‘Praktijkvariatie nauwkeuriger bepalen’

Praktijkvariatie is niet onbewezen, stelt Gerrit Salemink, medisch adviseur bij zorgverzekeraars Nederland. Het zou alleen nog nauwkeuriger in beeld gebracht kunnen worden. Daaraan kunnen maatschappen zelf bijdragen door toestemming te geven om gebruik te maken van DIS (dbc-informatiesysteem)-gegevens. Salemink reageert op de visie van kno-arts Ed van Deelen, in een bericht op de website van Medisch Contact.

Volgens Van Deelen berustte het rapport van Zorgverzekeraars Nederland, waarin de praktijkvariatie in Nederland voor een zestiental aandoeningen berekend werd, op foute methodiek.  Hij had met name kritiek op de manier waarop ze de ziekte van adenoïd en tonsillen presenteerden. Er werd namelijk aan de hand van één dbc een berekening gemaakt over de praktijkvariatie in het aantal verrichte ingrepen bij kinderen tot 16 jaar. In de praktijk bleek echter dat kno-artsen deze ingrepen in enkele gevallen ook onder een andere dbc registreerden. Salemink noemt dit verschil in registratie grotendeels een probleem van de beroepsverenigingen zelf.

Salemink pleit er, net als van Deelen, voor om zowel te kijken naar de gegevens van het DIS als naar het type dbc’s. Hij onderstreept dat DIS nauwkeuriger gegevens levert. Daarmee kan informatie worden verkregen over de aard van de aandoening en het aantal verrichtingen. Op die manier zou de praktijkvariatie nauwkeuriger in beeld gebracht kunnen worden. Op dit moment worden de DIS-gegevens nog anoniem aangeleverd.  Als maatschappen de praktijkvariatie aldus willen bepalen, dan kunnen ze hier zelf aan meewerken. Zij kunnen ziekenhuizen of de beroepsvereniging vragen toestemming te geven om DIS-gegevens te gebruiken, meent Salemink.

Susanne Fledderus

Lees ook:

• ‘Praktijkvariatie onbewezen’