Laatste nieuws
interview

Verslaafd aan werk

Plaats een reactie


Verslavingsarts Romeo Ashruf over de dagelijkse praktijk


Verslaving staat vrijwel nooit op zichzelf. Bijna altijd heeft een verslaafde patiënt ook andere lichamelijke en psychische problemen. Dat maakt het vak van verslavingsarts zoveel interessanter en veelzijdiger dan menigeen vermoedt. ‘De godganse dag alleen maar met methadonpatiënten zitten en methadon voorschrijven, nee dat zou ik niet willen.’


 


Romeo Ashruf was huisarts in Suriname, toen zich met enige regelmaat aan alcohol verslaafde patiënten bij hem meldden. Hij wist niet goed wat hij met die mensen aan moest. Eenmaal in  Nederland en werkend in de Bijlmer, kreeg hij te maken met drugsverslaafden. Opnieuw wist hij niet goed wat te doen. Op advies van een goede vriend besloot hij zijn licht eens op te steken in de verslavingszorg. ‘Gewoon om eens even te kijken hoe het daar toeging.’ Hij bleef, en werd verslavingsarts. Terugkijkend constateert hij droogjes: ‘Het werk bleek verslavend.’


Ashruf, een rappe prater die met geestdrift over zijn werk vertelt, is verbonden aan de multifunctionele eenheid (MFE) in Zoetermeer. De MFE is een samenwerkingsverband van Parnassia, een grote GGZ-instelling in Zuid-Holland, en de Robert Fleury Stichting, een instelling voor psychiatrische zorg. In de MFE melden zich mensen met alle mogelijke verslavingen: van drugs- en alcohol- tot seks- en telefoonverslaving. Ashruf en zijn collega’s concentreren zich echter vooral op patiënten met verslavingen aan alcohol, cannabis en benzodiazepinen.

Hoge recidive


Ashruf: ‘Iedereen krijgt hier een dubbele intake. Eerst met een maatschappelijk werker, die nagaat hoezeer iemand onder zijn verslaving gebukt gaat. Uiteraard wordt daarbij ook gekeken naar justitiële, psychische en sociale aspecten. Daarnaast is er een medische intake: we bepalen in hoeverre er een dubbele diagnose speelt en gaan na of een verlengde intake van psycholoog of psychiater zinvol is. Dan volgt een vrijblijvend behandeladvies. Behandeling kan bestaan uit gesprekken op de poli met de maatschappelijk werker of de psycholoog, maar uiteraard draagt ook de verslavingsarts zijn steentje bij, zeker als er sprake is van abstinentieverschijnselen.’


Ashrufs kliniek beschikt over twaalf bedden voor mensen die moeten detoxificeren. Patiënten blijven maximaal drie weken om af te kicken, soms gevolgd door maximaal drie maanden klinische behandeling. Ook daarvoor zijn twaalf bedden gereserveerd. Deze behandeling behelst onder andere een zogenaamde alcoholweigertraining. Dat betekent dat verslaafden resocialiseren en leren omgaan met droogstaan.


De recidive is hoog, weet Ashruf. ‘We hebben patiënten die het na behandeling goed blijft gaan en die we niet meer terugzien. Maar dat is slechts een derde van het totale aanbod. Tweederde keert chronisch terug. Zo heb ik een patiënt die hier nu voor de dertigste keer is opgenomen. Uiteraard heb ook ik wel eens het moedeloze gevoel dat we dweilen met de kraan open. Ik beschouw de meeste patiënten daarom liever als chronisch zieken. In dat licht wordt opname een kwestie van het bijstellen van een tijdelijke ontregeling.’


Een rondgang door het gebouw leert dat alle opgenomen patiënten beschikken over een eigen kamer. Ashruf: ‘Dat kan een probleem zijn: sommigen vinden dat zo aangenaam dat ze niet meer weg willen. Natuurlijk trachten we hospitalisatie te voorkomen. Blijft het feit dat er patiënten zijn die de kliniek als een plek beschouwen waar ze een maand of drie kunnen verblijven. Daarna gaan ze de straat weer op. Die mensen melden zich een of twee keer per jaar voor een reguliere opname.’

Afvalbak


Als verslavingsarts moet Ashruf vooral mensen motiveren om drank of drugs te laten staan. Soms maakt hij daarbij expliciet gebruik van zijn status als dokter. ‘Als zodanig heb ik een bepaald gezag, zeker bij de beter opgeleide patiënten. Daarom bereik ik soms meer dan een maatschappelijk werker.’


Maar zijn werk heeft ook puur medische aspecten. Ashruf: ‘In de detox krijgt een verslaafde in de eerste week Thiamine of Neurobion, samen met een afbouwschema voor Librium. Dat middel heeft een langdurige werking en geeft snel een spiegel. Als de lever echt naar de knoppen is, geven we bijvoorbeeld Seresta. Verder geven we soms een aversiemiddel zoals Antabus. Valt iemand bijvoorbeeld vaker terug als hij weekenden naar huis gaat, dan eisen we zelfs dat hij Antabus slikt, anders krijgt hij geen verlof meer. Daarnaast gebruiken we zuchtremmers als Campral en Revia.’


Voor het overige hebben Ashruf en zijn collega’s niet zoveel ‘medisch’ in huis. ‘Nou ja’, relativeert hij, ‘we hebben een onderzoekskamer met een bloeddrukmeter, een reflexhamer en een oor-oogspiegel. En een reanimatiekoffer. Maar dat is het dan ook wel. Eigenlijk zou binnen de verslavingszorg het strikt medische aspect ook wat op de achtergrond mogen staan, simpelweg omdat iemand medisch in orde moet zijn alvorens hier binnen te komen. Anders moet hij of zij eerst maar naar het ziekenhuis.’


Helaas is de praktijk volkomen anders. Ashruf: ‘We krijgen hier verschrikkelijk slechte mensen binnen. De één heeft een longontsteking maar loopt nog vrij en blij rond, de ander heeft een lever waar je u tegen zegt en zou normaal gesproken allang op een IC hebben gelegen. Die medische zorg zou dus beter moeten. Hier in Zoetermeer hebben we een deal kunnen maken met onze buren van het Lange Land Ziekenhuis. Wij bieden hun service op het gebied van verslavingszorg en kunnen, omgekeerd, zo nodig een beroep op hen doen. Maar verslaafden met  chronisch neurologische, psychiatrische of leveraandoeningen zijn niet echt welkom.’


Vaak zijn we toch een beetje de afvalbak van de GGZ, zegt Ashruf over de positie van zijn kliniek. ‘De moeilijke antisocialen en borderliners die zich nimmer houden aan regels en overal worden uitgekotst, komen uiteindelijk bij ons terecht. Ziedaar het probleem. We moeten dan immers niet alleen aandacht besteden aan het verslavingsprobleem maar ook aan de psychiatrische stoornis.’

koffieshop


Ashruf gelooft niet dat het gebruik van softdrugs als vanzelf de behoefte oproept ook eens harddrugs te proberen: de zogenaamde farmacologische stepping stone-theorie. ‘Maar ik geloof wel in een sociale stepping stone. Hoe gemakkelijk is het immers niet om binnen het koffieshopmilieu in aanraking te komen met andere middelen.’ Ofschoon hij de resultaten van het Nederlands drugsbeleid, zeker in internationaal opzicht, als redelijk goed kwalificeert, denkt Ashruf dat een verschuiving van accenten op zijn plaats zou zijn. ‘We hebben 25.000 opiaatverslaafden in Nederland. Ongeveer 15.000 van hen worden behandeld met methadonkuren, voor ongeveer 500 bestaat sinds kort de mogelijkheid van afkicken onder narcose. Dat betekent in de praktijk veel geld en aandacht voor een groep mensen die eigenlijk helemaal niet van hun verslaving af willen.


Maar kijk nu eens naar cannabis, een middel dat veel minder onschuldig is dan we aanvankelijk dachten. Per week doe ik minstens twee intakes van cannabisverslaafden. Vijf jaar geleden was dat een zeldzaamheid. Dat heeft een aantal oorzaken. In de eerste plaats is de nederwiet gecultiveerd. De hoeveelheid werkzame stof, THC, varieert tegenwoordig tussen 5 en 20 procent, vroeger was dat tussen 0 en 2 procent. En de gebruikwijze is veranderd: vroeger ging een sigaretje langs twintig monden, nu maakt iedereen voor zichzelf een behoorlijk toeter en rookt die helemaal op. Het wordt ook meer gegeten, waardoor er veel meer in de bloedbaan komt en het effect uren langer aanhoudt. Bovendien zijn de gebruikers een stuk jonger: pubers die nog midden in hun ontwikkeling staan.’


Iemand die jarenlang cannabis gebruikt kan, volgens Ashruf,  klachten krijgen die je ook ziet bij overmatig drinken. ‘Slecht slapen als je niet blowt, maag- en darmklachten zoals obstipatie, vette lever en dergelijke. Praat maar eens met ‘oude blowers’: 90 procent heeft last van aambeien. Bij dergelijke patiënten denk je als huisarts al gauw aan alcohol. Zelfs bij ervaren artsen zal chronisch gebruik van cannabis als veroorzaker van die symptomen niet snel opkomen.’


Ashruf komt zelfs overdosering van THC tegen, waarvan het effect vergelijkbaar is met het  overmatig nuttigen van paddo’s. ‘Mensen gaan trippen’, zegt hij, ‘en omdat ze daarop niet zijn voorbereid, leidt dat vaak tot angst- en paniekaanvallen, agressie en psychotische reacties.


Ik zie een toenemend aantal jongvolwassenen tussen 18 en 25 jaar die al een reeks van jaren blowen, en die zich daardoor maatschappelijk hebben afgezonderd. In de koffieshop zitten ze erbij als een alcoholist in het café: eenzaam, ook als ze in het gezelschap van anderen verkeren. Zij vormen een buitengewoon moeilijk behandelbare groep. Vooral omdat hun geestelijke ontwikkeling is blijven stilstaan. Die mensen laten we allemaal opnemen in een therapeutische gemeenschap. Als er geen psychiatrische beelden bijkomen en ze zijn welwillend,  kan dat goede resultaten opleveren.’

Geen heilige


Bij de behandeling van jonge cannabisverslaafden zonder psychiatrische beelden maakt Ashruf gebruik van acupunctuur. Hij legt uit waarom. ‘Vaak merk je aan pubers dat het gebruik van cannabis iets te maken heeft met problemen binnen het gezin. Om daar de vinger achter te krijgen, moet ik ervoor zorgen dat zo’n puber blijft komen. Dat is vaak het moeilijkst: ik ben voor die kinderen niet veel meer dan een oude grijze lul die pa zit na te praten. Ik begin altijd over drugs, presenteer me als iemand die er veel van weet, maar die ook nog veel van hen kan leren. Ik zeg ook nooit dat ze moeten stoppen. Dat schept een band. Dan worden ze meer open, praten makkelijker. Als ze uiteindelijk zelf aangeven dat ze willen stoppen, leg ik uit hoe acupunctuur werkt. Dat het de craving remt, dat ze er stabieler van worden. Gek genoeg werkt het heel goed: ik ben in staat deze kinderen op die manier aan mij te binden en ze te laten praten over hun moeilijkheden thuis.


Wat die naaldjes wetenschappelijk precies doen? Daarover ga ik niet discussiëren. Wat ik wel weet is dat 99 van de 100 patiënten subjectief vinden dat ze er beter van worden. Dan ben ik al blij; ik hoef ze immers geen medicatie meer te geven.’


Ashruf steekt een sigaret op. Hij lacht. ‘Altijd een goede binnenkomer op voorlichtingsbijeenkomsten. Ik geef grif toe dat ook ik verslaafd ben en dat ik de waarschuwingen op het pakje negeer. Ik ben geen heilige.’ Maar drugs gebruiken doet hij niet en heeft hij ook nooit gedaan. ‘Hoewel ik wel collega’s heb die vinden dat je middelen moet gebruiken om beter inzicht te krijgen in de werking ervan. Maar op het moment dat je zelf gebruikt, word je subjectief en gaat je eigen ervaring een rol spelen. Ik ga liever kijken op de plekken waar mensen gebruiken. Ik praat veel met verslaafden, waarna ik min of meer objectief mijn conclusies kan trekken.’

Tussenstation


Romeo Ashruf is nu tien jaar verslavingsarts en nog lang niet uitgekeken op zijn vak. ‘Ik houd van onderwijs’, zegt hij. ‘Binnen de verslavingszorg kan en kon ik wat dat betreft mijn ei kwijt. Ik heb voorlichting gegeven op middelbare scholen, geef cursussen binnen de verslavingszorg, aan ziekenhuispersoneel en specialistengroepen.’ En elke drie weken heeft hij nieuwe co-assistenten uit Leiden of Utrecht over de vloer, elke drie maanden een nieuwe haio. ‘De godganse dag alleen maar met methadonpatiënten zitten en methadon voorschrijven, nee dat zou ik niet willen. Maar dat is wel het beeld. Wie dit werk blijft doen is in de ogen van menige collega een halve zool.’


Misschien is dat een van de redenen dat (ook) de verslavingszorg kampt met onderbezetting. ‘We moeten het vooral hebben van goede co-assistenten die we vragen om hier na hun afstuderen te komen werken’, constateert Ashruf. ‘Maar als ze hier een jaar hebben gewerkt, kiezen ze doorgaans voor een specialistische opleiding, meestal de psychiatrie. Helaas zijn er maar weinig artsen voor wie mijn vak meer is dan een tussenstation. De verslavingsarts is de meest statusloze arts die er bestaat: je bent op papier niet meer dan een soort basisarts. En dat terwijl mijn specialisme een vak van de toekomst is. Het hele leefpatroon van mensen neigt naar behoeftebevrediging op korte termijn: je betaalt en je krijgt genot. Verslaving zal steeds meer een onderdeel van het normale leven zijn. Van alle achttienjarigen zegt nu al ongeveer een kwart van de mannen en een negende van de vrouwen “sociaal blower” te zijn. Als maar één procent van dat kwart straks gaat decompenseren, dan zitten we toch gauw met enige honderdduizenden nieuwe probleemgevallen.’ <<

Cannabisgebruik daalt


Voor het eerst in zestien jaar is het cannabisgebruik onder scholieren tussen de tien en achttien jaar niet verder gestegen maar zelfs iets gedaald. Vorig jaar had een op de tien middelbare scholieren recent hasj gebruikt, twee keer zoveel jongens als meisjes. Ook XTC en amfetamine zijn minder populair geworden en er wordt iets minder gerookt. Drinken en gokken blijft gelijk.


Dat bleek deze maand uit het Peilstation-onderzoek dat het Trimbos-instituut, het onderzoeksinstituut voor de GGZ en de verslavingszorg, sinds 1984 om de vier jaar houdt onder kinderen uit de laatste twee klassen (groep 7 en 8) van de basisschool en alle klassen en types van de middelbare school. Doel van het onderzoek, dat wordt betaald door het ministerie van VWS, is het gebruik van genotsmiddelen in kaart te brengen en risicogroepen en trends te ontdekken.

interview ouderen verslavingszorg verslaving
  • Henk Maassen

    Henk Maassen is journalist bij Medisch Contact, met speciale belangstelling voor psychiatrie en neurowetenschappen, sociale geneeskunde en economie van de gezondheidszorg.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.