, omdat het land officieel onveilig was. Via azc’s in Eindhoven en Westerbork kregen we een huis in Wognum, een dorpje in West-Friesland. Daar, mijn zoontje was zeven maanden, heb ik gestreden om toegelaten te worden voor taallessen. Ze hadden mijn man wel ingedeeld, en gingen ervan uit dat ik omdat ik een baby had, wel zou thuisblijven. Niet dus. Ik hield voet bij stuk.’

Lang verhaal kort: Na een sprint door Nederlandse taalles, een gelukkige ontmoeting met UAF, kwam de geneeskundestudie opnieuw in beeld via een bereidwillige AMC-studieadviseur.

‘An Bastiaanse heette ze, ik zal haar nooit vergeten. Met één armoedig papiertje zat ik tegenover haar: mijn cijferlijst van mijn eerste vier jaar geneeskunde. Voor mij was het goud waard, ik had hemel en aarde bewogen om dat formulier te bemachtigen, uit de oorlog. De vrouw luisterde naar mijn verhaal en zei: “Je kunt de officiële route nemen, met evaluatie van je cijfers – maar dat duurt misschien wel even. Hoe zou je het vinden als ik je in plaats daarvan gewoon toelaat tot het tweede jaar?” Dat was zo fijn, zij heeft een heel belangrijke poort voor mij geopend.’

‘Ik kan arts én schrijver zijn, dat bijt elkaar niet’

Waarom koos u de psychiatrie?

‘Wat me aansprak is dat je dicht bij de mensen bent, en hun verhalen. Iedere patiënt heeft een unieke geschiedenis en bagage. Als ik érgens uitgesproken in ben, is het in opkomen voor menselijkheid. Mijn patiënten­groep bestaat voor ongeveer de helft uit mensen met een migrantenachtergrond of van de tweede generatie, voor de andere helft uit patiënten met een Nederlandse achtergrond. Voor mij maakt het niet uit wat hun achternaam is, de waardigheid van de mens staat centraal. En dat is een heel dun lijntje. Je weet pas dat die er is, als je aan de andere kant van dat lijntje staat. Kijk nu naar de Russische kunstenaars en sporters die plots tot zondebok worden gemaakt. Russische wandelaars die niet mogen meedoen aan de Vierdaagse, ze zijn tot “de ander” gemaakt. Ik zie het als mijn missie om me daartegen uit te spreken, om de menselijke waardigheid bovenal vast te houden.’

Kunt u zich niet voorstellen dat het nodig is om Russen met bepaalde posities uit te sluiten om daarmee druk uit te oefenen op Poetins Rusland?

‘Door gewone mensen te traumatiseren? Ik ben psychiater, alles wat traumatiserend werkt, wat mensen beledigt, uitsluit – dat blijft mensen altijd bij. Fysiek trauma door een explosie kun je makkelijker behandelen dan een intermenselijk trauma, door vijandig bejegenen, van welke kant dan ook.

Ik krijg tegenwoordig de vraag voorgelegd of mijn patiënten niet bang zijn door hernieuwde beleving van de oorlog waaruit ze zijn ontvlucht. Ja, ze zijn bang, maar ze zijn ook boos. Ik heb verschillende patiënten de afgelopen weken gesproken die zeggen dat ze hun oorlogstijd herleven. En, ze herinneren zich de periode in het azc, hoe ze zijn behandeld, sommigen zijn uitgescholden – denk aan Harskamp afgelopen zomer. Die Afghanen die toen zijn gevlucht, zijn ook uit een oorlogssituatie gekomen.’

Terug naar het boek. U had het over de verhalen die begonnen te stromen toen u begon te schrijven. Welk verhaal wilde u met name vertellen?

‘Het zat me af langer dwars dat er weinig over de oorlog in Afghanistan is geschreven, in romans. In mijn boek beschrijf ik hoe het was, toen de Russen kwamen en toen andere landen kwamen. Veel mensen weten dat niet, van de massagraven.’

Wist u het, toen u daar opgroeide, was het bekend?

‘Ik zat er middenin, vanaf mijn zevende jaar wist ik het. In mijn boek zitten een vader en een broer, die verdwijnen. Ze belanden in de gevangenis, waar ze worden gemarteld en gedood. Moeders komen namenlijsten bekijken waar de slachtoffers op staan: staan ze erbij? Dat heb ik allemaal meegekregen in mijn nabije omgeving. Mijn ooms zijn gevlucht naar het Westen in de jaren tachtig, maar veel mensen in mijn familie verdwenen. De oma die om haar volwassen kind rouwt, er zijn zoveel Afghaanse vrouwen zoals zij. Ook de beschrijving van van het bed lichten van mensen, dat ben ik nooit vergeten en dat wilde ik laten terugkomen. En ik hoop dat lezers een beetje een beeld krijgen van de oorlog daar. En dat ze beseffen dat Afghanen, als ze hier komen, niet komen omdat ze geluk zoeken. Ja, want bedenk wel: de generatie van mijn ouders, die was gelukkiger.’

Wat is uw volgende verhaal?

‘Ik denk dat in mijn volgende boek het azc een plek krijgt, voor veel mensen is dat een vrij onbekende wereld. Mijn boeken zullen altijd gaan over behoren tot twee werelden, en ook weer niet. Ertussenin zitten. Je verbonden voelen met beide, maar als het erop aankomt ben je verbonden met geen van beide. Zelfs ik ben niet verbonden met mijn land zoals ik het verlaten heb. Mijn kinderen al helemaal niet. Zij kennen het land van hun ouders alleen via onze verhalen – overigens is mijn boek ook opgedragen aan mijn kinderen. Alleen al voor hen wil ik blijven schrijven. Nederland is de realiteit van mijn leven. En toch: hier, elke dag, bijna elk uur moet je je realiseren dat je een ander bent. Dat je een vluchteling bent, uit een ander land. Maar op een gegeven moment – ik heb me dat voorgenomen en dat lukt me ook – wil ik dat accepteren. Dit is mijn lot, dit is mijn identiteit en daar is niets mis mee. Daarom kan ik een verhaal vertellen van beide kanten.’

De moeders van Mahipar

In De moeders van Mahipar ontvlucht een jonge vrouw, Lolo, met haar zoontje Ramín het oorlogsgeweld in Kabul. Als dertiger gaat diezelfde Ramín, dan radioloog in Nederland, op zoek naar het geheim van zijn verleden. Deze Afghaanse familie­geschiedenis is een gelaagd boek waarin verschillende maatschappe­lijke thema’s aan bod komen. Het is een verhaal over moederliefde, politiek geweld en de mensen in de diaspora, en heeft tegelijk trekjes van een spannende thriller, er is ruimte voor poëzie en voor ironische beschrijvingen van Nederlandse hulpverleners.

De moeders van Mahipar, Forugh Karimi, Meridiaan uitgevers, 384 blz., 23,99 euro.

Meer luisteren:

Het boek De moeders van Mahipar wordt besproken in de MC podcast van 10 maart. Beluister ook radioprogramma Kunststof via NPO Radio 1 en bekijk tv-programma Brommer op zee met Forugh Karimi, Willem van Toorn en Alma Mathijsen of Jacobine op 2.

Lees ook

interview boek psychiatrie Portret tolken trauma
  • Marieke van Twillert

    Marieke van Twillert werkt als journalist voor Medisch Contact. Arbeidsmarkt, levenseinde en e-health hebben haar speciale aandacht.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.