Laatste nieuws

Van thuisbevalling naar ziekenhuis

3 reacties
<strong>PDF</strong>

Goede voorlichting en integratie van zorg voorkomen teleurstelling

Vrouwen die tijdens een thuisbevalling toch naar het ziekenhuis moeten, ondervinden daarvan relatief veel nadelen. Ze hebben meer behoefte aan pijnstilling, krijgen vaker een kunstverlossing en zijn het minst tevreden over hun bevalling.

In Nederland wordt de verloskundige zorg verleend conform de adviezen van het Verloskundig Vademecum 2003.1 De eerste lijn begeleidt de normaal verlopende zwangerschap, bevalling en kraamperiode, en de tweede lijn de te verwachten pathologische zwangerschap, bevalling en kraamperiode. Bij beoordeling op het raakvlak van de eerste en tweede lijn, vindt overleg plaats. Soms is er aanleiding de bevalling in het ziekenhuis te laten plaatsvinden om eventueel transportrisico tijdens de bevalling te vermijden. In dat geval ligt de verantwoordelijkheid voor de verloskundige zorg in principe bij de eerstelijns verloskundige zorgverlener.

Voor de meeste zwangere vrouwen functioneert dit systeem naar tevredenheid. Dit geldt echter niet voor de vrouwen bij wie tijdens de baring thuis problemen ontstaan. Relatief gezien is deze groep behoorlijk groot: van alle patiënten die de bevalling beginnen in de eerste lijn, wordt 49 procent van de nulliparae en 17 procent van de multiparae ingestuurd naar de tweede lijn.2

De meest voorkomende indicatie voor verwijzing is noodzaak tot sedatie of pijnstilling, gevolgd door meconiumhoudend vruchtwater, niet-vorderende ontsluiting, voortijdig gebroken vliezen en niet-vorderende uitdrijving. Uit landelijk onderzoek blijkt dat vrouwen die tijdens de baring worden ingestuurd, significant vaker een vaginale kunstverlossing (relatief risico [RR] 1,42) en een secundaire sectio (RR 1,20) krijgen dan vrouwen die de baring starten in het ziekenhuis onder leiding van de tweede lijn.3 Daarnaast krijgen deze vrouwen in de regio Heerlen ook nog eens vaker epidurale pijnstilling (RR 1,45).

Extra vervelend is dat 16 procent van de vrouwen die tijdens de bevalling worden ingestuurd, na drie jaar nog negatieve gevoelens heeft over haar bevalling.4 Factoren die hierbij een onafhankelijke en significante rol spelen, zijn de verplaatsing tijdens de baring van thuis naar ziekenhuis, het niet kunnen omgaan met de baringspijn, onvoldoende inspraak over pijnstilling, een vaginale kunstverlossing of keizersnede, en angst voor het eigen leven en dat van de baby. Daarnaast spelen negatieve gevoelens over de zorgverleners een belangrijke rol. 

Desillusie
Uit recent onderzoek blijkt dat de meeste vrouwen al vóór de twaalfde week van de zwangerschap hebben besloten waar ze willen bevallen.5 Dat is dus meestal al vóór het eerste bezoek aan hun verloskundige begeleider. Het is maar zeer de vraag of deze vrouwen op dat moment voldoende betrouwbare informatie hebben over de voors en tegens van hun keuze.

Vrouwen zouden objectiever moeten worden geïnformeerd over het reële verwijsrisico tijdens de baring en de bijbehorende consequenties, zoals de verhuizing naar het ziekenhuis, de overdracht van zorg en de gang van zaken in de tweede lijn. Dit geldt vooral voor vrouwen die nooit eerder zijn bevallen.

Zorgverleners uit de eerste en de tweede lijn zouden deze voorlichting gezamenlijk kunnen geven, bijvoorbeeld maandelijks in groepsverband aan vrouwen die rond de dertig weken zwanger zijn. Uitgangspunt is dat een zo reëel mogelijk verwachtingspatroon bij de aanstaande moeder zeer belangrijk is om de bevalling niet op een desillusie te laten uitlopen.

Hierbij is het uitdrukkelijk niet de bedoeling ‘de roze wolk’ te verstoren, maar eerlijk uit te leggen dat het niet goed mogelijk is te voorspellen wie er daadwerkelijk zonder problemen thuis zal bevallen. Als een vrouw dan tijdens de baring wordt ingestuurd vanwege behoefte aan pijnstilling of niet vorderen, weet ze wat haar te wachten staat.

In dezelfde sessie zou de anesthesioloog de verschillende mogelijkheden van medicamenteuze pijnbehandeling op een rijtje kunnen zetten.6 De vrouw en haar partner kunnen vervolgens worden rondgeleid over het verloskamercomplex, zodat zij bekend raken met de omgeving en de daar werkende zorgverleners.

Huiselijk
Een huiselijk ingericht zorgcentrum in het ziekenhuis (kraamsuites) kan ook een oplossing zijn. Immers, in een meer huiselijk ingerichte ziekenhuiskamer blijken diverse baringsuitkomsten gunstiger dan in een conventionele verloskamer.7 Zo krijgen vrouwen minder vaak pijnstilling tijdens de partus en bevallen iets vaker spontaan vaginaal met een kleinere kans op een episiotomie. Ze zijn ook meer tevreden over de geboden zorg. De tevredenheid over de baring is groter als de zorgverleners adequaat ondersteunen, als de relatie met de zorgverleners goed is, en als de vrouwen tijdens de baring worden betrokken bij het nemen van beslissingen die hen aangaan.

In zo’n huiselijk ingericht zorgcentrum begeleidt de verloskundige in principe de baring. Dat zou eigenlijk ook moeten gelden voor de vrouwen die ondanks een laagrisicoprofiel worden begeleid door de tweede lijn. Deze vrouwen blijken immers significant vaker een kunstverlossing te krijgen dan wanneer zij zouden zijn begeleid door de eerste lijn.8 Het hogere percentage kunstverlossingen in de tweede lijn is te verklaren door de continue bewaking van het kind tijdens de bevalling of het ‘ongeduld’ van de gynaecoloog. De gynaecoloog moet pas tot interventie overgaan als de verloskundige daarom vraagt. Een dergelijke betere integratie van de zorgverlening tussen eerste en tweede lijn is al eerder in Nederland bepleit en recentelijk weer opnieuw.9 10

In combinatie met een betere en objectievere voorlichting tijdens de zwangerschap zal dit resulteren in een fysiologischer beloop van de baring met minder kunstverlossingen. Vrouwen zullen hierdoor ongetwijfeld met meer tevredenheid terugkijken op een van hun belangrijkste life events.

Klaartje Manders, gynaecoloog in opleiding, Atrium Medisch Centrum Parkstad, Heerlen
Diana Wentink-Lander, verloskundige, Verloskundige Praktijk ’t Bolleke, Hoensbroek
dr. Frans Roumen, gynaecoloog, Atrium Medisch Centrum Parkstad, Heerlen
Correspondentieadres: klaartje.manders@home.nl;
c.c.: redactie@medischcontact.nl

Geen belangenverstrengeling gemeld.

Samenvatting
- Het percentage vrouwen dat tijdens de baring wordt ingestuurd is hoog, vooral onder nulliparae. 
- Deze vrouwen hebben vaker behoefte aan pijnstilling, ondergaan vaker een kunstverlossing en zijn vaker ontevreden over het beloop tijdens de baring. 
- De voorlichting aan zwangere vrouwen moet objectief en eerlijk zijn en vindt bij voorkeur plaats door zorgverleners uit zowel de eerste als de tweede lijn. 
- Een huiselijk ingericht zorgcentrum waar verloskundigen alle laagrisicobevallingen begeleiden en gynaecologen desgevraagd de begeleiding overnemen, zal het aantal kunstverlossingen doen dalen en de tevredenheid van de zwangere vrouwen doen stijgen.

Literatuur
1. Verloskundig Vademecum 2003. Eindrapport van de Commissie Verloskunde van het College voor zorgverzekeringen. http://www.cvz.nl.
2. Amelink-Verburg MP, Verloove-Vanhorick SP, Hakkenberg RM, Veldhuijzen IM, Bennebroek Gravenhorst J, Buitendijk SE. Evaluation of 280,000 cases in Dutch midwifery practices: a descriptive study. BJOG 2008; 115: 570-8.
3. Stichting Perinatale Registratie Nederland. http://www.perinatreg.nl.
4. Rijnders M, Baston H, Schönbeck Y, van der Pal K, Prins M, Green J, Buitendijk S. Perinatal factors related to negative or positive recall of birth experience in women 3 years postpartum in the Netherlands. Birth 2008; 35: 107-16.
5. Hendrix M, Van Horck M, Moreta D, Nieman F, Nieuwenhuijze M, Severens J, Nijhuis J. Why women do not accept randomisation for place of birth: feasibility of a RCT in the Netherlands. BJOG 2009; 116: 537-44.6. CBO-Richtlijn Medicamenteuze pijnbehandeling tijdens de bevalling. 2008.http://www.cbo.nl/product/richtlijnen/folder20021023121843/rl_ptp_08.pdf/view.
7. Hodnett ED, Downe S, Edwards N, Walsh D. Home-like versus conventional institutional settings for birth. Cochrane Database Syst Rev 2005 (1): CD000012.
8. Maassen MS, Hendrix MJC, van Vugt HC, Veersema S, Smits F, Nijhuis JG. Operative deliveries in low-risk pregnancies in the Netherlands: primary versus secondary care. Birth 2008; 35: 277-82.
9. Reuwer PJHM, Bruinse HW. Preventive Support of Labour. Een uitdaging voor verloskundigen, gynaecologen en beleidsmakers. Van Zuiden Communications BV, Alphen aan den Rijn, 2002.
10. Reuwer P, Bruinse H, Franx A. Proactive support of labor. The challenge of normal childbirth. Cambridge: Cambridge University Press, 2009.

beeld: Koen Verheijden, HH
beeld: Koen Verheijden, HH
zwangerschap bevalling
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • dr. Ank de Jonge

    , Amsterdam/Nijmegen

    Diana Wentink c.s. pleiten in hun artikel voor eerlijke voorlichting over de thuisbevalling. Maar hoe eerlijk is de voorlichting die zij en haar collega’s voorstellen? Zij gaan in op de ‘verwijsrisico’s’: vrouwen die verwezen worden krijgen vaker een... vacuümbevalling of keizersnee en hebben vaker pijnstilling nodig dan vrouwen die meteen in het ziekenhuis beginnen. En ze zijn ook nog eens vaker ontevreden. Wij vinden deze hogere risico’s niet vreemd, want een verloskundige verwijst niet voor niets.1 Je kunt vrouwen bij wie thuis een reden ontstaat om te verwijzen, niet vergelijken met de hele groep vrouwen, met en zonder problemen, die in het ziekenhuis begint. Dat is appels met peren vergelijken.

    De hoofdredacteur van MC doet er nog een schepje bovenop. Hij vindt thuis bevallen onverantwoord (MC 41/2009: 1659). En dat terwijl uit recent onderzoek blijkt dat een bevalling thuis plannen even veilig is als meteen naar het ziekenhuis gaan.2 Hij zegt ook dat de helft van de vrouwen die een eerste kind krijgen per ambulance naar het ziekenhuis moet. Dit is stemmingmakerij, want absoluut onwaar. Vrouwen die thuis beginnen en worden verwezen, gaan meestal met de eigen auto. Zij gaan ongeveer op hetzelfde moment naar het ziekenhuis als wanneer ze ervoor gekozen hadden om in het ziekenhuis te bevallen. Bijvoorbeeld als ze iets tegen de pijn willen of gebroken vliezen hebben en de weeën beginnen niet. Maar vrouwen die thuis aan de baring beginnen, hebben veel meer kans op een spontane bevalling zonder infuus of operatie dan vrouwen die in het ziekenhuis beginnen. En als ze thuis bevallen zijn, kijken ze beter terug op hun bevalling.3 De roep om eerlijke voorlichting is goed bedoeld. Maar bij een eenzijdige benadering nodigt het uit tot roepen om afschaffen van de thuisbevalling. Straks hebben vrouwen minder te kiezen, terwijl hun veiligheid en tevredenheid niet verbetert.

    Amsterdam/Nijmegen, oktober 2009

    dr. Ank de Jonge, Midwifery Science, VU medisch centrum/Academie voor Verloskunde Amsterdam en Groningen

    prof. dr. Toine L.M. Lagro-Janssen, hoogleraar vrouwenstudies geneeskunde, UMC St Radboud, Nijmegen

    prof. dr. Simone E. Buitendijk, hoogleraar eerstelijns verloskunde en ketenzorg, AMC Amsterdam/TNO Kwaliteit van Leven

  • Rafael van Crimpen en Marianne Nieuwenhuijze

    , Maastricht

    Manders c.s. bespreken de thuisbevalling. Het klopt dat 49 procent van de primiparae durante partu wordt verwezen; veelal vanwege niet-vorderende ontsluiting, behoefte aan pijnstilling en sedatie.

    Dit is een resultaat van een goed uitgevoerde selec...tieprocedure en het serieus nemen van de wens van de barende. Maar liefst 96 procent van vrouwen die thuis bevielen, kijkt positief terug op hun baring.

    Thuisbevallen is veilig en het huidige selectiesysteem werkt uitstekend. Willen we deze zeer tevreden groep opofferen voor een systeem waarin iedereen naar het ziekenhuis moet, met alle consequenties van dien?

    Wat hier onderbelicht blijft, is wat het betekent om als zwangere in een ziekenhuis te gaan bevallen. Deze vrouwen moeten zelf inschatten wanneer het tijd is om naar het ziekenhuis te gaan. Hoeveel vrouwen moeten met heftige weeën in een auto een rit van meer dan een kwartier maken? En dan nog de vrouwen die het ziekenhuis niet halen en onderweg bevallen.

    Manders c.s. suggereren dat de ontevredenheid over de baring uitsluitend te maken heeft met het verwezen worden. Uit de literatuur blijkt echter dat veel vrouwen negatief op hun bevalling terugkijken vanwege het gehaast zijn van de zorgverleners. Dit komt in het ziekenhuis net zo vaak en wellicht nog vaker voor dan in de thuissituatie. Het roept ook een heel andere vraag op: nemen we wel voldoende tijd voor de barende?

    Manders c.s. voeren alles terug op het wel of niet thuisbevallen, terwijl het moet gaan over wat wel en niet werkt in ons systeem. Het gaat niet goed met vrouwen die in het ziekenhuis terechtkomen, al dan niet verwezen durante partu. Laten we samen serieus bekijken wat hier aan de hand is zonder meteen de thuisbevalling te diskwalificeren.

    Rafael van Crimpen, directeur Academie Verloskunde Maastricht (AVM)
    Marianne Nieuwenhuijze, voorzitter vakgroep Midwifery Sciene AVM

  • T. Kluck

    , EMMEN

    Een leuk artikel, maar eigenlijk niets nieuws onder de zon.
    Graag verwijs ik naar onze jarenlange ervaring met een "geintegreerd 1e en 2e lijns verloskundig centrum".
    Sinds 2001 functioneert dit naar ieders tevredenheid: zwangeren, 1e- en 2e lijns ve...rloskundigen en de gynaecologen zijn er in alle opzichten beter van geworden.
    Hierover publiceerden wij, o.a. in Medisch Contact reeds lang geleden, ( Ypma, T.D., Burggraaff, J.M. c.s.; Kunstmatige tweedeling: geïntegreerde verloskundige zorg is beter voor de kwaliteit 2003, MC 46, 1766 ) en informeerden wij op Symposia ( met name collega dr. T.D. Ypma, de initiator van dit project ).
    Wij zijn graag bereid tot nadere informatie over ons systeem.
    Verloskundig Centrum EVE, Maatschap Vrouwenartsen Scheperziekenuis Emmen

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.