Laatste nieuws

Veel lijkschouwers ondeskundig

Plaats een reactie

Lacunes in voorstel tot wijziging Wet op de lijkbezorging



Dat de kwaliteit van de lijkschouw nogal eens tekortschiet, is al jarenlang bekend bij de IGZ en het ministerie van Justitie. Desalniettemin staan er in het nieuwe wetsvoorstel geen eisen voor de opleiding en deskundigheid van gemeentelijke lijkschouwers.


In september diende de regering een voorstel tot wijziging van de Wet op de lijkbezorging in.1 Eén van de onderwerpen die moet worden geregeld, is de lijkschouw. In de praktijk blijkt dat lijkschouwers zonder een specifieke opleiding tot forensisch arts vaak alleen aandacht besteden aan het levenloze lichaam en niet aan de omgeving. Veelal schouwen zij het lichaam zonder het te ontkleden of menen dat schouwen gelijkstaat aan het vaststellen van de dood. Gevolg hiervan is dat niet-natuurlijk overlijden niet wordt herkend en dat ten onrechte een verklaring van natuurlijk overlijden wordt afgegeven door de arts. De controle door de gemeentelijk lijkschouwer op onduidelijke of verdachte sterfgevallen verwordt hierdoor tot een wettelijke regeling zonder inhoud.


De problematiek rond de lijkschouw, die onder meer is beschreven in een rapport van de inspectie en in rapporten van commissies ingesteld door het ministerie van Justitie, is al meer dan tien jaar bekend. Ook wordt telkens weer bepleit dat er iets aan het probleem moet worden gedaan.2-4



Verwachtingen


De ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie kondigden in november 2004 in een brief aan de Tweede Kamer de wetswijziging aan waarin deze problematiek zou worden opgelost. Deze brief wekte hoge verwachtingen. In het schrijven wordt namelijk vastgesteld dat de noodzaak aanwezig is om nadere eisen te stellen aan de opleiding en deskundigheid van de gemeentelijk lijkschouwer. De komst van een register van gekwalificeerde lijkschouwers werd aangekondigd, evenals een wettelijk bepaling dat alleen artsen die aan de eisen voldoen, mogen worden benoemd tot gemeentelijk lijkschouwer.


Voorts stelden de ministers vast dat het van belang is dat de behandelend arts de gemeentelijk lijkschouwer moet inschakelen als hij de doodsoorzaak en het overlijden niet kan verklaren. Het begrip ‘onverklaard overlijden’ zou in de nieuwe wet worden opgenomen.



In het wetsvoorstel dat nu op tafel ligt, is van die goede voornemens echter vrijwel niets meer over. In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat, anders dan eerder aangekondigd, er geen directe noodzaak is inhoudelijke bepalingen op te nemen, gelet op de ontwikkelingen van de laatste jaren op het terrein van de lijkschouw. Dit is een zeer verrassende wending. Als argumenten voor dit standpunt worden de opleiding tot basisarts, het toezicht door de inspectie, de handreiking Lijkschouwing van de KNMG, een samenwerkingsrichtlijn en het register van het FMG (Forensisch Medisch Genootschap) aangevoerd. Deze (vermeende) ontwikkelingen kunnen onmogelijk als argument dienen om geen maatregelen te nemen.



Een paar uur


Het eerste argument, dat onderwijs over de lijkschouw wordt opgenomen in het basiscurriculum, snijdt geen hout. De eisen in het basiscurriculum hebben namelijk niets met de kwaliteit van de lijkschouw door reeds praktiserende huisartsen en lijkschouwers te maken, omdat deze artsen zijn opgeleid onder ‘het oude curriculum’.


Zij hebben dus vrijwel zeker geen onderwijs gehad over forensische geneeskunde.



Het effect van het nieuwe curriculum zal pas over een groot aantal jaren blijken. Hierbij moet worden aangetekend dat de meeste universiteiten in het huidige curriculum hooguit een paar uur aan forensische geneeskunde besteden, waardoor het valt te betwijfelen of daar resultaten van zijn te verwachten. 


De tweede reden die wordt aangevoerd om geen wettelijke eisen te stellen aan de lijkschouw(er) is dat de inspectie toezicht houdt op de kwaliteit van de lijkschouw. De rol van de inspectie wordt echter in de memorie van toelichting veel groter gemaakt dan die in werkelijkheid is en kan zijn. Er zijn nu geen wettelijke normen voor de lijkschouw en als het wetsvoorstel niet wordt gewijzigd, komen die er ook niet. Het is dus onduidelijk waaruit het toezicht van de inspectie zou moeten bestaan.



Als derde reden om geen wettelijke eisen aan de lijkschouwer te stellen, wordt de vorig jaar uitgebrachte KNMG-brochure genoemd. Deze brochure is echter slechts een minimale stap op weg naar een oplossing van het probleem dat de kwaliteit van de lijkschouw over het algemeen onder de maat is. De brochure is een nuttige handreiking aan artsen, maar kan zeker niet de opleiding tot forensisch arts vervangen.


Tot slot wordt in de memorie van toelichting melding gemaakt van een ‘samenwerkingsrichtlijn’ voor de verschillende disciplines. Deze richtlijn bestaat niet en komt er vermoedelijk ook nooit. Vertegenwoordigers van huisartsen, klinisch specialisten en forensisch artsen hebben het plan ervoor afgewezen. De partijen zien de samenwerkingsrichtlijn namelijk niet als een oplossing voor het bestaande probleem.



Onbekwaam


De memorie van toelichting vermeldt, ook nu weer, dat de uitvoering van een lijkschouw door een gemeentelijk lijkschouwer vraagt om specifiek geschoolde artsen. Zeer verrassend wordt vervolgens gesteld dat de beroepsgroep zelf verantwoordelijk is voor het opleidings- en deskundigheidsniveau. Los van de vraag of dit standpunt juist is, geldt ook hier dat normen vastgesteld door de beroepsgroep het probleem van onbekwame (niet-opgeleide, niet-aangesloten) artsen die wél als gemeentelijk lijkschouwer (mogen) optreden niet oplost.


Vervolgens wordt gesteld dat het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) een register bijhoudt van opgeleide artsen. Zo’n register heeft echter nauwelijks betekenis zo lang artsen die optreden als gemeentelijk lijkschouwer niet aan kwaliteitseisen hoeven te voldoen.



Al ruim twintig jaar bestaat er een opleiding tot forensisch arts, waarvan de lijkschouw een belangrijk onderdeel is. Aspecten als wettelijke regelingen, postmortale verschijnselen, diverse vormen van niet-natuurlijke dood en het achterhalen van de doodsoorzaak komen hierbij aan de orde.


Kernpunt in de hele discussie is dat de gemeentelijk lijkschouwer gegarandeerd deskundig moet zijn door specifieke opleiding en ervaring. Van de circa 300 artsen die als gemeentelijk lijkschouwer optreden, heeft evenwel slechts de helft de opleiding tot forensisch arts gevolgd. Klachten van behandelend artsen (en van justitie) over het optreden van de gemeentelijk lijkschouwer zijn in veel gevallen dan ook terecht en te verklaren door een gebrek aan deskundigheid.



Onverklaard


Naast de kwaliteit van de lijkschouw, wordt ook het ‘onverklaard overlijden’ in de nieuwe wet niet geregeld. Elk sterfgeval dat niet evident natuurlijk is, zou door een deskundige lijkschouwer moeten worden beoordeeld. Uiteraard moet deze lijkschouwer deskundig en dus opgeleid zijn, omdat zijn meerwaarde anders nihil is. Het is van groot belang dat de behandelend arts kan aangeven dat (vooralsnog) niet is uit te maken of er sprake is van een natuurlijke of een niet-natuurlijke dood. Met andere woorden: dat de aard van het overlijden onverklaard is. De gemeentelijk lijkschouwer kan dan worden ingeschakeld zonder dat iemand de verdenking of beschuldiging van een niet-natuurlijke dood hoeft uit te spreken.



Vele malen is betoogd dat politie en justitie ‘hun verantwoordelijkheid moeten nemen’ ten aanzien van de lijkschouw. Zolang er geen eisen worden gesteld aan de lijkschouwer, is het nemen van verantwoordelijkheid onmogelijk. Bovendien krijgen politie en justitie in het huidige wetsvoorstel op geen enkele wijze verantwoordelijkheid; noch voor de benoeming van lijkschouwers, noch voor de betaling van de lijkschouw.



Afschuiven


De gemeenten worden impliciet verantwoordelijk gesteld voor de kwaliteit van de lijkschouw(er). De gemeentelijk lijkschouwer voert zijn werk echter primair uit ten behoeve van politie en justitie. Deze willen immers weten of er sprake is van een niet-natuurlijke dood en eventueel een strafbaar feit. In het wetsvoorstel moeten de gemeenten, nog steeds en onterecht, opdraaien voor deze opsporingstaak. Dat zij daar niet veel geld en energie in steken, laat zich raden.


Met het huidige wetsvoorstel schuiven de betrokken ministeries elke verantwoordelijkheid ten aanzien van kwaliteitseisen, opleidingsverplichting, betalingsverplichting en registratie van (deskundige) lijkschouwers van zich af. Door deze vrijblijvendheid hebben de bestaande opleiding en het voor­-lopig register van het FMG een zeer beperkte waarde en blijft de door de ministeries zelf meer dan eens geconstateerde problematiek rond de lijkschouw bestaan.



mr. dr. C. Das, arts M&G, voorzitter Forensisch Medisch Genootschap (FMG)


mr. dr. W.L.J.M. Duijst-Heesters, forensisch arts



Correspondentieadres:

c.das@planet.nl

 




Geen belangenverstrengeling gemeld.



Referenties


1. Kamerstukken II. 2005-2006, 30 696. op:

www.overheid.nl

.  2. Inspectie voor de Gezondheidszorg. Gerechtelijke geneeskunde beschouwd. Den Haag, 1993.   3. Recherche Advies Commissie, Ministerie van Justitie. Forensisch geneeskunde: een vak apart. Den Haag, 1994.   4. Werkgroep Forensische Geneeskunde, Ministerie van Justitie. Forensische Geneeskunde, een nieuwe praktijk. Den Haag, 1999.



Klik hier voor het PDF van dit artikel



MC-artikelen:



Doodsoorzaak onbekend: gemeentelijk lijkschouwer standaard inschakelen bij overleden kinderen.

J.J.Tiessen, MC 2 - 12 januari 2007.


Sparen voor de obductie: nabestaanden draaien op voor de kosten.

J. van Zwieten. MC 36 - 8 september 2006.


De Wet op de Lijkbezorging (Van de Inspectie).

H. Plokker. MC 14 - 2 april 2004.


Onverwijld melden: de arts, zijn vervanger en de Wet op de lijkbezorging.

H.T.P. Cremers. MC 13 - 26 maart 2004.


Een inbreuk op het beroepsgeheim: informatie aan en van de gemeentelijk lijkschouwer.

C.Das. MC 47 - 21 november 2003.


Verwarring bij lijkvinding: de zaak van de dokter en de onbekende datum van overlijden.

C. Das. MC 44 - 31 oktober 2003.


Lijkschouwing na euthanasie.

C.Das. MC 20 - 16 mei 2003.


Medici en moordzaken: de forensische geneeskunde in de praktijk.

Evert Pronk. MC 25 - 22 juni 2001.

KNMG
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.