Laatste nieuws
samenwerking

Samenwerken als expliciet leerdoel

Plaats een reactie


Gronings curriculum traint studenten in samenwerking

Als de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van patiënten in het geding is, komt dat vaak door gebrekkige samenwerking. Reden genoeg om expliciet aandacht aan deze competentie te besteden tijdens de opleiding.

In haar recente rapport ‘Bekwaam is bevoegd’ pleit de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg ervoor dat de basisopleiding en specialistische vervolgopleidingen ernst moeten maken om hun onderwijs- en opleidingsprogramma’s te baseren op de CanMEDS-competenties.1 Een van de competenties waarvoor de raad nadrukkelijk aandacht vraagt, is de competentie ‘samenwerken’. Goede samenwerking is een van de peilers van goede gezondheidszorg. Het gaat daarbij niet alleen om samenwerking tussen professionals, maar vooral over interdisciplinaire samenwerking en samenwerking tussen professional en patiënt. Situaties waarbij de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van patiënten in het geding is, zijn bijna allemaal terug te voeren op een gebrekkige samenwerking.2 Aandacht voor samenwerking in het onderwijs en de vervolgopleiding is dus terecht.

Het Groningse geneeskundeprogramma G2010 is in 2003 als eerste Nederlandse curriculum opgezet als een competentiegestuurd programma. Aangezien het Raamplan Artsopleiding 2009 het CanMEDS-model voor alle opleidingen tot basisarts als richtinggevend voorschrijft, willen we met een aantal voorbeelden illustreren hoe je in het programma aandacht kunt besteden aan het thema samenwerking.3

Bewust trainen

Aandacht voor samenwerking kan impliciet en expliciet zijn. Impliciet komt het aan de orde in de samenwerking met collega-studenten (intercollegiaal), docenten en klinisch begeleiders, maar ook met verpleegkundigen en andere medische beroepsgroepen (multidisciplinair). Ook in werkgroepbijeenkomsten, coschappen en wetenschappelijke stages zit impliciete aandacht voor samenwerking verweven. Studenten zijn zich in deze situaties pas bewust van het (trainen van) samenwerken als dat aspect nadrukkelijk aan de orde wordt gesteld, bijvoorbeeld in de beoordeling. Expliciete aandacht voor samenwerking is daarom nodig om studenten bewust te trainen in deze competentie.

In het Groningse onderwijsprogramma komt samenwerking expliciet aan de orde in het blokonderwijs van de bachelor en de onderwijslijnen Beroepsvoorbereiding (in de bachelorfase) en Professionele Ontwikkeling (in de masterfase). Ofschoon in dit onderwijs veelal de nadruk ligt op intercollegiale samenwerking, staat tijdens de coschappen ook multidisciplinaire samenwerking expliciet op het programma. Overigens komen deze samenwerkingsvaardigheden ook al aan bod voorafgaand aan de studie bij de decentrale selectie.

Het gaat ook om samenwerking
met andere disciplines

Een belangrijk onderdeel van de decentrale selectie is de beoordeling van de non-cognitieve vaardigheden van aspirant-studenten, zoals samenwerking, communicatie en maatschappelijk handelen. De kandidaten worden hiervoor in verschillende gesimuleerde situaties geobserveerd. In de samenwerkingsopdracht van het afgelopen jaar maakten zij deel uit van een fictieve studiegroep en moesten zij in drietallen het gesprek aangaan met een disfunctionerende medestudent. De rol van de medestudent werd gespeeld door een ouderejaarsstudent die daarvoor een duidelijke rolbeschrijving had. Vijftien minuten voor het gesprek kregen de kandidaten informatie over de disfunctionerende medestudent en daarna moesten zij zich in vijf minuten met z’n drieën voorbereiden op het gesprek. Zowel tijdens de gezamenlijke voorbereiding als tijdens het gesprek werden de studenten door een observator beoordeeld op hun samenwerkingsvaardigheden.

Professioneel gedrag

In het eerste studiejaar hebben de studenten tijdens het tienweekse blokonderwijs twee keer per week een bijeenkomst onder leiding van een tutor. Na het behandelen van een casus aan het begin van de week verdelen de studenten in groepjes van twee de vier weekopdrachten onder elkaar. De resultaten van de opdrachten presenteren de studenten aan elkaar in de tweede bijeenkomst. Aan het eind van het blok zijn er veertig opdrachten voltooid. Deze uitgewerkte opdrachten vormen in twee van de vier blokken in het eerste jaar de basis voor het mondelinge examen. Eén uur voor aanvang van het examen hoort de student welke drie (van de veertig) opdrachten hij moet bespreken tijdens de mondelinge toets. Aangezien de studenten niet alle opdrachten zelf hebben uitgevoerd, zijn ze afhankelijk van het werk van hun medestudenten voor het resultaat van hun mondelinge examen. Het gezamenlijk belang van een hoge kwaliteit van de opdrachten heeft tot gevolg dat studenten tijdens de tutorgroepen elkaars werk kritisch beoordelen.

In de eerste drie jaar van de studie geneeskunde volgen de studenten het lijnonderwijs Beroepsvoorbereiding. Naast specifieke aandacht voor verschillende beroepsgroepen binnen de geneeskunde (huisarts, medisch specialist, sociaal geneeskundige) vormt de beoordeling van het professionele gedrag van de student de rode draad. De studenten worden op een aantal momenten in het jaar door verschillende personen beoordeeld op onderwerpen als het omgaan met eigen werk/taken, het omgaan met anderen en het eigen functioneren. Niet alleen de tutoren en mentoren beoordelen de studenten op deze punten, ook medestudenten en stagebegeleiders wordt gevraagd hun oordeel te geven. Naar aanleiding van deze beoordelingen formuleert de student verbeterpunten waarmee hij aan de slag gaat.

Tuchtzaak

Als onderdeel van de Beroepsvoorbereiding wonen alle studenten in het derde jaar van de bachelor een tuchtzaak bij. De studenten hebben de opdracht de casus te beschrijven en met behulp van de facultaire beoordelingslijst ‘professioneel gedrag’ aan te geven waar het misging. De oorzaak van veruit de meeste tuchtzaken ligt in miscommunicatie, onprofessioneel gedrag of slechte samenwerking tussen professionals. Doordat studenten zelf regelmatig zijn beoordeeld op hun gedrag, kunnen zij gewoonlijk haarfijn aangeven welke steken de aangeklaagde arts heeft laten vallen in het omgaan met anderen, het (niet) verrichten van noodzakelijke taken of de reflectie op het eigen functioneren.

In de masterfase vormt de lijn Professionele Ontwikkeling de voortzetting van de lijn Beroepsvoorbereiding. In dit wekelijkse onderwijs (twee uur) staan de ervaringen die studenten opdoen tijdens coschappen en semiartsstages centraal. Het eerste uur van de bijeenkomst wordt besteed aan intervisie. Dit gebeurt via een vast patroon, waarin de studenten leren elkaar te steunen in situaties waar ze moeite mee hebben. Zo leren ze elkaar te vertrouwen en ervaren ze de meerwaarde van intervisie. Het tweede uur van de bijeenkomst is gericht op de algemene competenties van het CanMEDS-model en heeft een vooraf vastgesteld thema, waarvoor opdrachten zijn geformuleerd.

Groepsproces

Een van die thema’s is samenwerken. In de betreffende bijeenkomst worden de studenten geconfronteerd met een fictieve rampsituatie. Samen moeten ze veilig uit deze situatie zien te komen met enkele hulpmiddelen die hun ter beschikking staan. Een aantal van deze hulpmiddelen kunnen de studenten beter niet gebruiken, omdat dit de situatie mogelijk kan verergeren. Eerst bepaalt iedere student voor zichzelf welk hulpmiddel als eerste gebruikt moet worden om tot een oplossing te komen, welk hulpmiddel als tweede et cetera. Ook moeten ze aangeven welke hulpmiddelen vooral niet gebruikt moeten worden. Vervolgens maakt de groep gezamenlijk een rangorde. De individuele rangorde en de groepsrangorde worden ten slotte vergeleken met de rangorde zoals opgesteld door experts. Bijna altijd komt de groepsrangorde dichter bij de expertoplossing dan de individuele rangordes. Dit verschaft de studenten inzicht in hoe een groepsuitkomst meer is dan de som der delen. Als een van de studenten met diens individuele rangorde dichter bij de expertoplossing is gekomen dan de groepsrangorde, heeft deze student waarschijnlijk te weinig ruimte gekregen of genomen om zijn rangorde toe te lichten. Ook dit draagt bij aan inzicht in het groepsproces.

Een ander voorbeeld van een thema dat besproken wordt tijdens deze bijeenkomsten is de samenwerking met andere beroepsgroepen. De student moet in kaart brengen met welke disciplines hij in het ziekenhuis te maken heeft. Ook moet de student nadenken over verantwoordelijkheden van deze beroepsgroepen en over de onderlinge verhoudingen. In deze sessie wordt tevens besproken hoe de samenwerking tussen de partijen verbeterd zou kunnen worden.

Expliciete aandacht

Naar aanleiding van het RVZ-rapport hebben we geïnventariseerd hoeveel aandacht er in het Groningse curriculum wordt besteed aan samenwerking.4 Impliciet komt samenwerken in kleinschalig onderwijs, de coschappen en wetenschappelijke stages veel voor en worden studenten er ook op beoordeeld. Het is moeilijk om de omvang waarmee dat gebeurt precies te kwantificeren, maar bijna een derde van de tijd op de afdeling of in het laboratorium gebeurt er wel ‘iets’ op het gebied van samenwerking. Expliciet wordt in ieder studiejaar aandacht besteed aan de vaardigheid samenwerken (zie figuur). In het eerste jaar is dat nog niet zo veel, maar daarna is dat 40 uur of meer in ieder studiejaar. De RVZ vraagt terecht meer aandacht voor samenwerken in het onderwijs. De voorbeelden uit het Groningse curriculum laten zien dat het mogelijk is en dat verschillende onderwijssituaties zich er heel goed voor lenen om studenten te trainen en te beoordelen op het gebied van samenwerken.


Nienke Boendermaker, MSc, bedrijfskundige

drs. Lodewijk Schmit Jongbloed, MBA, onderzoeker

prof. dr. Janke Cohen-Schotanus,psycholoog en hoofd Centrum voor Innovatie en Onderzoek van Medisch Onderwijs

prof. dr. Jan Borleffs, prodecaan onderwijs en opleidingen

Allen werkzaam bij het Universitair Medisch Centrum Groningen.

Correspondentieadres: j.c.c.borleffs@umcg.nl; c.c.: redactie@medischcontact.nl.

Geen belangenverstrengeling gemeld.


Samenvatting

  • De Raad voor de Volksgezondheid & Zorg pleit voor nadrukkelijke aandacht voor de competentie samenwerken.
  • In het Groningse geneeskundeprogramma wordt gemiddeld een week per jaar expliciet aandacht besteed aan samenwerken.
  • Het Groningse curriculum laat zien dat veel onderwijssituaties geschikt zijn om studenten te trainen op het gebied van samenwerken.



Voetnoten

1. Bekwaam is Bevoegd. Innovatieve opleidingen en nieuwe beroepen in de zorg. Raad voor de Volksgezondheid & Zorg. Den Haag: Koninklijke Broese en Peereboom B.V., 2011.

2. Inspectie voor de Gezondheidszorg. De vrijblijvendheid voorbij. Sturen en toezicht houden op kwaliteit en veiligheid in de zorg. Den Haag, 2009.

3. Herwaarden CLA van, Laan RFJM, Leunissen RRM. Raamplan artsopleiding 2009. Utrecht: Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra, 2009.

4. Schmit Jongbloed LJ. Samenwerken in de opleiding geneeskunde. April 2011. http://rvz.net/uploads/docs/samenwerken_in_de_vervolgopleiding_versie_12_april.pdf.


Het Groningse onderwijsprogramma besteedt gemiddeld 40 uur per studiejaar aan de vaardigheid ‘samenwerken’. Beeld: Getty Images
Het Groningse onderwijsprogramma besteedt gemiddeld 40 uur per studiejaar aan de vaardigheid ‘samenwerken’. Beeld: Getty Images
Eerdere MC-artikelen over competenties: <strong>Klik hier voor een PDF van dit artikel</strong>

<!--
Training in samenwerking
uren

80

60

40

20

0

studiejaar

1

2

3

4

5

6
Expliciete aandacht voor samenwerking in het Groningse curriculum per studiejaar in uren.
-->

disfunctioneren samenwerking communicatie professionaliteit
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.