Verzet tegen doorbreking medisch beroepsgeheim tbs-weigeraars 

Artsenorganisaties verzetten zich tegen een volledige doorbreking van het medisch beroepsgeheim bij weigerende observandi. Volgens de KNMG en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) is er een minder ingrijpend alternatief mogelijk.

De Eerste Kamer stemde vorig jaar in met de Wet forensische zorg met daarin de regeling weigerende observandi. Die regeling maakt het mogelijk om medische gegevens op te vragen van mensen die van een ernstig delict worden verdacht, maar die weigeren mee te werken aan gedragskundig onderzoek, om zo onder tbs-oplegging uit te komen. Uit die opgevraagde medische gegevens moet dan blijken of er sprake is van een relevante geestelijke of ontwikkelingsstoornis die een rol kan spelen bij een rechterlijke beslissing om tbs op leggen.

Een nu in oprichting zijnde adviescommissie zal die medische gegevens opvragen, beoordelen welke informatie relevant is voor de behandeling van een strafzaak en deze informatie doorgeven aan een pro Justitia-rapporteur die voor het Openbaar Ministerie een gedragsrapportage opstelt over een verdachte.

De KNMG en de NVvP trekken samen met het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en ggz-platform MIND aan de bel over deze regeling, die nu vorm wordt gegeven. Deze organisaties zijn erop tegen dat complete medische dossiers door voormalige of huidige behandelaars moeten worden overlegd aan de adviescommissie en noemen dat een ‘disproportionele inbreuk’ op het medisch beroepsgeheim.

De vier organisaties pleiten ervoor dat er in eerste instantie kan worden volstaan met het opvragen van beperkte informatie bij een behandelaar, aan de hand van gerichte schriftelijke vragen door de adviescommissie. Dan kan een behandelaar zelf afwegen welke informatie hij overdraagt, zo betogen ze in een brief aan het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ook vrezen zij negatieve gevolgen voor de vertrouwensrelatie tussen behandelaars en cliënten, die behandelingen kunnen schaden. Daarnaast stellen de organisaties dat de voor behandeling verkregen gegevens hun geldigheid op termijn kunnen verliezen, en daardoor niet per se meer bruikbaar of relevant zijn voor de adviescommissie. Naar aanleiding van de brief zijn ze door het ministerie uitgenodigd hierover in gesprek te gaan.

Een aantal Senaatsfracties stond ook kritisch tegenover deze doorbreking van het medisch beroepsgeheim, maar hoopte dat minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker nog met alternatieven zou komen. Dekker liet afgelopen najaar weten dat destijds daarvoor aangedragen andere suggesties juridisch niet haalbaar zijn.