Laatste nieuws
E-J. Pronk
6 minuten leestijd

Tien jaar ZonMw

Plaats een reactie

Dubbelinterview met directeur Henk Smid en voorzitter Pauline Meurs Tien jaar ZonMw



ZonMw viert 7 juni haar tienjarig bestaan. Directeur Henk Smid blikt terug op een periode vol hobbels. Samen met voorzitter Pauline Meurs kijkt hij ook vooruit. ‘Onze groeiende regierol vraagt bezinning.’


‘Nee, de oprichting ging niet zonder slag of stoot’, zegt ZonMw-directeur Henk Smid op zijn kamer in het gebouw aan de Laan van Nieuw Oost-Indië in Den Haag. ‘Je kunt wel zeggen dat voor de oprichting van ZON, de voorloper van ZonMw, een kleine paleisrevolutie nodig was. Alle afdelingen binnen het ministerie hadden hun eigen onderzoekspotje. Dat gaven ze niet zomaar op. Ook in de ambtelijke top van het ministerie stuitten we op weerstand. Tien maanden lang mochten we geen personeel aannemen terwijl we wel opdrachten hadden. We moesten vechten tegen sentimenten. Sommige topambtenaren vonden dat ZON een onderdeel van het ministerie moest zijn, in plaats van een bestuursorgaan.’



Wapenfeit


Het is precies tien jaar geleden dat wettelijk werd verankerd dat het huidige ZonMw verantwoordelijk is voor de verdeling van gelden voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van de gezondheidszorg. Directeur Henk Smid was er van meet af aan bij. ‘Samen met Dick Dees was ik kwartiermaker voor wat eigenlijk de PEOO-organisatie heette. Het eerste wapenfeit was deze afkorting voor Projecten, Experimenten, Onderzoek en Ontwikkeling wijzigen in een acroniem dat betere gevoelens oproept. De naam ZON is in 1998 in de Wet op de organisatie ZorgOnderzoek Nederland opgenomen.’



De relatie tussen de wetenschappers en het net opgerichte ZON kenmerkt Smid als ‘heel lastig’. ‘Wetenschappers die meer fundamenteel onderzoek deden, waren bang dat we ons met name gingen richten op toegepast onderzoek. Praktijkinstanties dachten op hun beurt dat ze het bij de subsidieaanvragen zouden afleggen tegen de wetenschappers die meer basaal onderzoek deden, omdat deze beter georganiseerd zouden zijn. Het was koudwatervrees; we werken altijd met geoormerkte budgetten.’



Een ander punt waarmee de praktijkinstellingen veel moeite hadden, was dat ZON subsidieaanvragen kwalitatief beoordeelt. ‘Bij VWS was het soms mogelijk om op basis van een A4-tje tonnen subsidie binnen te halen’, zegt Smid. ‘Dat kon nu niet meer. Het gevolg was wel dat veel praktijkinstellingen razendsnel hun eigen kwaliteitsprocedures hebben aangepakt.’



Klap


In 2001 fuseerde ZON met medische wetenschappen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en ontstond ZonMw. Hiermee werd de organisatie verantwoordelijk voor het toekennen van subsidies uit het open programma van NWO zoals de agiko-stipendia, de veni-, vidi-, vici-subsidies en de klinische fellows.



Het volgende jaar was ook bepalend in de korte geschiedenis van ZonMw. ‘In 2002 werd ons budget teruggeschroefd van 44 naar 29 miljoen euro. Dat was een enorme klap, maar ook leerzaam. Ik heb ervan geleerd flexibel op te treden en voortdurend initiatief te nemen.’


We hebben toen een juridische procedure overwogen, verklaart Smid. ‘In plaats daarvan publiceerden we een witboek met onderzoek dat we niet meer konden doen. Inmiddels is met de incidentele subsidies van VWS een belangrijk deel van dat witboek uitgevoerd.’


ZonMw had de afgelopen jaren tussen de 120 en 150 miljoen euro te besteden. De structurele subsidie bedraagt 30 miljoen. Momenteel heeft ZonMw 91 lopende programma’s met daarin bijna 1800 projecten.



Implementatie


In artikel 1 van de Wet op de organisatie ZorgOnderzoek Nederland staat niet alleen dat de organisatie onderzoek subsidieert en laat uitvoeren, maar ook dat het ‘het gebruik van de resultaten bevordert.’ Smid: ‘Om helder te maken wat we van wetenschappers verlangen als het gaat om implementatie, hebben we veel werk moeten verrichten. Veel wetenschappers vinden dat het niet tot hun taak behoort. Maar dan bleek dat niet duidelijk was dat ze helemaal niet zelf met de resultaten aan de slag hoeven te gaan om toepassingen te ontwikkelen. Daar zijn ze vaak ook helemaal niet goed in.’



‘Voor een wetenschapper die zich met fundamenteel onderzoek bezighoudt, kan implementeren betekenen dat hij de resultaten bekendmaakt aan zijn peers’, vervolgt Smid. ‘Onderzoekers hoeven niet het stokje door te geven, maar ze moeten wel nadenken hoe de kans op succes in het traject erna is te vergroten’, vult de tussentijds aangeschoven ZonMw-voorzitter Pauline Meurs aan. ‘Het is een onderwerp dat je voortdurend moet uitleggen. Nadenken over het gebruik van de resultaten is een essentieel onderdeel van onderzoek. Het kan van invloed zijn op het onderzoeksdesign.’


‘Als jouw onderzoek ertoe kan leiden dat er iets in de huisartsenpraktijk verandert, heb je er dan aan gedacht om een huisarts bij je onderzoek te betrekken?’, reageert Smid.



Implementatie zou ten koste gaan van het wetenschappelijke werk, maar dat noemt Smid ‘rudimentaire’ reacties. ‘Inmiddels weet het veld dat er een apart budget is voor implementatie. Dat helpt enorm.’ En ZonMw gaat nog een slag maken. ‘We vragen onderzoekers bij te houden wat er met de resultaten van de projecten is gebeurd’, aldus Smid. ‘Dat kan dus bijvoorbeeld zijn dat het heeft geleid tot vervolgonderzoek, maar ook dat de resultaten een plek hebben gevonden in een richtlijn of in een opleiding. Nu is daar onvoldoende zicht op.’



Diabetesketenzorg


Het in kaart brengen van de langetermijneffecten moet inzicht geven in het rendement van het onderzoek. ‘Het is een vorm van verantwoording naar onze opdrachtgevers’, licht Smid toe. ‘Maar het kan ook belemmerende factoren blootleggen. Misschien blijkt dat er stelselmatig juridische of financiële problemen zijn waardoor onderzoeksresultaten geen goed vervolg krijgen, of blokkeren belangen van beroepsgroepen nieuwe interventies.’



Meurs vindt dat de aandacht voor implementatie en praktijkverbetering gevolgen heeft voor de positie van ZonMw. ‘Het betekent automatisch dat de organisatie meer een coördinerende positie krijgt, zoals we bijvoorbeeld zien bij de diabetesketenzorg. We moeten nadenken hoe een regierol zich verhoudt tot het beoordelen van onderzoeksvoorstellen. We zeggen niet dat het ZonMw niet past, maar het kan altijd alleen maar binnen een bepaalde bandbreedte. Je moet als subsidieverstrekker niet zelf verantwoordelijk zijn voor het wel of niet slagen van een project.’



Om de langetermijneffecten in kaart te brengen heeft ZonMw aangekondigd na afloop van een project in vier jaar tijd drie metingen te doen. Smid is de vraag voor: ‘Ja, dat is weer meer papierwerk. Daar staat tegenover dat we de subsidieaanvragen vereenvoudigen. Overigens verwachtte ik kritiek uit het veld, maar ik ontving vanuit de UMC’s juist steunbetuigingen. Men waardeert het dat we het grote plaatje niet uit het oog verliezen.’



Wederhoor


Het woord bureaucratie klinkt vaak in één zin met ZonMw. ‘Uit nationale en internationale vergelijking blijkt dat we het prima doen’, pareert Smid. ‘Doorgaans handelen we een subsidieaanvraag binnen zes maanden af. De helft van die tijd heeft de wetenschapper nodig om het voorstel te schrijven, en voor wederhoor. Het kan ook sneller als het moet. Als er morgen een infectieziekte uitbreekt, kunnen we binnen enkele dagen onderzoek mogelijk maken.’



De nationale en internationale vergelijking die Smid aanhaalt, komt uit een externe evaluatie van ZonMw uit 2004. De organisatie werd over het algemeen positief beoordeeld. De evaluatie leverde de aanbeveling op verschillende opdrachtgevers te vinden om zo niet te veel afhankelijk te zijn van het ministerie van VWS. ‘Dat lukt ten dele’, zegt Smid. ‘Justitie is deels opdrachtgever van een programma over verslaving, voor VROM hebben we onderzoek uitstaan naar de risico’s van elektromagnetische velden. Voor Sociale Zaken kijken we naar de factor arbeid in richtlijnen. Bij het onderzoeksprogramma ICT en diseasemanagement zijn zeven verschillende organisaties betrokken waaronder twee farmaceutische bedrijven. Er zijn goede afspraken gemaakt om de onafhankelijkheid te waarborgen.’


‘De relatie met het ministerie is goed’, heeft Meurs ervaren, sinds zij in september als voorzitter aantrad. ‘We hebben een dienende houding, maar zijn zeker geen schoothondje.’



‘VWS krijgt stevige repliek als wij vinden dat ons de verkeerde vragen worden gesteld’, stelt Smid. ‘Aan de andere kant willen we VWS graag bedienen, want voor goede antwoorden op beleidsvragen is goed onderzoek nodig.’



Meurs zou wat meer financiële ruimte willen om snel te reageren op een beleidsvraag van een bewindspersoon. ‘Nu zijn we te veel afhankelijk van een opdracht. Dat geeft ook mogelijkheden om goede ideeën te ondersteunen die niet direct in een programma passen, maar die wel de moeite van het ontwikkelen waard zijn. Daarmee laten we zien dat we ook flexibel zijn en oog hebben voor innovatie. Je moet er natuurlijk wel voorzichtig mee omgaan. We hebben natuurlijk niet voor niets een heel systeem van referenten.’



Kwakzalverij


Terugkijkend op de afgelopen tien jaar, mag het niet ongenoemd blijven. In 2006 won ZonMw de Meester Kackadorisprijs wegens het bevorderen van kwakzalverij. ‘Begin je weer’, zegt Smid terwijl hij de trofee onder uit een kast haalt. ‘Ik begrijp het nog steeds niet. De Vereniging tegen de Kwakzalverij vindt dat wij het alternatieve circuit erkenning verlenen omdat we een rapport uitbrachten over het onderzoek naar alternatieve geneeswijzen. Daarover verschillen we ten principale van mening. Wij zeggen niet dat het een valide tak van de geneeskunde is. Wij vinden alleen maar, dat het onderzoek naar alternatieve behandelingen methodologisch goed in elkaar moet zitten.’



Smid ziet de prijs niet als een smet. ‘Een enkel bestuurslid maakte zich wel zorgen om het imago, maar ik heb er veel lol in gehad. We hebben nog steeds contact met de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Dat gaat alleen maar over methodologie van onderzoek.’



Hoe ziet Smid de toekomst van ZonMw? ‘Ik hoop dat we in de komende tien jaar nog veel meer kunnen bijdragen aan terugdringen van het gebrek aan evidentie in de gezondheidszorg.’ ‘Het is natuurlijk meer dan evidentie alleen’, zegt Meurs. ‘Een belangrijk deel van de professionaliteit heeft te maken met het vermogen op het reflecteren op eigen handelen. Artsen moeten ook oog hebben voor de resultaten van wetenschappelijk onderzoek.’



Evert Pronk



PDF van dit artikel



Website ZonMw

kwakzalverij
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.