Laatste nieuws
G.J. Visser
5 minuten leestijd
kindergeneeskunde

Veel specialisten zitten in een passend beroep

Plaats een reactie

Bijna vier op de tien medisch specialisten past het eigen specialisme uitstekend. Dat geldt vooral voor specialisten die pas zijn begonnen óf juist veel ervaring hebben in hun vak.



Dat blijkt uit een enquête van Medisch Contact onder alle 20.775 artsen die vijf jaar of langer het artsexamen hebben, nog praktiseren en van wie het e-mailadres bekend is. Een gigantische groep, van wie in deze zomertijd uiteraard niet iedereen reageerde: 4147 enquêtes (20%) werden ingevuld.



De vragenlijst was bedoeld om een beeld te krijgen van wat de respondent beschouwt als zijn of haar ideale werk. Er stonden vragen in over de inhoud (‘Heeft u een voorkeur voor kortdurende of langdurende behandelrelaties?’) en de context (‘Hoe belangrijk vindt u veel vrije tijd?’) daarvan, over de gewenste  patiëntenpopulatie (‘kinderen’, ‘65-plussers’, ‘acuut zieke patiënten’) en over prettige of minder prettige nevenactiviteiten als administratie en onderzoek. Na de veertig vragen te hebben beantwoord kon de respondent direct op het computerscherm zien welke drie specialismen het best en welke drie het slechtst bij het ideaalplaatje pasten. Omdat iedereen ook het eigen specialisme (plus twee andere voorkeursspecialismen) invulde, kon die berekening later ook worden gemaakt voor de groep als geheel.



Tevreden


Bij 38 procent van de respondenten is het eigen vak één van de drie specialismen die het best passen bij hun voorkeuren. Dat percentage varieert met het aantal jaren dat men het vak uitoefent: van de artsen die langer dan tien jaar, maar korter dan twintig jaar in het specialisme werken (en dat is ruim 40 procent van de respondenten), trof slechts 33 procent het eigen vak aan in de top drie. Bij artsen die korter dan tien jaar of langer dan twintig jaar in het vak werken (de opleidingsjaren meegeteld), gold dat voor 38, respectievelijk 41 procent. Ofwel: vooral artsen die hun keuze pas kort geleden hebben gemaakt óf het einde van hun loopbaan naderen, hebben een bij hen passend specialisme.



Vooral huisartsen (met 1342 respondenten veruit het best vertegenwoordigd) kunnen tevreden zijn: bij zeven op de tien staat de huisartsgeneeskunde in deze top drie (zie figuur). Waren zij geen huisarts geworden, dan hadden deze gelukkigen ook hun draai kunnen vinden als arts voor verstandelijk gehandicapten of kinderarts, de beide andere vakken in de top drie. Zelf noemden deze huisartsen vooral inwendige geneeskunde, obstetrie/gynaecologie en psychiatrie als andere specialismen van hun voorkeur. Huisartsen die het eigen vak juist níet in hun top drie terugvonden, zouden mogelijk gelukkiger zijn geweest als plastisch chirurg, kno-arts of dermatoloog.



De meeste van de 156 responderende kinderartsen oefenen eveneens een specialisme uit dat uitstekend bij hen past, al hadden de tevredenen ook kunnen kiezen voor het vak van huisarts of radiotherapeut. Ook veel neurologen, psychiaters en in mindere mate anesthesiologen en internisten zitten zo bezien ‘goed’. Tevreden psychiaters waren ook op hun plek geweest als neuroloog of arts voor verstandelijk gehandicapten; bij tevreden neurologen staan ook inwendige geneeskunde en kindergeneeskunde in de top drie.





Minder blij


Minder blij lijken bedrijfsartsen, verpleeghuisartsen en obstetristen/gynaecologen te zijn: nagenoeg geen van hen zag het eigen specialisme als meest passend uit de bus komen. Volgens het computerprogramma waren zij mogelijk beter af geweest als zij zich hadden gespecialiseerd tot huisarts, arts voor verstandelijk gehandicapten (bij de verpleeghuisartsen en gynaecologen), kno-arts (bij de gynaecologen) of psychiater (bij de verpleeghuisartsen). Zelf noemden de betrokken respondenten het vak van huisarts vaak een mooi alternatief.



Verbanden


In totaal vonden dus meer dan zes op de tien respondenten hun eigen specialisme niet terug in de top drie van best passende specialismen. De reden daarvan valt niet direct te achterhalen: het computerprogramma legt slechts verbanden, verklaart niets. Natuurlijk is het allerminst ondenkbaar dat bijvoorbeeld bedrijfsgeneeskunde of  verpleeghuisgeneeskunde een ‘vangnet’ vormen voor artsen die niet terechtkunnen in het specialisme van hun voorkeur. Dat dat niet het hele verhaal kan zijn, blijkt echter uit enkele opvallende reacties van teleurgestelde respondenten. Zoals de geriater die terugmailde dat zij ‘echt NOOIT’ kinderarts had willen worden, had ingevuld ‘absoluut niet’ met zuigelingen, kleuters en kinderen te willen werken en desondanks kindergeneeskunde als ‘best passend’ specialisme kreeg voorgeschoteld. Of de gynaecoloog die een chirurgisch vak had gekozen en dat opnieuw zou doen: ‘Maar nu word ik verbannen naar de microbiologie en sportgeneeskunde.’



Blindstaren


Jany Rademakers van het UMC Utrecht, één van de opstellers van de vragenlijst, geeft de verklaring: ‘We hebben ervoor gekozen om alle items bij het advies even zwaar te laten meewegen. Iemand die bij voorkeur met ouderen werkt, kan op alle andere items matchen met het profiel van kinderarts, waardoor dát vak er dus uitrolt. Misschien moet er in de uiteindelijke versie van het instrument een soort van weging worden toegepast of moet er een filter worden ingebracht, in de zin dat een bepaald antwoord op een van de vragen direct bepaalde specialismen in- en uitsluit.’



Haar collega Olle ten Cate noemt nog een andere verklaring: ‘We moeten ons niet blindstaren op die top drie. Het kan zijn dat de verschillen met de vierde en volgende passende specialismen zo klein zijn, dat de onderlinge volgorde weinig tot niets zegt. De respondenten hebben dat ook op hun scherm kunnen zien.’


Een tweede probleem is dat nogal wat respondenten niets met de enquête bleken aan te kunnen, al was het maar omdat zij zich nooit hadden gespecialiseerd. Maar er waren er meer. ‘Mijn specialisme staat er niet bij!’, meldden ons vooral SEH-artsen en intensivisten, tropenartsen en homeopaten, na lezing van het voorgelegde lijstje met specialismen. Ook deze allergoloog kon daardoor geen antwoord geven op de (cruciale) vraag welk specialisme hij uitoefent: ‘Mijn vakgebied valt binnen de interne geneeskunde, maar de praktijk heeft veel meer raakvlakken met dermatologie, kno, longziekte en kindergeneeskunde.’



Kritiek


Ook veel andere respondenten vonden dat in de vragenlijst weinig rekening werd gehouden met de diversiteit binnen hun specialisme. ‘De academisch werkende kinderartsen hebben net zulke aparte vakken als de specialisten voor volwassenen, zoals algemeen interne, cardiologie, pulmonologie en nefrologie’, stelde een kindercardioloog vast. Een arts maatschappij en gezondheid mailde:  ‘Binnen mijn specialisme zijn zes verschillende profielen te onderscheiden. Veel collega’s zullen zich niet herkennen in uw omschrijving van management, beleid, onderzoek van de gezondheidszorg.’



Begrijpelijke kritiek, met een al even begrijpelijk antwoord. ‘Wij baseren ons op het meest recente Medisch Profielenboek van de KNMG (zie kader, red.)’, zegt Jany Rademakers. ‘We hebben de indeling overgenomen die daarin is gebruikt, en de gegevens zijn gebaseerd op de antwoorden van de artsen die op dat moment het  specialisme beoefenden.’


Zij is blij met de moeite die de specialisten hebben genomen om de vragenlijst in te vullen en opmerkingen te laten weten: ‘Zo kunnen we het programma verder verbeteren. Dat is immers nietvoor deze peiling ontwikkeld.’ En dat heeft hier en daar wat gewrongen, alle aardige resultaten ten spijt.



Joost Visser



Lees hier het Rapport Specialisme Onderzoek KNMG-Medisch Contact

 

kindergeneeskunde ouderen
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.