Op de stoel van de dokter (3)

Spruijt en Van Hoof, medisch adviseurs van CZ, motiveren waarom CZ via de overeenkomst CZ-huisarts ervoor heeft gekozen dat een MRI-onderzoek op verzoek van de huisarts geen verzekerde zorg is (MC 16/2009: 709). Ze betogen dat als een huisarts een MRI aanvraagt dit geen verzekerde zorg is, omdat een MRI-onderzoek niet wordt genoemd in de richtlijnen van het NHG.

De huisarts verzoekt de radioloog om nadere diagnostiek en het is de radioloog die bepaalt welke techniek wordt gebruikt; dat kan dus ook een MRI-onderzoek zijn. De radioloog moet op basis van hetgeen gebruikelijk is in de kring der beroepsgenoten de juiste wijze van diagnostiek bepalen en deze de patiënt aanbieden. Het is dus niet de huisarts die een MRI-onderzoek aanvraagt, het is de radioloog die de wijze van diagnostiek bepaalt.

Het zou ook haaks staan op de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst als een radioloog een andere techniek dan de meest geëigende gebruikt omdat de verzekeraar de verstrekking heeft beperkt.

Het is een oude discussie die ook in 2005 binnen het toenmalige CTG is gevoerd. Bij de start van de DBC-bekostiging heeft het CVZ aanvankelijk gesteld dat in de lijst met OVP (overig product)-tarieven de MRI-onderzoeken moesten verdwijnen; MRI zou geen eerstelijnsdiagnostiek zijn. Namens ZKN, de brancheorganisatie voor zelfstandige behandelcentra, hebben we ons hiertegen verzet, omdat niet de huisarts bepaalt welke techniek wordt gebruikt maar de radioloog.

Op 10 juni 2005 heeft het CVZ het CTG schriftelijk laten weten dat het aanvankelijke standpunt niet correct is. Ze schrijven onder andere: ‘In principe kan een huisarts een patiënt verwijzen naar een radioloog met een aanvraag voor beeldvormende diagnostiek.’

Kortom, het recht op een MRI-onderzoek is keurig geregeld, een uitsluiting in de overeenkomst huisarts-CZ doet hieraan niets af.

Zeist, april 2009
Ger Jager, Aduard Advies en adviseur van Zelfstandige Klinieken Nederland (ZKN)