Laatste nieuws

Osteoporose vroeger signaleren

2 reacties

Screening en tijdige behandeling voorkomen fracturen

Met de juiste behandeling zijn veel osteoporotische fracturen te voorkomen. Maar dan moeten de risicofactoren voor osteoporose wél in een vroeg stadium worden gesignaleerd. En de patiënt moet trouw zijn medicijnen slikken.

 

Osteoporotische fracturen komen de laatste decennia steeds vaker voor. Ze zijn echter voor een groot deel te voorkomen door risicofactoren vroegtijdig te onderkennen en een passende behandeling te starten. Zo’n behandeling zou volgens de CBO-consensus geschikt zijn voor patiënten van 50 jaar en ouder met een laagenergetische fractuur.1 In 2005 werd, in navolging van McLellan en Hegeman, in het Delftse Reinier de Graaf Gasthuis een werkgroep opgericht die een fractuur- en osteoporosepolikliniek moest opzetten.2 3 De werkgroep bestond uit een chirurg/traumatoloog, een orthopedisch chirurg, een endocrinoloog/internist, een nucleair geneeskundige, een fysiotherapeut en een gipsverbandmeester/nurse practitioner. De oprichting van de polikliniek werd mogelijk gemaakt door een eenmalige financiële injectie van de lokale zorgverzekeraar DSW.

De Delftse Fractuur en Osteoporose Polikliniek screent fractuurpatiënten van 50 jaar en ouder op risicofactoren voor osteoporose, verstrekt leefstijladviezen, schrijft medicatie voor (indien geïndiceerd), communiceert met de huisarts en ondersteunt de patiënt bij de medicatietrouw. Dit laatste is een belangrijk aspect; uit de literatuur is namelijk bekend dat de medicatietrouw een jaar na het voorschrijven van de medicatie sterk is afgenomen.4 Sommige rapportages melden al in het eerste jaar een medicatieontrouw van 50 procent; de groep die met medicatie was gestopt had een significant hogere fractuurkans.5

Risicopatiënt
In de periode van 1 juli 2007 tot 1 juli 2008 is in het Reinier de Graaf Gasthuis een groep mannen en vrouwen van 50 jaar en ouder gescreend, die met een fractuur op de Spoedeisende Hulp (SEH) waren terechtgekomen. Na de initiële fractuurbehandeling zijn de patiënten doorverwezen naar de Fractuur en Osteoporose Polikliniek. Daar werd aan de hand van de botdichtheid (gemeten met de DEXA-scan) het fractuurrisico vastgesteld op basis van de standaardindeling van de Wereldgezondheidsorganisatie WHO (T-score <-2,5 SD bij osteoporose, -2,5 tot -1,0 SD bij osteopenie). Bij een T-score van <-2,0 werd laboratoriumonderzoek verricht en werden röntgenfoto’s van de wervelkolom gemaakt.

In de optiek van de werkgroep is de volgende werkwijze efficiënt: het identificeren van de risicopatiënt, een zorgvuldige diagnostiek, de start van een effectieve behandeling en ondersteuning door goede communicatie met de patiënt en huisarts.6 Met alle betrokken partijen is afgesproken om gedurende het eerste jaar van de behandeling vier maal telefonisch contact op te nemen met de patiënt. Dit contact is vooral gericht op de vraag naar medicatietrouw en op ondersteuning van de patiënt om met de medicatie door te gaan.

De casefinding vindt bewust niet plaats op de SEH vanwege de hectiek, maar in de gipskamer en de traumapoliklinieken. Daar wordt het belang van screeningsonderzoek naar osteoporose uitgelegd en een combinatieafspraak gemaakt voor een DEXA-onderzoek en een gesprek over de uitslag met de nurse practitioner. Deze controleert met behulp van de SEH-gegevens de volledigheid van de inclusie en benadert de patiënt zo nodig schriftelijk voor een onderzoek op osteoporose. Fractuurbehandeling én onderzoek op osteoporose worden op dezelfde dag gedaan (one-stop visiting). Voor patiënten met een heupfractuur is de screening op osteoporose al geïntegreerd in een vast zorgpad.7 Om het polikliniekbezoek te stroomlijnen en de patiënt in staat te stellen alle informatie te overdenken, krijgt elke patiënt schriftelijke informatie en een vragenlijst mee naar huis. Met behulp van dit anamneseformulier volgt een soepel en vlot verlopend anamnesegesprek en krijgt de patiënt een leefstijladvies op
maat.

Leefstijladvies

In totaal werden 636 patiënten doorverwezen; zij kregen een eerste voorlichtingsgesprek met de nurse practitioner en werden geëvalueerd met behulp van een DEXA-analyse. Het betrof 129 mannen en 507 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 63 jaar (zie tabel 1). Patiënten met vormen van secundaire osteoporose werden doorverwezen naar de internist; sommige patiënten werden naar een andere specialist (terug)verwezen (zie tabel 2). Patiënten met een normale botdichtheid en patiënten met een verlaagde botmassa kregen een leefstijladvies met betrekking tot bewegen, het reduceren van het valrisico en de inname van calcium met de voeding. De overblijvende groep (221 patiënten) werd nader onderzocht.

Van deze patiënten werd de vitamine-D-spiegel onderzocht; van hen hadden 100 patiënten (45%) vitamine-D-insufficiëntie (<50 nmol/l) en 10 patiënten (0,5%) vitamine-D-deficiëntie (<20 nmol/l). Patiënten met een vitamine-D-spiegel lager dan 50 nmol/l adviseerden wij een vitamine-D-houdend preparaat. De huisartsen van deze patiënten ontvingen een schriftelijke rapportage van uitgevoerd onderzoek en de door ons ingestelde behandeling.

Medicatietrouw
Uiteindelijk ontdekten we met behulp van onze casefindingstrategie dat 119 patiënten (19%) met een fractuur een vorm van osteoporose hadden die door de huisarts verder kon worden behandeld. Deze patiënten kregen een bisfosfonaat als medicatie voorgeschreven en zo nodig calciumsuppletie. Voor deze groep werd de huisarts gevraagd de behandeling over te nemen. De medicatietrouw werd echter gedurende het eerste jaar vanuit het ziekenhuis ondersteund door de nurse practitioner. Deze nam in het eerste jaar vier keer telefonisch contact op met alle patiënten die werden behandeld met bisfosfonaten. Alle gegevens werden systematisch toegevoegd aan een bewerkbaar databestand met eerder verkregen uitkomsten. De telefooncontacten, aan de hand van een vaste vragenlijst, vonden plaats na één, drie, zeven en twaalf maanden. De nurse practitioner vroeg in deze gesprekken naar eventueel opgetreden nieuwe fracturen, de valfrequentie, voeding en medicatietrouw.

Bij het vierde telefonische contact, een jaar na de fractuur, bleek dat 93 patiënten (80%) medicatietrouw waren gebleven. Er waren 3 patiënten overleden gedurende de follow-up, 9 patiënten hadden de bisfosfonaten gestaakt in overleg met de huisarts zonder terugkoppeling aan ons, 9 patiënten waren uit eigen beweging gestopt en 5 patiënten namen de bisfosfonaten niet meer volgens voorschrift in.

Bijwerkingen
Voornaamste beweegredenen die osteoporosepatiënten aanvoeren voor het stoppen met de onderhoudsmedicatie zijn enerzijds gebrek aan geloof in het effect, anderzijds de vrees voor bijwerkingen van de medicatie op korte en langere termijn.

De medicatie wordt ook gestopt in overleg met de huisarts en meestal vindt geen vervolgbehandeling plaats.8 9 Onderzoek onderstreept echter het belang van de mening van de behandelaar ten aanzien van onderhoudsmedicatie én de positieve communicatie hierover met de patiënt.10 Daar komt bij dat frequenter contact de therapietrouw bevordert.11 Onze ervaring is dat de fractuur een centrale rol speelt in de beleving van patiënten. Velen vinden in deze traumatische ervaring een motivering om trouw de medicatie te blijven nemen. Om die reden propageren wij de medicatie zo spoedig mogelijk na een fractuur te starten. Een tweede argument voor een vlotte start van de behandeling is het gegeven dat de eerste recidieffractuur veelal zal optreden binnen één jaar na de eerste fractuur.12

Het eerste telefonische contact via de nurse practitioner concentreert zich op de eerste ervaringen van de patiënt met het gebruik van bisfosfonaten; in verband met de mogelijke bijwerkingen vindt dit contact al na vier weken plaats. Na de eerste doses ontstaan vaak griepachtige verschijnselen die vanzelf weer overgaan, maar die de medicatietrouw negatief kunnen beïnvloeden. Wij veronderstellen dat extra uitleg en aandacht dit effect zullen tegengaan.

De overige telefonische contacten zijn voornamelijk gericht op het bevorderen van medicatietrouw en het benadrukken van het belang van de leefstijl; ook wordt nagegaan of de huisarts herhalingsrecepten heeft voorgeschreven. Uit de gesprekken kwam naar voren dat algemene gezondheidsadviezen zonder uitgebreide toelichting tegenstrijdig kunnen overkomen.13

Motiverend
De telefonische contacten namen in ons onderzoek doorgaans 10 minuten per gesprek en verslaglegging in beslag. Dat resulteerde in 119 x 10 minuten x 4 gesprekken = 4760 minuten (79,3 uur) op jaarbasis. Ons inziens een waardevolle tijdsinvestering indien men zich realiseert dat hieraan voorafgaand 636 patiënten werden gescreend. Per fractuur betekent dit 40 minuten, oftewel 8 minuten per gescreende patiënt.

Financieel gezien is hiervoor echter vaak geen ruimte in de krappe intramurale budgettering van een ziekenhuis. Om kosten te besparen hebben wij daarom besloten de telefonische contacten voort te zetten met een lagere frequentie van drie keer in het eerste jaar. De ervaringen hiermee gaan we in de toekomst vergelijken met de hier gepresenteerde gegevens.

Casefinding door screening in de setting van een Fractuur en Osteoporose Polikliniek blijkt een goede strategie om patiënten met verhoogd osteoporoserisico op te sporen. Naast de 13 procent die naar de internist werd verwezen, kon bij 19 procent van de patiënten van 50 jaar en ouder (gemiddelde leeftijd 61 jaar) de diagnose osteoporose worden gesteld. De vier telefonische contacten in het eerste jaar werden door deze patiënten als motiverend ervaren en resulteerden in een medicatietrouw van 80 procent na één jaar. Deze doelmatigheidsslag vereist een goede organisatie maar betaalt zichzelf terug.

Peter van den Berg, nurse practitioner fracturen en osteoporose;
dr. Dave Schweitzer, internist-endocrinoloog;
drs. Anne Vochteloo, aios orthopedie;
dr. Peter Pilot, senior onderzoeker orthopedie;
drs. Dieu Donné Niesten, orthopedisch chirurg;
dr. Mark de Vries, chirurg-traumatoloog;
dr. Maarten van der Elst, chirurg-traumatoloog,
allen werkzaam bij de Reinier de Graaf Groep in Delft.

Correspondentieadres: pberg@rdgg.nl;
c.c.: redactie@medischcontact.nl
Geen belangenverstrengeling gemeld.

Samenvatting

  • De Delftse Fractuur en Osteoporose Polikliniek screent fractuurpatiënten van 50 jaar en ouder op risicofactoren, biedt leefstijladviezen, start medicatie en communiceert de interventies met de huisarts.
  • De patiënt krijgt telefonisch ondersteuning bij leefstijl(verandering) en medicatietrouw.
  • Deze contacten met een verpleegkundige ervaart de patiënt als motiverend, wat zich uit in een hoge medicatietrouw.

Literatuur

1. Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg (CBO) 2002. Osteoporose tweede herziene richtlijn. ISBN 90-76906-23-8 www.cbo.nl.

2. McLellan AR et al. The fracture liaison service: success of program for the evaluation and management of patients with osteoporotic fracture. Osteoporosis International 2003; 14: 1028-34.

3. Hegeman JH. Fractures of the distal radius and osteoporosis in the elderly patient. Dissertation Groningen 2006.

4. Sluijs E. Patient adherence to medical treatment. A meta review. Rapportage Nivel 2006. ISBN 90/69057980.

5. Penning-van Beest FJA et al. Loss of benefit due to low compliance with bisphosphonate therapy. Osteoporosis International 2008; 19: 511-7.

6. Blonk MC et al. The fracture and osteoporosis clinic: 1-year results and 3-month compliance. Bone 2007; 40:1643-9.

7. Vochteloo A et al. Voor iedere heup een rode map. Medisch Contact 2009; 64 (4): 158-62.

8. Roux C et al. Reasons for stopping Anti-Osteoporosis medications among postmenopausal women, the Global Longitudinal study of Osteoporosis in women. Abstract ASMBR 31st Annual Meeting 2009.

9. Netelenbos C et al. Most non-persistent patients with osteoporosis do not switch to other drug treatment: a 31/2 year market survey of 240.000 patients in the Netherlands. Abstract ASMBR 31st Annual Meeting 2009.

10. Dulmen S van et al. Patient adherence to medical treatment: a review of reviews. BMC Health Service Research 2007; 7: 55.

11. Gleeson T et al. Interventions to improve adherence and persistence with osteoporosis medications: s systematic literature review. Osteoporosis International 2009; Jun 5.

12. Helden S van et al. Risk of new clinical fractures within two years following a fracture. Osteoporosis International 2006; 17: 348-54.

13. Rhee HJ van der. Gunstige en ongunstige effecten van zonlichtexpositie. NTVG 2007; 151: 118-22.

beeld: Getty Images
beeld: Getty Images
Een bot van een 89-jarige vrouw met osteoporose. Beeld: Corbis
Een bot van een 89-jarige vrouw met osteoporose. Beeld: Corbis
<strong>PDF van dit artikel</strong> Lees ook:
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • ,

    Alle lijnen: osteoporose vroeger signaleren!

    Op de trauma en gipspoliklinieken van de tweede lijn is de inschatting op het bestaan van een osteoporose eenvoudig te maken aan de hand van het uitgangspunt `laag energetische fractuur bij een patiënt di...e de 50 is gepasseerd`.
    Dit is tegelijkertijd een belangrijke reden waarom de fractuur- en osteoporosepolikliniek in een ziekenhuis in het leven wordt geroepen. Het is immers voor de huisarts vaak zo lastig om met behulp van de handvatten die de bestaande CBO consensus en NHG standaard bieden te komen tot een gefundeerde diagnose osteoporose. Recente publicatie beschrijft de beperkingen van de NHG standaard bij de risico inschatting bij vrouwen (NTvG 2009: Verdijk).

    Natuurlijk behoort de behandeling van de patiënt met primaire osteoporose thuis bij de huisarts. Het feit dat de fractuur- en osteoporosepolikliniek de patiënten at-risk volgens de methode van case-finding onderzoekt doet daaraan niets af en wordt door ons team volledig onderschreven.
    Het grootste deel van de patiënten die in onze kliniek werden gediagnostiseerd kregen leefstijl adviezen en werden met schriftelijke behandeladviezen naar de huisarts verwezen.
    Bij de vergelijking van de patiëntencohorten over 2007 en 2008 bleek ondermeer dat er een leercurve was ontstaan, n.l. dat er percentueel minder patiënten naar de specialist werden verwezen. Deze waarneming is inmiddels in door het tijdschrift Modern Medicine als rapportage geaccepteerd en zal binnenkort in druk verschijnen.
    Wij kiezen nadrukkelijk voor een gezamenlijke benadering en behandeling van patiënten met osteoporose omdat de fractuur zich in het ziekenhuis voordoet en er in goede samenwerking met de eerste lijn consequent gescreend en behandeld kan worden. Wij gaan er vanuit dat zodoende de grootste zorgvuldigheid wordt betracht met een minimale kans om patiënten over het hoofd te zien. Wij doen hierbij een appel op ons aller belang dat het niet mag gaan over ieders domein, maar om optimale zorg rekeninghoudend met individuele mensen.
    De basis voor de diagnostiek naar osteoporose wordt gevormd door de DEXA scan, op indicatie aangevuld met laboratoriumonderzoek en röntgenfoto`s van de wervelkolom. Recent werd in publicaties de aandacht besteed aan de relevantie van wervelinzakkingen bij de minder verdachte BMD score (NTvG Koolhaas 2008; NTvG Lems 2008) en werd aandacht gevraagd voor de veel te lage vitamine D spiegels die zich in brede lagen van de bevolking voordoen (NTvG 2010 v.d.Bergh). Bepaling van de vitamine D concentratie is overigens niet terug te vinden in de huidige CBO richtlijn. De nieuwe editie hiervan wordt tegen het einde van dit jaar verwacht.

    Recente cijfers (Netelenbos ASBMR 2009, artikel in press) bevestigen opnieuw dat medicatietrouw na 1 jaar niet zelden is afgenomen tot minder dan 50%. Een substantieel deel van deze groep patiënten stopte met medeweten van de huisarts en werd niet met een andere vorm van preventieve medicatie verder ondersteund. Deze werkwijze suggereert niet alleen een onderschatting van de ziektelast, maar het biedt op langere termijn geen (secundair) preventieve oplossing.
    In de setting van de fractuur- en osteoporosepolikliniek wordt op soepele wijze fractuurbehandeling en screening op osteoporose geïntegreerd, liefst als ‘’one-stop visiting’’. Deze efficiënte combinatie wordt bijzonder door de patiënten op prijs gesteld.
    Het verbeteren van therapietrouw is zeker niet eenvoudig en het onderkennen van lage compliance behoeft een strategische aanpak. Iedere beperkte bijdrage is daarom naar onze mening van waarde met altijd weer het centraal stellen van het belang van de patiënt en het voorkomen van medicalisering. Laten we onze krachten proberen te bundelen want fractuurpreventie is onze zorg meer dan waard.

    Peter van den Berg
    Nurse Practitioner
    Fractuur en Osteoporosepolikliniek
    Reinier de Graafgasthuis Delft

  • E.G. Speksnijder

    ,

    Als huisarts in Rotterdam heb ik regelmatig te maken met de aktiviteiten van de osteoporose-poli's van Ikazia en Maasstad-ziekenhuis. Deze aktiviteiten leiden bij mij tot veel vraagtekens.

    In de eerste plaats vind ik dat deze aktiviteiten grotendee...ls in de 1e lijn zouden kunnen plaatsvinden.Dit lijkt mij een effectievere en eficientere strategie. Ik begrijp niet goed dat zorgverzekeraars dit aspect niet onderzoeken als zij dergelijke poli's in de tweede lijn mee helpen opzetten. Ik denk dat de NHG-standaard osteoporose een goede richtlijn voor het te volgen beleid zou kunnen zijn. Hierin wordt een dexa-scan voor vrouwen boven 50 en mannen boven 70 jaar aangeraden. Een signalerende rol van de tweede lijn hierin zou bijvoorbeeld al voldoende zijn, tenzij sprake is van evidente osteoporotische fracturen en vermoeden van secundaire osteoporose. Mijn bezwaar tegen dergelijke poli's is verder het vele overbodige lab-onderzoek wat plaatsvindt. De NHG-standaard beveelt onderzoek op secundaire osteoporose slechts op klinisch vermoeden aan. Hierbij wordt een beperkt lab-onderzoek voldoende geacht. De hoge verwijscijfers naar de interne geneeskunde van het ziekenhuis in Delft doet vermoeden dat uitgebreid lab-onderzoek bij alle patienten met osteoporose plaatsvindt.

    Dit zal ingegeven zijn door het feit dat het hele protocol wordt afgewerkt door personeel met een beperkte deskundigheid. Uiteraard leidt dit tot vele kleine afwijkingen(licht verlaagd Hb,licht verhoogd BSE etc) die altijd gevonden worden als een willekeurige populatie wordt blootgesteld aan niet-geindiceerd lab-onderzoek.Het Maasstad-ziekenhuis maakt het nog bonter door bij alle patienten met een fractuur, dus voordat het resultaat van de DEXA-scan bekend is, uitgebreid lab-onderzoek af te nemen. Dit met als argument dat dit efficient is vanwege hun one-stop visiting poli. Niet het belang van de patient telt dus maar het belang van het ziekenhuis.

    Vervolgens krijgen huisartsen allerlei berichten over licht afwijkende lab-uitslagen. In Delft is men gelukkig tamelijk rationeel waar het het vitamine D betreft. In het Ikazia -ziekenhuis krijgt iedereen met een verlaagde T-score een gestempeld recept fosavance, ongeacht de vitamine D-status(hoezo onwenselijke invloed van de farmaceutische industrie in de tweede-lijns gezondheidszorg? Minister Klink, leest u mee?). Het Maasstad-ziekenhuis schrijft aan alle patienten, osteoporose of niet en ongeacht hun vitaminde D-status(die zij wel meten) vitamine D en calcium voor, zoals recent bij een patient uit mijn praktijk met een vitamine D van 143 nmol/l. Therapietrouw bevorderen is een prima initiatief. Vanuit de continuiteit die alleen de eerste lijn kan bieden is dit volgens mij nog beter te realiseren. Uiteraard moet er wel ethousiasme voor dit probleem in de eerste lijn bestaan. Die is er zeker.

    E.G. Speksnijder, huisarts

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.