Laatste nieuws
Achter het nieuws

Regionaal triagecentrum moet acute patiënt én zorgverlener helpen

Minister Kuipers wil elf centra voor niet-levensbedreigende acute zorgvragen

1 reactie

VWS-minister Ernst Kuipers wil regionale zorgcoördinatiecentra opzetten waar patiënten met een niet-levensbedreigende, maar wel acute zorgvraag worden getriageerd. Artsen zijn vooral enthousiast over het inzicht in regionale zorg- en beddencapaciteit dat die centra ook moeten bieden.

Wat is zo’n zorgcoördinatie­centrum?

Een zorgcoördinatiecentrum (zcc) is een triage­plek voor acute, niet-levensbedreigende zorgvragen tijdens ANW-uren, zo schetste Kuipers in een brief die hij half mei naar de Tweede Kamer stuurde. Binnen een zcc moeten triagisten samenwerken om zo snel mogelijk te bepalen bij welke zorgverlener een patiënt het beste op zijn plek is.

Dat kan door samenwerking van bestaande triagisten van ambulance­voorzieningen, huisartsenposten, eerstelijns­verblijfvoorzieningen, wijkverpleging en ggz of door er ‘meer multidisciplinair opgeleide’ ­triagisten in te zetten, aldus Kuipers.

Een zcc moet daarnaast een centraal punt vormen waar zorgverleners 24/7 terecht­kunnen, via een eigen telefoonnummer, voor informatie over beschikbare zorgcapaciteit en bedden in hun regio, van afzonderlijke ambulance­diensten, huisartsen(posten), ziekenhuizen, wijkverpleging, ggz, geriatrische revalidatiezorg, farmaceutische spoedzorg, elv (eerstelijnsverblijf), tot crisisbedden in verpleeg-, gehandicapten- en geboortezorg.

Kuipers wil dat er per 2025 in elke van de elf ROAZ (Regionaal Overleg Acute Zorgketen)-regio’s zo’n coördinatiecentrum komt, met in ieder geval één fysieke werklocatie. Zorgvragen die tijdens ANW-uren binnenkomen bij huisartsenposten, worden automatisch doorgeschakeld naar een zcc, dat dus geen eigen telefoonnummer voor patiënten krijgt. Voor levensbedreigende situaties blijft alarmnummer 112 bestaan.

Welk probleem moeten zorgcoördinatiecentra oplossen?

Volgens Kuipers kampt de acute zorg met een veelheid aan problemen die de toegang tot en kwaliteit ervan onder druk zetten. Bijvoorbeeld patiënten die niet altijd weten waar ze terechtkunnen met hun hulpvraag, en dan op de verkeerde plek belanden. Of zorgaanbieders die soms oeverloos moeten bellen om een verblijf voor een oudere of ggz-patiënt te vinden. En ook de samenwerking tussen verschillende zorgverleners is niet overal optimaal. De minister hoopt met een andere organisatie van de triage de druk te verminderen, en beschikbare capaciteit beter te benutten.

Waar komt dit idee vandaan?

De kiem voor ‘zorgcoördinatie’ werd gelegd in een houtskoolschets met ideeën over hervorming van de acute zorg, die tijdelijk zorgminister Martin van Rijn twee jaar geleden naar buiten bracht. In dit ‘discussiestuk’ werd geopperd om acute zorg in een hoog- en laagcomplex deel te verdelen. SEH’s – waarvan het aantal dan omlaag zou kunnen – zouden zich moeten richten op het hoogcomplexe deel. Voor de laagcomplexe acute zorg (huisartsen-, ggz- en SEH-zorg) dacht Van Rijn aan integrale spoedposten per regio. Voor de triage hier dacht hij aan ‘regionale zorgmeldkamers’.

Het huidige kabinet borduurde hier afgelopen jaar op verder en lanceerde daarbij de term zorgcoördinatiecentrum als plek voor multidisciplinaire triage. Zorgcoördinatie werd als speerpunt opgenomen in het Integraal Zorgakkoord. Het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ), Ambulance Zorg Nederland (AZN), Zorgverzekeraars Nederland, InEen en Actiz kregen toen van VWS de opdracht om hier een advies voor uit te werken, en daar ziekenhuis- en beroeps­organisaties bij te betrekken. Dat advies leidde tot Kuipers’ recente voorzet.

Wat vinden artsen van dit plan?

Voorzitter en SEH-arts David Baden van de Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen (NVSHA) ziet geen heil in een nieuwe regionale entiteit. Deze staat volgens Baden op te grote afstand om patiënten en lokale omstandigheden te kennen. ‘Daardoor verlies je continuïteit van zorg.’ Volgens hem is er meer winst te behalen door triageprotocollen aan te passen, om overtriage te voorkomen. En door te investeren in thuiszorg en elv-plekken om capaciteitsproblemen daar op te lossen. De NVSHA is wel positief over het element om regionaal capaciteitsinzicht te krijgen. Zelf zien de SEH-artsen vooral toegevoegde waarde in zogenaamde spoedpleinen om tot betere samenwerking te komen: fysieke locaties waar een hap, SEH, apotheek, ggz-crisisdienst, thuiszorgwinkel, eerstelijnsverblijf en partijen uit het sociale domein aanwezig zijn.

Volgens NVvP-voorzitter Niels Mulder zijn er binnen de acute ggz zelf geen grote problemen die een zcc zou kunnen oplossen. Volgens hem werkt de huidige triage-infrastructuur in de ggz, met gespecialiseerde ggz-triagisten bij crisisdiensten van ggz-instellingen waar patiënten en huisartsen naartoe kunnen bellen, over het algemeen goed. Voor de NVvP is dan ook van belang dat die infrastructuur blijft bestaan als er zcc’s komen, aldus Mulder. Die eigen triage waarborgt volgens hem dat er geen eerstelijnstaken bij psychiaters op het bordje belanden.

Toch ziet Mulder wel toegevoegde waarde in de komst van zcc’s. Die kunnen er volgens hem aan bijdragen dat het triagemoment meer ‘integraal’ wordt, met oog voor zowel somatische als sociale en psychiatrische aspecten achter een hulpvraag. Mulder zou wel graag zien dat een zcc algemene triagisten krijgt, die voor hulpvragen op ggz-gebied snel voor overleg terechtkunnen bij zo’n ggz-triagist. Een zcc kan de samenwerking en het contact tussen hulpverleners verder verbeteren, verwacht hij. ‘Zo neemt de kans toe dat patiënten het snelst de juiste acute zorg op de juiste plek krijgen.’

‘Die korte lijn is het belangrijkste’

Verder is hij positief over de tweede functie van zcc’s. ‘Een overzicht van beschik­bare bedden voor volwassen­psychiatrie en kinder- en jeugdpsychiatrie zou zeker meerwaarde hebben. Dat zou opname­coördinatoren veel tijd die ze nu kwijt zijn met telefoneren kunnen besparen.’ Mulder ziet graag dat VWS in de verdere uitwerking van de plannen oog heeft voor het feit dat ROAZ-regio’s niet overlappen met de crisisdienstregio’s.

Verenso-voorzitter Jacqueline de Groot staat ook positief tegenover zcc’s. Zij ziet het liefst dat een zcc eigen, speciaal daarvoor opgeleide triagisten ‘van niveau, met brede blik op de mogelijkheden die er zijn’ krijgt, die een ‘direct lijntje’ hebben met specialisten ouderengeneeskunde in hun regio ‘om te kunnen raadplegen en betrekken bij de juiste indicatiestelling’. ‘Die korte lijn is het belangrijkste. De komst van zcc’s dwingt hulpverleners afspraken te maken om elkaar snel te vinden. Als je tekorten aan bedden en zorgverleners hebt, moet je zorgen dat je zo snel mogelijk de juiste professional vindt.’

Wat De Groot betreft, beperkt het triage­overleg zich dan ook niet tot ANW-uren. Zij noemt als punt van aandacht bij de verdere uitwerking van de zcc-plannen dat ook de zorgverleners van kleine woonvormen voor ouderen, en zelfstandig gevestigde specialisten ouderengeneeskunde worden betrokken. ‘Er zijn veel kleine partijen, hoe krijg je een volledig beeld van wie er allemaal in een regio werkt?’

De Landelijke Vereniging van Huis­artsen (LHV) vindt het ‘nog net te vroeg’ om zich over het zcc-plan uit te spreken, laat een woordvoerder weten. Voor de LHV is in ieder geval van belang dat kabinetsplannen aansluiten op het eigen LHV-actieplan om de ANW-zorg te hervormen, aldus de woordvoerder. In dat actieplan pleit de LHV voor een ‘geïntegreerde spoedpost’, waar huis­artsen samenwerken met andere zorgverleners.

Hoe nu verder?

Kuipers wil dat zorgaanbieders in hun ROAZ-regio vast beginnen met zelf afspraken maken over hoe ze hun zcc vormgeven. Ook moet er worden bepaald over welke kwalificaties zcc-­triagisten moeten beschikken, en wie de medische eindverantwoordelijkheid draagt. De minister bekijkt of hij het delen van capaciteitsinformatie wettelijk wil afdwingen. Zijn ambitie is om uiteindelijk het regionale inzicht in alle capaciteit op landelijk niveau beschikbaar te stellen. Hij hoopt dit najaar met verder uitgewerkte plannen naar de Tweede Kamer te komen. 

auteur

Ilse Kleijne

contact

i.kleijne@medischcontact.nl

Lees ook:

Achter het nieuws
  • Ilse Kleijne

    Ilse Kleijne-Thoonsen is journalist bij Medisch Contact, met een focus op opleiding, loopbaan en arbeidsmarkt.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • W.J. Duits

    Bedrijfsarts, Houten

    Nog een beslis-laag erbij? Is dat nu een oplossing? Nog meer bureaucratie, nog meer overleg, nog meer mensen die zich ermee moeten bemoeien. Nog meer afstandelijkheid tussen de zorgvrager en de zorgverlener?
    Hoe is het mogelijk dat we in een hoog o...ntwikkeld hoog geautomatiseerd land niet in staat zijn om een overzicht te hebben van waar bedden vrij zijn? We hebben parkeergarages met plaatsaanduiding, met zelfs een zoek systeem als je je auto niet meer kan terugvinden. We kunnen kaartjes kopen in een schouwburg en onze plaatsen kiezen via ons beeldscherm. Maar dit kunnen we niet voor een ziekenhuis of welke instelling dan ook?
    Hoeveel mankracht kost dit nu weer, weer minder mensen aan het bed, nog weer een laag die extra geld kost zonder dat een patiënt er beter van wordt.
    De kern van het probleem moet eens worden aangepakt, stop met die waanzin van concurrentie en marktwerking. Het houdt samenwerking tegen. Het zou ook fijn zijn als wijkzorg en thuiszorg gebundeld zouden zijn achter 1 loket. Scheelt huisartsen heel erg veel werk en waarschijnlijk bij de patiënt een hoop ergernis.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.