Laatste nieuws
Heleen Croonen
9 minuten leestijd
epidemiologie

Roel Coutinho is niet bang voor dieren

Plaats een reactie

‘Abortusgolf in een geitenstal is vergelijkbaar met biologische oorlogsvoering’

Dokters moeten alert zijn op uitbraken van zoönosen, maar hoeven niet wekelijks rond de tafel met dierenartsen, zegt Roel Coutinho, directeur van het CIb. De signaleringssystemen in de humane sector voldoen, die van de veterinaire sector moeten beter.

Roel Coutinho eet nog gewoon rauwe tartaar en is niet bang voor zijn kat. ‘De kleinkinderen rennen altijd meteen achter de poes aan als ze langskomen, dat vinden ze fantastisch. Je moet niet ineens bang worden voor dieren, dat is onzin.’

Dieren zijn Coutinho’s dagelijks werk, zeker sinds hij in 2005 directeur werd van het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM. De – van oorsprong – medisch microbioloog werd in 2006 al geconfronteerd met MRSA bij varkens en varkenshouders. Een jaar later brak de Q-koorts uit. ‘Ik wist toen niks van geiten.’

Veehouderij
Coutinho vertrok na zijn studie geneeskunde voor anderhalf jaar naar Afrika, om daar te werken als tropenarts. Mensen leven daar temidden van hun eigen kippen, koeien en varkens. Het is de vraag wat – kijkend naar zoönosen – risicovoller is: zo leven tussen het vee of intensieve veehouderij naar het Nederlandse model, met veel antibioticagebruik. Als er een probleem is in de intensieve veehouderij, is het meteen een groot probleem, zegt Coutinho. ‘Als duizend geiten samen in een stal staan en tegelijk een abortus krijgen, dan is de hoeveelheid Coxiella-bacteriën die vrijkomt zo gigantisch. Dat is vergelijkbaar met biologische oorlogsvoering, zeker in een dichtbevolkt gebied als Nederland.’

Tegelijkertijd is het mogelijk omstandigheden te scheppen in de intensieve veehouderij waardoor de kans op infecties juist afneemt. En een ander verschil is dat Afrika en Azië veel meer wilde dieren kennen; een reservoir voor zoönosen waar weinig zicht op is. De signaleringssystemen staan daar nog in de kinderschoenen.

Dan kunnen wij onze signalering goed regelen, maar daar doe je niks aan.
‘Dat is overdreven. Wij zien Afrika alleen maar als een puinhoop waar oorlog wordt gevoerd, corruptie heerst en honger is, maar er zijn natuurlijk ook landen waar het wel degelijk beter gaat en waar ook signaleringssystemen ontstaan. Daarnaast is het zo dat als het elders niet goed op orde is, dat geen argument geeft om het zelf ook niet goed te regelen.’

U bent begonnen als tropenarts, maar u heeft later kort als huisarts en uiteindelijk lang als medisch microbioloog en epidemioloog gewerkt, voordat u bestuurlijk actief werd. Wat ziet u als uw ‘bloedgroep’?
‘Ik heb met alle drie de specialismen enige affiniteit, maar vooral met de medische microbiologie en de epidemiologie. Besturen is leuk, maar ik word nog het meest geprikkeld door de inhoudelijke problematiek van de infectieziekten, en ik heb altijd geprobeerd daar ten minste een derde van mijn tijd aan te besteden. Toen ik in 1977 daarmee begon, zeiden mensen in mijn omgeving: je bent gek geworden, want in dat vakgebied valt niets meer te beleven, het is zo dood als een pier.’

Er waren antibiotica en vaccins.
‘Precies. Maar het is totaal anders gelopen. Aids kwam op, samen met een serie andere problemen. De infectieziektebestrijding is een combinatie van technische kennis over het micro-organisme, en het gedrag van mens en dier. Dan duikt er ineens weer een zoönose op die zich verspreidt via muggen, en dan moet ik weer denken: hoe zit dat met die muggen? Allemaal ongelofelijk boeiend. Door het typeren van de bacteriën en virussen en de huidige wiskundige computermodellen is veel meer bekend over verspreiding van epidemieën. Dat zijn fantastische ontwikkelingen.’

Onderschat
De uitbraak van de Q-koorts leek aanvankelijk beperkt te blijven tot de regio Herpen en verholpen te kunnen worden met hygiënemaatregelen als de reiniging van stallen. Een jaar later werden honderden mensen ziek en vielen er zelfs doden. ‘Ik heb de Q-koorts onderschat’, zegt Coutinho. ‘We dachten in 2007 allemaal dat het een eenmalige uitbraak was. Ik had me niet goed gerealiseerd dat het een veel groter probleem kon worden.’

De hygiënemaatregelen die in 2008 werden genomen, schoten tekort. Het eindigde in een nederlaag voor alle partijen, waarbij alle zwangere geiten op besmette bedrijven werden afgemaakt. Voor iedereen verschrikkelijk, zegt Coutinho. ‘Wat mij heeft verbaasd was dat het probleem in 2008 al heel groot was, maar dat de landelijke discussie pas een jaar later losbrak, toen het echt uit de klauwen liep.’

Hebben de dokters de discussie met de boeren verloren?
‘De intensieve veehouderij in Nederland is een belangrijke motor voor de economie; voor een ingreep zijn goede argumenten nodig. Probleem is dat het kweken en typeren van Coxiella burnetii technisch lastig is, waardoor direct bewijs ontbreekt dat aantoont dat de bacterie bij de geit dezelfde is als die bij de mens. Wel waren er vanaf het begin sterke aanwijzingen dat de geiten de bron waren. In 2009 bleek uit epidemiologisch onderzoek dat mensen die dichtbij een geitenboerderij met een abortusstorm wonen, een veel grotere kans hebben om Q-koorts op te lopen. Als deskundige kun je deze feiten laten zien, maar de verantwoordelijkheid voor de te nemen maatregelen ligt bij de ministers van landbouw en volksgezondheid.’

Geen protocol
Humane en veterinaire deskundigen moeten meer informatie delen, dat is voor Roel Coutinho een van de lessen uit het evaluatierapport over de Q-koorts van de commissie- Van Dijk. Als directeur van het CIb heeft hij zich erover verbaasd dat de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) in 2005 en 2006 al mensen met Q-koorts zag op geitenbedrijven, terwijl het CIb in 2007 nog onterecht aan een eenmalige uitbraak dacht. Coutinho: ‘Ik denk niet dat het veel had uitgemaakt als wij ons er al eerder bewust van waren geweest, maar het geeft wel aan hoe belangrijk het is dat signalen uit de dierenwereld worden doorgegeven aan de humane wereld. Er wordt nu te veel informatie afgeschermd.’ Een van de aanbevelingen van de commissie-Van Dijk is dat de Gezondheidsdienst voor Dieren voortaan informatie deelt met het CIb.

De artsen uit het Jeroen Bosch Ziekenhuis maakten tijdens de Q-koortsuitbraak zelf een protocol, bij gebrek aan een landelijk protocol voor diagnostiek van de Q-koorts. Doordat consensus over de afkappunten ontbrak, konden patiënten theoretisch in het ene laboratorium de diagnose krijgen, en in het andere niet.

Waarom heeft het CIb toen niet gezorgd voor landelijke protocollen?
‘Wij ontwikkelen in principe geen protocollen, dat is de taak van de beroepsgroep zelf, in dit geval de microbiologen. Maar omdat het hier om een volksgezondheidsprobleem ging, hadden we sneller met de medisch microbiologen moeten kijken naar consensus over de beste diagnostiek. Bij de influenza ging dat wel goed, daar kregen we snel de laboratoria op één lijn. Het heeft ook te maken met het feit dat de diagnostiek bij Q-koorts complexer is.’

Betere signalering
De Q-koorts lijkt nu onder controle, maar humane en veterinaire deskundigen zullen vaker rond de tafel moeten, want driekwart van de uitbraken van nieuwe infectieziekten komt uit het dierenrijk. In het rapport ‘Emerging zoonoses’, kortweg Emzoo-rapport, dat humane en veterinaire instituten samen schreven, is een voorzet gemaakt voor betere signalering en meer overleg.

Wat zal de dokter daarvan merken?
‘Bij de mens zal er niet zo veel veranderen, clinici en laboratoria blijven signalen geven via de aangifte. Het blijft natuurlijk wel belangrijk dat dokters die iets ongewoons zien in hun praktijk, dat melden bij de GGD. Zo is ook de Q-koortsuitbraak in Herpen ontdekt, dankzij alerte huisartsen en microbiologen.’

De huisartsen uit Herpen misten contact met de dierenartsen, daarmee hadden ze de ziekte eerder kunnen zien. Ze volgen nu samen nascholing.

‘Het is natuurlijk heel goed bedoeld, maar de situatie is elke keer anders en een huisarts kan een uitbraak niet zelf vaststellen. Heel goed dat ze samenkomen, maar ik denk niet dat dat het probleem oplost.’

Wat lost het probleem dan wel op?
‘Bij de humane kant bestaat een systeem met GGD’s, microbiologisch laboratoria en specialisten, dat behalve bij de aangifteplichtige ziekten ook aanslaat bij opmerkelijke signalen. Bij de dieren is nog veel te verbeteren. De boeren melden onvoldoende, uit angst dat hun bedrijf in de problemen komt. Er komen meteen emotionele reacties van mensen die dergelijke signalen gebruiken voor eigen doeleinden, omdat ze principieel tegen intensieve veehouderij zijn. Heel vaak is er dan niets aan de hand, maar de boeren krijgen dan wel de schade aan hun bedrijf. Onderling is er veel achterdocht, en dat is jammer. Nadat bekend werd dat ESBL-producerende bacteriën in kippen niet te onderscheiden zijn van die bij mensen, waren er boeren die dachten dat we met opzet op dat moment de publiciteit hadden gezocht. Dat was helemaal niet zo.’

Die ESBL’s in kip zijn niet gevonden door de signaleringssystemen, maar door een enkele dokter.
‘Dat vind ik niet zo gek. Prima dat een nieuwsgierige microbioloog als Jan Kluytmans vlees uit de supermarkt test op deze resistentie. Je kunt tien wetten maken over melding van signalen, maar signalering van nieuwe problemen komt vaak van alerte mensen.’

Onvermoeibaar
Toen Coutinho bij het RIVM kwam werken, was het overheidsinstituut volgens hem ‘nogal naar binnen gericht’. De epidemiologen opereerden op te grote afstand van de dagelijkse praktijk en ondertussen dreigde Nederland achterop te raken op infectieziektegebied. Dat zei Coutinho in 2003 als directeur van de Amsterdamse GGD en hoogleraar epidemiologie en preventie infectieziekten van de UvA. Hij kreeg de kans om het beter te doen als directeur van het CIb en sindsdien is het centrum agendabepalend als het om infectieziekten gaat. Het ISIS-systeem, waarin laboratoriumgegevens werden bijgehouden, ging op de schop en werd omgebouwd tot een signaleringssysteem voor toegenomen antibioticaresistentie. Coutinho geeft daarnaast onvermoeibaar uitleg in de media over uitbraken van infectieziekten en resistente bacteriën. Allemaal naar model van de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention, met een laboratorium, informatie en bestrijding onder één dak.

Dat was zeker wennen voor het RIVM.
‘Zeker, maar dat het was ook de bedoeling. Tot die tijd was er geen centrale coördinatie of actieve bemoeienis met de infectieziekten. Nu betrekt het CIb ook deskundigen van buiten bij het probleem, presenteert het de feiten en geeft het advies. Het is onvermijdelijk dat er af en toe meningsverschillen zijn tussen de inhoudelijke kant en de politiek-bestuurlijke kant. Ik denk dat die alleen maar oplosbaar zijn als je elkaars rol accepteert. De politiek moet accepteren dat wij dat vanuit deskundige hoek doen, maar wij moeten ons als deskundigen aan deze grens houden.’

Lastig. U kreeg als hiv-onderzoeker eind jaren tachtig een conflict omdat u anoniem bevolkingsonderzoek wilde doen. De politiek was tegen.
‘Ik heb toen de grens van alleen inhoudelijke argumenten bewust overschreden. Gelukkig bleek hiv later niet breed verspreid onder de bevolking, maar dat had ook anders kunnen zijn. De politiek keek te weinig naar de ernst van de aandoening en te veel naar factoren als discriminatie. Later heb ik mij in het openbaar verzet tegen de manier waarop aidsvoorlichting werd gegeven, waarbij het leek of iedereen evenveel risico liep op besmetting. Dat werd mij niet in dank afgenomen en ik ben uit het landelijke coördinatieteam gezet. Maar in een vergelijkbare situatie zou ik dat toch weer doen. Als je werkelijk denkt dat er een grote bedreiging is voor de volksgezondheid, moet je je stem laten horen. Ook al kost het je je kop.’

Kun je hiv zien als een zoönose?

‘Nee. Het virus is geïntroduceerd door dieren, maar werd van mens tot mens overdraagbaar. Het dierenreservoir speelt dan geen rol meer. Dat geldt ook voor influenza.’

Ten slotte: staan er met alle risico’s op zoönosen nog dieren op het kerstmenu?

‘Ja hoor. Ik eet graag tartaar en ossenworst. Maar ik heb tien jaar lang een hiv-onderzoeksproject gedaan in Ethiopië, waar veel rauw vlees werd gegeten. Daar at ik niet van mee omdat er veel toxoplasmose voorkwam. Dat ging me te ver.’

Heleen Croonen


Mooi persoonlijk interview met Coutinho voor de Joodse omroep

Lees ook:
Interview uit 2009 met Roel Coutinho over de aanpak van de Mexicaanse griep: ‘Wij moeten op elk scenario zijn voorbereid’

Kritiek van Roel Coutinho op het landelijke infectieziektenbeleid uit 2003, voor zijn aantreden als directeur Centrum Infectieziekenbestrijding in 2005: Openbare gezondheidszorg moet anders

beeld: Herman van Gestel
beeld: Herman van Gestel
beeld: Herman van Gestel
beeld: Herman van Gestel
beeld: Herman van Gestel
beeld: Herman van Gestel
<strong>PDF van dit artikel</strong>
infectieziekten koorts
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.