Laatste nieuws
H.T.P. Cremers
8 minuten leestijd

Onverwijld melden

Plaats een reactie

De arts, zijn vervanger en de Wet op de lijkbezorging

Als een arts een natuurlijke doodsoorzaak niet mag of niet kan vaststellen, moet hij dit direct melden aan de gemeentelijk lijkschouwer. Voor een vervangend behandelend arts - lees: waarnemer - geldt precies hetzelfde.

De toelichting bij de Wet op de lijkbezorging (WODL) noemt als doelstelling van die wet het opsporen van strafbare feiten. Die opsporing is de taak van de officier van justitie. Om dit getalsmatig mogelijk te maken is een schifting noodzakelijk onder de 140.000 sterfgevallen die jaarlijks in Nederland voorkomen. Die schifting gebeurt door aan de officier van justitie alleen de gevallen ter beoordeling voor te leggen waarbij de verklaring ‘overtuigd te zijn van een natuurlijke doodsoorzaak’ ontbreekt.


De behandelend arts is wettelijk verplicht de taak van het schiften op zich te nemen. Is er geen behandelend arts, dan is de gemeentelijk lijkschouwer de wettelijk aangewezen arts voor de schifting. Als de behandelend arts meent geen verklaring ‘van het overtuigd zijn van natuurlijk overlijden’ te kunnen afgeven en dat meldt, neemt de gemeentelijk lijkschouwer deze taak over.


Om persoonlijke betrokkenheid te vermijden mag er tussen de overledene en de behandelend arts of de gemeentelijk lijkschouwer geen familieband tot in de derde graad, of huwelijksband (hebben) bestaan. Voor de gemeentelijk lijkschouwer geldt ook nog de voorwaarde dat hij met de overledene de laatste twee jaar geen behandelingsrelatie had.


De behandelend arts moet het de gemeentelijk lijkschouwer ‘onverwijld’ melden als hij burgerlijk niet gerechtigd is of niet overtuigd is van een natuurlijke oorzaak. Hij draagt daarmee de beoordeling over! De gemeentelijk lijkschouwer rapporteert de officier van justitie alleen - meestal via de politie - bij twijfel over een natuurlijke oorzaak of bij een duidelijk niet-natuurlijke oorzaak. De officier van justitie krijgt zodoende alleen de bevindingen bij de gevallen van ‘niet-overtuigd van natuurlijke dood’ en van duidelijk niet-natuurlijke dood, mét de bevindingen van de politie, voorgelegd.


De officier van justitie op zijn beurt schift de niet-strafbare oorzaken, zo nodig na nader politieonderzoek en gerechtelijke sectie, alvorens een ‘verklaring  van geen bezwaar’ tegen bezorging (begraven of cremeren) van de overledene af te geven. Zo blijven voor de rechter alleen de potentieel strafbare doodsoorzaken ter beoordeling over.

Vier vragen


Een opgeroepen arts hoeft zich maar vier vragen te stellen:


-  Ben ik wat burgerlijke relatie betreft gerechtigd?


-  Ben ik gekwalificeerd behandelend arts (Wet BIG)?


-  Heb ik voldoende informatie, of kan ik die ter plaatse of anderszins nog verkrijgen om bij de bevindingen overtuigd te geraken van een natuurlijke doodsoorzaak?


-  Leiden de informatie en de bevindingen ook feitelijk tot die overtuiging?



Kan de opgeroepen arts al deze vragen met ‘ja’ beantwoorden, dan moet hij de ‘verklaring’ afgeven dat hij overtuigd is van een natuurlijke doodsoorzaak. Blijkt de opgeroepen arts één van de vier vragen met ‘nee’ te moeten beantwoorden, dan verplicht de WODL tot ‘onverwijld melden’ aan de dienstdoende gemeentelijk lijkschouwer. De arts heeft bij die overdracht geen plicht tot verantwoording van de overdracht; ‘niet gerechtigd’ of ‘niet overtuigd’ is voldoende. Voor het melden aan de gemeentelijk lijkschouwer vraagt de wet niet meer uitleg van de arts dan hij niet kan voldoen aan een of meer van de vier vragen. Ook aan de nabestaanden hoeft alleen die uitleg te worden gegeven.


Dat wil níet zeggen dat er niet intercollegiaal mag worden geïnformeerd over de beschikbare diagnostische gegevens als de feitelijke toedracht, de lichamelijke gevolgen en de uiterlijke tekenen bekend zijn of zullen worden bij onderzoek door de politie, gemeentelijk lijkschouwer of gerechtelijk patholoog. Er is dan geen reden om de gemeentelijk lijkschouwer deze informatie te onthouden. De plicht tot geheimhouding van wat geheimwaardig is, blijft ook na overlijden van kracht en mag alleen op grond van zéér goede redenen worden verbroken.


Het bovenstaande is de kern van wat er van de wettelijk aangewezen artsen, de behandelend arts en de gemeentelijk lijkschouwer wordt verwacht met betrekking tot de implementatie van de WODL. Toch valt er nog het een en ander uit te leggen.


Zoals is af te leiden uit de toelichting bij de Wet op de lijkbezorging moeten de ontwerpers van deze wet hebben beseft dat de invulling van begrippen als ‘natuurlijk’ en ‘behandelend arts’ in vol vertrouwen aan de medische beroepsgroep kan worden overgelaten. Over ‘natuurlijke doodsoorzaak’ wordt in de toelichting slechts geschreven dat dit begrip niet precies is te omschrijven. Over ‘behandelend arts’ wordt een rechterlijke uitspraak aangehaald: ‘Een verklaring moet worden afgegeven door de arts die krachtens zijn optreden en behandeling in staat is zo goed mogelijk te beoordelen of de doodsoorzaak een natuurlijke is geweest, hetgeen met de behandelend arts het geval is, doch niet met een arts die zonder kennis van feiten een slechts oppervlakkig oordeel vermag te geven.’


Op grond van de toelichting bij de wet en praktijkervaring lijkt de volgende invulling van de begrippen ‘behandelend’ en ‘natuurlijk’ en het in de wet niet-genoemde begrip ‘niet-natuurlijk’ verantwoord: Een behandelend arts is een als zodanig geregistreerde arts, die voldoende kennis heeft of meent te zullen verkrijgen met betrekking tot het overlijden om zich tot oordelen met betrekking tot een overtuiging van natuurlijk in staat te achten.


De fundering voor deze definitie is kwalitatief. Wordt een gemeentelijk lijkschouwer die weinig diagnostische of therapeutische ervaring heeft, verondersteld overtuigd te kunnen raken van een natuurlijke doodsoorzaak, dan moet dat zeker ook aan een dienstdoende praktiserend of ervaren behandelend arts zijn toe te vertrouwen.


De praktische noodzaak om de bovenbeschreven kwalitatieve voorwaarden voor een ‘behandelend arts’ voor de WODL te aanvaarden, is onontkoombaar. Ook al zou een behandelend arts momenteel nog 40 van de 168 uur in de week oproepbaar zijn voor sterfgevallen, dan nog is de eigen arts in drie op de vier gevallen niet bereikbaar.


De voorwaarde stellen dat de arts op zijn minst medisch relevante kennis moet hebben van de overledene om voor de WODL als behandelend arts te kunnen optreden, is niet alleen een onderschatting van de kwalitatieve capaciteit van een vervangend behandelend arts, maar zou ook onoverkomelijke gevolgen hebben bij de werktijden van nu en de capaciteit van de artsenzorg. Het zou betekenen dat in Nederland voor zo’n 100.000 sterfgevallen per jaar een gemeentelijk lijkschouwer zou moeten worden opgeroepen. Afgezien van de organisatie en de kosten daarvan zal dat leiden tot formeel handelen vanwege de getalsmatige te hoge en spoedig ook als niet-effectief ervaren belasting!


In de praktijk oordeelt een vervanger zelf over de ‘overtuiging van natuurlijke doodsoorzaak’; slechts bij uitzondering verzoekt hij de gemeentelijk lijkschouwer om dat oordelen over te nemen. De incidenten die tot tuchtzaken hebben geleid,(1 2) zijn geen reden om daar verandering in te brengen. Ze geven echter wel aan dat verklaringen niet lichtzinnig en daardoor juridisch onverantwoord mogen worden afgegeven.


De benaming ‘vervangend behandelend arts’ zou juridisch gezien beter passen bij de hedendaagse praktijkvoering dan ‘waarnemer’.


Natuurlijke doodsoorzaken zijn aandoeningen die worden veroorzaakt door ziekteverwekkers in de lucht en in water, in voedsel en dranken, en in lichaamsvloeistoffen van een ander (de vele pathologische bacteriën, schimmels en virussen, bijvoorbeeld tbc, HIV en hB, die via normale fysiologische activiteiten of natuurlijke behoeftebevrediging, zoals ademen, eten, drinken, baden en seks het lichaam binnendringen). Verder zijn natuurlijke doodsoorzaken te wijten aan ouderdom (lichamelijk en functioneel verval); ‘spontane’ gebreken, bijvoorbeeld congenitale afwijkingen; ‘spontane’ ziekten, zoals CVA en maligne ontaardingen; leefstijl, bijvoorbeeld de slechte lichamelijke toestand van een verslaafde of zwerver (níet de gevolgen van een intoxicatie!); en complicaties (gevolgen van lege artis medisch handelen bij bovenstaande oorzaken).


‘Níet overtuigd van een natuurlijke doodsoorzaak’ hoort bij oorzaken die níet passen bij de hier aangegeven voorbeelden van natuurlijke doodsoorzaken of bij intermenselijke of situatief abnormale omstandigheden. Als aanwijzing voor ‘niet overtuigd’ gelden alle oorzaken ten gevolge van inwerking van fysische, chemische of biochemische factoren welke uiteindelijk tot de dood leiden. (Het begrip ‘niet-natuurlijk’ komt als diagnostisch alternatieve aard van doodsoorzaken niet voor in voor medici essentiële artikelen.)


Ook over enkele wettelijk gewenste administratieve gegevens is uitleg nodig, bijvoorbeeld over het tijdstip van de dood en de lijkschouwing.


Alleen door aanwezig te zijn bij het sterven of door technische registratie van de hartactie kan het precieze tijdstip van de dood worden waargenomen. De WODL vraagt naar een sterfdag en - indien bekend - naar het tijdstip van overlijden; dit is vanwege het verbod tot bezorging (begraven of cremeren) binnen 36 uur na overlijden. Een beperking waarvan de burgemeester in overeenstemming met de officier van justitie ontheffing kan verlenen.


Het Burgerlijk Wetboek vraagt voor burgerlijk administratieve doeleinden niet meer dan het ‘voldoende nauwkeurig vaststellen van de sterfdag of de plaats van overlijden’. Als dat niet kan, is het vinden van een overledene wettelijk een ‘lijkvinding’. Daarvan moet de politie een proces-verbaal opmaken. Voor het al of niet afgeven van een verklaring zonder sterfdag, gelden ook de bovenbeschreven vier vragen, maar tevens moet de politie worden ingeschakeld voor een proces-verbaal.


Ook bij een reeds door een burger vastgestelde de dood, moet een arts worden opgeroepen om de dood te bevestigen. Zónder het vaststellen of bevestigen van de dood is er namelijk geen lijk waarbij een schouwing kan plaatsvinden! Lijkschouwing houdt dus het vaststellen of bevestigen van de dood in, maar voor de Wodl feitelijk alleen het toetsen van gegevens en bevindingen ter verkrijging van de overtuiging van een natuurlijke doodsoorzaak.


Een behandelend arts onderzoekt het lijk van een patiënt níet als hij overtuigd is van een natuurlijke aard van de doodsoorzaak en ook de plaatsvervangend behandelend arts doet dat niet. Dit ervaringsfeit is als volgt te verklaren. Er valt voor een behandelend arts niets meer te behandelen na het vaststellen van de dood. Het onderzoeken van een overledene past dus niet bij de functie van een behandelend arts; de behandelend arts heeft ook niet geleerd om dat te doen. Het volledig onderzoeken van de overledene bij een natuurlijke doodsoorzaak zou zeker op de nabestaanden een vreemde indruk maken.


Als de behandelend arts die overtuiging van een natuurlijke doodsoorzaak níet heeft - door twijfelachtige informatie of bevindingen - en meent om die reden de overledene te moeten onderzoeken, zal bovendien een volledig uitwendig onderzoek van het lijk niet helpen die twijfel weg te nemen! Dat is de mening van de ervaren gerechtelijk patholoog, wijlen dr. J. Zeldenrust. Een mening waarmee ik kan instemmen.

H.T.P. Cremers,


gemeentelijk lijkschouwer

, werkzaam bij Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond

Correspondentieadres:

hcremers@planet.nl


SAMENVATTING


-  Het afgeven van een ‘verklaring’ op grond van een lijkschouwing is voor de behandelend arts of zijn vervanger een administratieve afsluiting van een behandelingsrelatie.


-  Bij burgerlijk of kwalitatief niet gerechtigd zijn, twijfelachtige informatie of bevindingen, levensbeëindigend handelen en bij duidelijk niet-natuurlijke oorzaken zijn zij wettelijk verplicht de lijkschouwing aan de gemeentelijk over te dragen.


-  Dit gebiedt de Wet op de lijkbezorging ter effectuering van de doelstelling: opsporing van strafbare feiten.


-  De tuchtrechter én de strafrechter kunnen het niet nakomen van die verplichtingen bestraffen.



Links bij dit artikel:


Tuchtzaken:


Twijfel over natuurlijke dood, uitspraak Tuchtcollege, Medisch Contact 22 augustus 2003


Waarnemer en lijkvinding, uitspraak Tuchtcollege, Medisch Contact, 26 december 2003

Wet:

Klik hier voor de Wet op de lijkbezorging


 

Referenties


1.

Twijfel over natuurlijke dood. Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg d.d. 17 december 2002. Medisch Contact 2003; 58 (34) 1280-2. 

2.

Waarnemer en lijkvinding. Uitspraak Regionaal Medisch Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage d.d. 10 juni 2002. Medisch Contact 2003; 58 (52): 2052-4..

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.