Laatste nieuws
Achter het nieuws

Tuchtrecht gaat ook over privégedrag

2 reacties
Bert Spiertz/Hollandse Hoogte
Bert Spiertz/Hollandse Hoogte

Sinds deze maand staat in de Wet BIG dat het tuchtrecht ook van toepassing kan zijn op privégedrag van BIG-geregistreerden. Juristen zien weinig nieuws onder de zon, maar zijn wel bezorgd over een verruiming van zaken waar tuchtrechters over oordelen.

Wat is er veranderd?

Per 1 april is de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) gewijzigd op verschillende punten. Een daarvan is een andere formulering van de zogenaamde tweede tuchtnorm. De twee tuchtnormen omschrijven waar het tuchtrecht voor BIG-geregistreerden eigenlijk over gaat. De eerste norm zegt kort gezegd dat het gaat over wat je wel of niet doet in de zorg ten opzichte van patiënten en hun naasten. De tweede tuchtnorm gaat over zaken die niet onder de eerste norm vallen, maar te maken hebben met een meer algemeen belang van de individuele gezondheidszorg. Bijvoorbeeld een arts die zich in de media uitlaat over patiëntenzorg, of iemand die zorgfraude pleegt. Maar ook een (BIG-geregistreerde) zorgverlener die bestuurder is van een zorginstelling kan daaronder vallen.

Voorheen was die tweede norm zo omschreven dat het ging over het ‘handelen of nalaten in de hoedanigheid van hulpverlener dat in strijd is met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg’. Sinds 1 april gaat het over ‘handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt.’ Let op: er staat dus niet meer dat het gaat over wat iemand in de hoedanigheid van hulpverlener doet. Oftewel, ook gedrag dat een zorgverlener buiten werktijd vertoont, maar dat in strijd is met wat een behoorlijk beroepsbeoefenaar hoort te doen.

Wat gaan artsen hier in de praktijk van merken?

‘Feitelijk verandert er niets’, zegt Aart Hendriks, hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit Leiden. ‘De tuchtcolleges hadden de wet al zo uitgelegd dat privégedrag van zorgverleners onder tuchtrecht kan vallen, als dat het vertrouwen in de zorg aantast.’ De eerste zaak waarbij het Centraal Tuchtcollege (CTG) zo oordeelde, was de zaak van een aios ouderengeneeskunde die eerder veroordeeld was vanwege medeschuld aan een poging tot moord op zijn ex-vrouw en later een nieuwe vriendin en haar moeder mishandelde. Waar het regionaal tuchtcollege er nog op wees dat het niet de bedoeling van de Wet BIG was om privégedrag onder tuchtrechtelijke toetsing te brengen, legde het CTG de wet anders uit. Dat is sindsdien de norm waar tuchtcolleges zich aan houden. Zo oordeelden de tuchtcolleges ook over de kinderarts die thuis op zijn computer kinderporno had staan, en over een psychiater die bij een sekspartner intraveneus drugs had toegediend, met de dood als gevolg. De eerste mag geen zorg meer aan kinderen verlenen, de laatste mag zich niet meer in het BIG-register inschrijven.

Welk probleem lost dit dan op?

‘Dat hebben wij ook aan de minister gevraagd’, zegt Anneloes Rube, adviseur gezondheidsrecht bij de KNMG: ‘Naar ons idee levert deze verandering van de tweede tuchtnorm onnodig nieuwe discussie en onduidelijkheid op over iets waar de jurisprudentie juist duidelijkheid in heeft geschapen. De tuchtcolleges hebben omschreven dat privégedragingen tuchtrechtelijk verwijtbaar kunnen zijn als zij een weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg. De minister heeft op onze vragen geantwoord dat het zijn bedoeling is om die vaste jurisprudentie vast te leggen in de wet. Maar daar staat dat weerslagcriterium niet meer in. Alleen dat het gaat over gedrag dat een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Dat kan breder worden uitgelegd.’

Wat vinden we wel en niet gepast gedrag, en mogen we meer verwachten van artsen dan van anderen?

Is duidelijk welke privégedragingen wel en niet tuchtrechtelijk verwijtbaar kunnen zijn?

Daar is dus ruimte voor interpretatie. Minister Bruins zei vorig jaar in de Eerste Kamer dat het zou gaan om gedragingen ‘die in het licht van de beroepsuitoefening ongeoorloofd moeten worden geacht’, en waarbij ‘de beroepsbeoefenaar een gevaar voor patiënten vormt of het vertrouwen in de beroepsuitoefening ernstig schaadt’. Tot nu toe ging het altijd om vrij uitzonderlijke gevallen waarbij ook sprake was van strafbare feiten. Hendriks is bezorgd dat daarin een verschuiving zal plaatsvinden: ‘Een arts die drugs gebruikt, of buiten werk nogal eens dronken is, wat vinden we daarvan? Een prostituee bezoeken, vreemdgaan, ernstige verkeersovertredingen? Wat vinden we wel en niet gepast gedrag, en mogen we meer verwachten van artsen dan van anderen? Het zijn tenslotte ook gewoon mensen.’ Rube: ‘De tuchtcolleges geven invulling aan de wet, en die zullen proberen te handelen zoals de wetgever het bedoeld heeft, maar wij zijn wel bang voor verruiming. Wij zullen dit scherp volgen.’

Mogen patiënten nu over privégedrag van artsen gaan klagen?

Tot nu toe was het zonder uitzondering de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) die dergelijke zaken bij de tuchtcolleges aanbracht, maar in theorie kunnen patiënten ook klachten indienen over privégedrag van artsen. Hendriks: ‘Ze zullen wel duidelijk moeten maken of zij belanghebbende zijn, anders zal het tuchtcollege oordelen dat zij niet ontvankelijk zijn in hun klacht. Daar zijn tuchtcolleges vrij streng in, dus ik verwacht daar niet zoveel van. Maar het kan wel.’

Is het tuchtrecht de uitgelezen plek om privégedrag van artsen te beoordelen?

Rube: ‘Het tuchtrecht is in de eerste plaats bedoeld om de kwaliteit van de beroepsuitoefening te bevorderen en bewaken. Daarmee is het niet primair de plek om privégedragingen van artsen te toetsen. In de gevallen waarbij sprake was van ernstige gewelds- of zedendelicten, konden wij ons voorstellen dat de tuchtcolleges oordeelden dat deze hun weerslag op de zorg hadden. Maar dat zijn zeer uitzonderlijke situaties.’ Hendriks is van mening dat in dergelijke gevallen het strafrecht meer de aangewezen plek is: ‘Binnen het tuchtrecht ben je verplicht om mee te werken, het doel is immers de kwaliteit van zorg te bewaken. Als je niet meewerkt, je niet verweert, dan gaat het tuchtcollege ervan uit dat je het eens bent met de klager. In het strafrecht heb je het recht om te zwijgen, en ben je beter beschermd. Als je vanwege strafbare feiten voor de tuchtrechter moet komen, zit je in een lastig parket, vooral als je ook nog voor de strafrechter moet verschijnen. Wat je bij de tuchtrechter zegt, kan zich later tegen je keren bij de strafrechter. Dat zagen we toen een apotheker die van fraude werd verdacht, in dat kader voor de tuchtrechter moest verschijnen. Hij wilde niets zeggen, omdat de zitting openbaar was, en de FIOD en het Openbaar Ministerie konden gebruiken wat hij daar zei. Nu was er in zijn geval wel hard te maken dat wat hij deed ook weerslag had op de individuele gezondheidszorg, maar het argument van de apotheker begrijp ik. Laat de strafrechter hierover oordelen, die mag ook een beroepsverbod opleggen, al is dat beperkt tot vijf jaar. Wat mij betreft zou het logischer zijn om die bevoegdheid uit te breiden.’ 

lees ook download dit artikel
Achter het nieuws Tuchtrecht
  • Sophie Broersen

    Sophie Broersen was journalist bij Medisch Contact van 2008 tot 2021. Na haar studie geneeskunde en huisartsopleiding ging zij als journalist aan de slag. Bij Medisch Contact schreef zij over geneeskunde en zorg in de volle breedte: van wetenschap tot werkvloer, van arts-patiëntrelatie tot zorg over de grens. Samen met de juristen van de KNMG becommentarieerde zij tuchtzaken. Na haar journalistieke carrière is zij in 2021 weer als arts gaan werken.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.