Laatste nieuws

Onderzoek naar seksuele intimidatie bij co-assistenten Geneeskunde in Maastricht

1 reactie

De laatste jaren blijkt uit verschillende (inter)nationale onderzoeken dat coassistenten vaak te maken krijgen met seksuele intimidatie tijdens hun coschappen. Met seksuele intimidatie wordt bedoeld: alle vormen van ongevraagde, seksueel getinte aandacht die tot uitdrukking komt in verbaal, non-verbaal of lichamelijk gedrag. Het gedrag wordt door degene die het ondergaat ervaren als ongewenst en onplezierig. Het seksueel intimiderend gedrag kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn. Het managementteam Geneeskunde (MT-G) neemt dit probleem zeer serieus. Alvorens een goed preventiebeleid te kunnen maken, vindt het MT-G het relevant om onderzoek te doen naar deze problematiek in onze regio. Daartoe is een enquête afgenomen onder studenten geneeskunde van de Universiteit Maastricht die coschappen lopen of met de GEZP/WESP-stages bezig zijn (5de en 6de jaars geneeskunde, en fase 3 A-KO-studenten).

Resultaten t.a.v. seksuele intimidatie
De enquête is afgenomen in april 2010. In totaal zijn 699 coassistenten benaderd, van wie er 365 aan het onderzoek hebben deelgenomen, een responspercentage van 52 procent.

Gemiddeld hebben deze coassistenten op het moment van de enquête tien coschappen gevolgd, voornamelijk in een algemeen of academisch ziekenhuis. De gemiddelde leeftijd van de coassistenten is 24 jaar en de meerderheid van de respondenten (70%) is vrouw.

Frequentie
Van alle respondenten geeft 37 procent aan een keer of vaker gehoord te hebben over of getuige te zijn geweest van gevallen van seksuele intimidatie bij andere coassistenten. Dit percentage is gelijk onder vrouwelijke (38%) en mannelijke (35%) respondenten. Op de vraag of de coassistent zelf te maken heeft gehad met enige vorm van seksuele intimidatie tijdens de coschappen en/of GEZP/WESP antwoordde 17 procent positief (n=63). Verder blijkt dat een op de vier vrouwelijke coassistenten (24%) zelf te maken heeft gehad met seksuele intimidatie, terwijl dit slechts bij 3 procent van de mannelijke coassistenten het geval is. Bij de helft van deze groep coassistenten (31 personen) is dit een eenmalige ervaring geweest; acht personen geven aan vijf keer of vaker seksueel geïntimideerd te zijn.

In de meeste gevallen vond de intimidatie plaats in een ziekenhuis en betrof het opmerkingen over het uiterlijk of werden persoonlijke vragen gesteld over seksualiteit of het liefdesleven van de respondent. De personen (vrijwel altijd mannen) waardoor men zich seksueel geïntimideerd voelde, waren voornamelijk medisch specialisten, arts-assistenten (samen ±70%) en patiënten (21%). In de helft van de gevallen waren de coassistenten afhankelijk van de persoon die hen seksueel intimideerde en in ongeveer drie kwart van de gevallen was diegene zich bewust van zijn/haar gedrag, volgens de coassistenten.

Gevolgen
Het voorval werd door een kwart van de betrokken respondenten als (zeer) ernstig ervaren (allen vrouwelijke coassistenten); een derde van hen heeft het incident met anderen besproken, maar slechts een heel klein deel heeft er officieel melding van gemaakt. Drie kwart van de betrokken respondenten heeft het incident als niet (zo) ernstig ervaren.

De seksuele intimidatie had bij vrijwel niemand ernstige studiegerelateerde gevolgen. Wel geeft een tiende van de 63 aan dat zij minder plezier in hun coschap hadden na het voorval en is bij 35 procent de werksfeer in enige tot sterke mate verslechterd. Ook de gevolgen voor het privéleven van de respondenten zijn over het algemeen minimaal.

Opvang/ondersteuning
Een derde van de respondenten heeft met iemand gesproken over de seksuele intimidatie, in de meeste gevallen met collega coassistenten/studenten en/of met iemand uit de directe, persoonlijke omgeving; een aantal heeft het besproken met de directe begeleider. Niemand heeft zich gemeld bij een vertrouwenspersoon (ziekenhuis/UM). Van slechts één student is bekend dat er actie is ondernomen om de seksuele intimidatie aan te pakken.

Dat het incident niet ernstig genoeg was voor de respondent, wordt als belangrijkste reden gegeven voor het feit dat er geen melding is gemaakt. Een kleine groep geeft een combinatie van redenen aan om het niet te melden: bang dat het niet serieus wordt genomen, schaamte of angst voor negatieve gevolgen voor het coschap.

Een meerderheid van de respondenten (86%) weet niet waar ze zich kunnen melden; 56 procent geeft aan niet te weten dat er een vertrouwenspersoon bij de UM is bij wie zij terecht kunnen. Toch geeft 30 procent aan contact te zullen opnemen met deze vertrouwenspersoon om melding te maken van of te praten over het voorval, mochten zij seksueel geïntimideerd worden. Ruim 80 procent weet niet of er voldoende ondersteuning of opvang is voor coassistenten die te maken krijgen met seksuele intimidatie. Naar aanleiding van deze enquete is niemand van de respondenten ingegaan op het aanbod (alsnog) contact te zoeken met de vertrouwenspersoon.

Agressie
Naast het voorkomen van seksuele intimidatie is aan de respondenten ook gevraagd in hoeverre zij  te maken krijgen met verbale of fysieke agressie, en met intimidatie (een vorm van indirecte agressie, waarbij sprake is van psychische druk). Een derde van de coassistenten geeft aan dat er vanuit patiënten en specialisten soms verbale agressie plaatsvindt. Lichamelijke agressie komt vrijwel nooit voor.
Een deel van de respondenten geeft aan zich wel eens geïntimideerd te voelen door arts-assistenten (11%) of specialisten (22%), of door patiënten (11%).

Interpretatie en gevolgen
Uit de de enquête blijkt dat ongeveer 25 procent van met name de vrouwelijke coassistenten in onze organisatie wordt geconfronteerd met seksuele intimidatie. Gelukkig is het gebeuren in de beleving van de respondenten in de meeste gevallen niet ernstig en zijn de gevolgen minimaal, maar ieder voorval is er één te veel. Het wordt van belang geacht dat er tijdens de coschappen een optimale en bovenal veilige leerwerkplek wordt gecreëerd.

Voor het MT-G zijn de uitkomsten van dit onderzoek daarom aanleiding om een aantal beleidsvoornemens te formuleren:
• Goede voorlichting geven aan studenten over het mogelijk optreden van seksuele intimidatie door artsen en ook door patiënten, met name voorafgaand aan en tijdens de coschap- en WESP/GEZP-periode, om de studenten meer weerbaar te maken
• Trainingen aanbieden aan studenten over hoe om te gaan met seksuele intimidatie
• Duidelijk en herhaald informatie geven over de beschikbaarheid van een vertrouwenspersoon in de organisatie (UM, ziekenhuis, afdeling)
• Tijdens docentprofessionaliseringsactiviteiten meer aandacht besteden aan de afhankelijkheidsrelatrie tussen coassistent en begeleider en de consequenties die dit heeft voor de sociale omgang
• Tijdens deze trainingen docenten bewust laten worden van de uitwerking van opmerkingen en gedragingen die door coassistenten als seksueel intimiderend kunnen worden ervaren, en ook voorbeelden geven van expliciet ‘fout’ gedrag
• De stagecoördinatoren informeren over de uitkomsten van dit onderzoek, en de wijze van aanpak bespreken (o.a. instellen van een aanspreekpunt).

Marloes Rikhof, vertrouwenspersoon UM
Pauline Vluggen, hoofd Afdeling Onderwijszaken FHML-G
Mirjam Oude Egbrink, opleidingsdirecteur Geneeskunde
Gerard Bos, mastercoördinator Geneeskunde

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Joshua Verbakel

    Voorzitter Landelijk Overleg CoAssistenten (LOCA), Nijmegen

    Als bouwvakkers een op de vier vrouwen zouden nafluiten zou de bouwsector waarschijnlijk helemaal niets meer van de grond krijgen. Toch is het in de Nederlandse ziekenhuizen zo dat een kwart van de vrouwelijke en een kleine groep mannelijke coassiste...nten seksueel wordt geïntimideerd, voornamelijk door artsen (70%). De afgelopen vijf jaar hebben meerdere onderzoeken dit fenomeen onveranderd laten zien.

    Seksuele intimidatie is een symptoom van een ernstigere ziekte binnen de geneeskunde: een cultuur waarin merendeels mannelijke artsen zichzelf onaantastbaar wanen. In een sector waar ongeveer 70% van de afstuderenden vrouw is, is het opvallend dat in 2005 slechts 16% van de specialisten vrouw was. De verwachting is dat pas in 2020 een percentage van (nog altijd slechts) 46% vrouwelijke specialisten zal worden bereikt. Geen wonder dat ‘Arts & Auto’, met zijn machomannen-thema's, het toonaangevende blad voor medici is.

    Aangezien een kwart van de vrouwelijke coassistenten als lustobject wordt behandeld, zijn deze getallen niet zo raar. Vrouwen zijn blijkbaar toch niet geschikt; althans, niet om door machomannen te worden aangemerkt als kundige studenten en door hen geselecteerd te worden voor de opleiding tot specialist. Het vrouw-zijn is immers volgens alle standaarden irrelevant voor het inhoudelijke werk.

    In de opleiding geneeskunde wordt tegenwoordig veel aandacht besteed aan professioneel gedrag. Helaas wordt dit in de praktijk tenietgedaan door een groep artsen die hier met de pet naar gooit. Van artsen mag verwacht worden dat ze respectvol kunnen omgaan met hun vrouwelijke ondergeschikten. Blijken ze hiertoe niet in staat, zijn ze dan wel in staat om fijngevoelig met patiënten om te gaan? Tijd dus om de meerderheid aan vrouwelijke coassistenten te accepteren, en te zorgen dat zij op een effectieve en prettige manier hun opleiding en specialisatie kunnen afronden. Irrelevante toespelingen op hun sekse kunnen dan weer worden overgelaten aan bouwvakkers.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.