Laatste nieuws
Stef Groenewoud Theo Boer
7 minuten leestijd
ethiek

Onderzoek de regiovariatie in euthanasie met open vizier

De geografische spreiding in de Nederlandse euthanasiepraktijk is opmerkelijk

14 reacties
Flip Franssen/ANP
Flip Franssen/ANP

In sommige regio’s vindt aanzienlijk meer euthanasie plaats dan in andere – los van religieuze verschillen. Die bevinding hoort onbevooroordeeld geanalyseerd te kunnen worden.

Ons onderzoek naar geografische variatie bij euthanasie door huisartsen verscheen in januari 2021 in BMJ Supportive and Palliative Care. Medisch Contact, Nieuwsuur, enkele lande­lijke dagbladen en een aantal internationale websites pikten het item op.1 2

Praktijkvariatie bij euthanasie was tot dusverre alleen in kaart gebracht op het niveau van de vijf RTE-regio’s.3 Daar vond men een praktijkvariatie van een factor 2. Inzoomend op het niveau van 350 Nederlandse gemeenten vonden wij niet een factor van 2, maar van 25. Gemeenten waar euthanasie nooit voorkwam, rekenden we overigens niet mee. Na correctie voor factoren als kerkbezoek, politieke voorkeur, leeftijd en inkomen bleef een vooralsnog onverklaarde variatie over van een factor 7. We sloten daarom af met enkele hypothesen en suggesties voor vervolgonderzoek naar deze substantiële, maar nog onverklaarde restvariatie. Eén van die hypothesen is dat deze restvariatie wellicht niet louter te maken heeft met onbekende verschillen in gezondheid of patiëntpreferenties, maar ook met aanbodfactoren. We noemen drie soorten aanbodfactoren:

• mogelijk zijn huisartsen in sommige regio’s eerder geneigd euthanasie als optie naar voren te brengen;

• mogelijk zullen huisartsen in bepaalde regio’s vaker een verzoek om euthanasie weigeren;

• misschien zijn er regionale verschillen in de beschikbaarheid of toegankelijkheid van andere vormen van zorg rond het levenseinde.

Kritische reacties

Behalve nuttige suggesties voor het genoemde vervolg­onderzoek ontvingen wij ook kritische reacties. Deze zijn in drie groepen te verdelen:

• de genoemde vervolghypothesen zijn louter speculaties;

• regiovariatie bij euthanasie is onvergelijkbaar met variatie bij reguliere medische ingrepen;

• de periodieke wetsevaluaties en de toetsing door RTE’s maken nader onderzoek naar de euthanasiepraktijk overbodig.

1. Hypothesen, geen speculaties

In Trouw van 22 januari spreekt Bert Keizer van ‘wilde veronderstellingen, niet gebaseerd op feiten maar op persoonlijke vermoedens’. NVVE-bestuurders Wolbert en Bosscher (Trouw 25 januari) doen onze doordachte pogingen om de variatie te duiden af als ‘sinistere suggesties zonder bewijs’. Omdat hun reacties doen vermoeden dat zij onvoldoende kennis hebben genomen van onze studie in BMJ Supportive & Palliative Care, vatten wij de daarin door ons uitgelegde werkwijze kort samen.

Geografische variatie in het zorggebruik is er altijd geweest en zal er altijd zijn. Natuurlijk bestaat er zorg die altijd wel gegeven moet worden (zoals bètablokkers na een hartinfarct) of juist nooit (zoals antibiotica bij een virale infectie). Maar in andere gevallen is een zekere variatie juist gewenst. John E. Wennberg noemt drie mogelijke verklaringen voor regio­variatie in de zorg:

• Verschillende zorgbehoeften vanwege verschillen in leeftijd en gezondheid. Bijvoorbeeld: een hoger percentage ziekenhuisbevallingen in gebieden met oudere moeders.

• Verschillende patiëntvoorkeuren. Bijvoorbeeld: een lagere vaccinatie­graad in gebieden waar mensen vaccinatie vaker weigeren.

• Verschillen in zorgaanbod. Artsen blijken soms regionaal verschillend te denken over indicatiestellingen en soms zijn goede alternatieven voor een behandeling niet overal even toegankelijk.

Volgens Wennberg zijn verschillende behoeften en patiëntvoorkeuren ‘gerechtvaardigd’, maar verschillen in zorgaanbod kunnen wijzen op onder- of overbehandeling en noemt hij ‘ongerechtvaardigd’. Ervan uitgaande dat bij euthanasie een zekere variatie te verwachten is, gebruikten wij Wennbergs verklaringen als deductief stappenplan om de gevonden variatie te duiden.

Bedroeg het verschil tussen de drie gemeenten met de meeste gevallen van euthanasie en de drie met de laagste aantallen op basis van de ruwe cijfers een factor 25, dit getal daalde tot 7 nadat we zeventien factoren onderzocht hadden die betrekking hadden op verschillende zorgbehoeften en dito patiëntvoorkeuren. Sommige factoren zijn nog niet onderzocht; Keizer doet enkele bruikbare suggesties om welke factoren dat kan gaan. Toch kunnen we volgens de regels van dit soort onderzoek niet anders dan de hypothese opwerpen dat ‘op zijn minst een deel van de resterende variatie ongewenst is en wellicht sprake is van onder- of overbehandeling’. Pleidooien om iets te onderzoeken kun je nauwelijks ‘speculaties’ of ‘wilde suggesties’ noemen. Vervolgonderzoek is niet overbodig, maar kan ons helpen om beter zicht te krijgen op de redenen achter de aanzienlijke praktijkvariatie op het terrein van euthanasie.

Pleidooien om iets te onderzoeken kun je geen wilde suggesties noemen

2. Parallellen met andere praktijkvariatie

Op het niveau van de negentig tweecijferige postcodegebieden (PC2) die wij onderzochten, is het verschil tussen de regio’s met veel euthanasie en weinig euthanasie in 2015 een factor 5. Voor dat jaar bekeken we ook cijfers op PC2-niveau van operaties bij rughernia, cataract, liesbreuk, galstenen en bij heup- en knieartrose. Ter illustratie: de variatie bij liesbreuk­operaties is een factor 1,4 en bij staaroperaties en galblaas­resecties een factor 1,5. Alleen de variatie bij herniaoperaties – waar in het verleden veel over te doen was – ‘kwam in de buurt’, met een factor 4.

KNMG-ethicus Gert van Dijk stelde in Medisch Contact terecht dat euthanasie geen ‘normale medische handeling’ is. Maar zijn daaropvolgende stelling dat het er ‘helemaal niet om gaat hoe vaak euthanasie uitgevoerd wordt’ is een non sequitur. Je kunt immers met evenveel reden betogen dat praktijkvariatie bij niet-normale medische handelingen juist extra aandacht verdient. Bovendien zijn er naast verschillen tussen euthanasie en electieve medische ingrepen ook parallellen. Zo zijn ook voor euthanasie vaak alternatieven beschikbaar en is er ook bij euthanasie tijd om de verschillende opties af te wegen. Daarnaast geldt voor medische beslissingen rond het levenseinde wel degelijk (net als bij heupen, knieën en hernia’s) dat de visie van de dokter van invloed kan zijn op de keuze die de patiënt maakt. Dat blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek van Katja ten Cate en ook uit onderzoek van Maria van den Muijsenbergh.4 5 Van den Muijsenbergh volgde ruim honderd uitbehandelde patiënten van negentien verschillende huisartsen tot na hun overlijden. Niet alleen was er een groot verschil tussen huisartsen in het percentage patiënten dat door euthanasie overleed, ook de uiteindelijke keuze van patiënten kwam sterk overeen met de persoonlijke opvattingen van huisartsen over euthanasie en sterven.

Als wij dus op basis van drie jaar onderzoek en na een zorgvuldig doorlopen deductief proces vervolghypothesen formuleren, daarbij gesteund door ander onderzoek, gaat het niet aan als met één pennenstreek wordt gesteld dat hier geen aanbodfactoren meespelen, zoals Van Dijk beweert.

3. De RTE’s toetsen toch voortreffelijk?

In antwoord op Kamervragen benadrukte minister De Jonge dat de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE) garant staan voor een zorgvuldige euthanasiepraktijk.6 Om te beginnen zijn wij er niet gelukkig mee dat in deze en andere reacties de termen ‘zorgvuldig’ en ‘onzorgvuldig’ worden gebruikt. Omdat euthanasie deel uitmaakt van het Wetboek van Strafrecht kan in de praktijk één onzorgvuldigheid een betrokken handeling doen veranderen in een delict. Voor die opname in het WvS bestaan goede redenen, maar voor discussies over de vraag of regiovariatie een probleem kan zijn, is deze omstandigheid en ook de term ‘(on)zorgvuldig’ niet behulpzaam.

Niettemin móét er een gesprek mogelijk zijn over de achtergronden van de geconstateerde en na correctie vooralsnog onverklaarde praktijkvariatie.

Gedegen toetsing

Twee opmerkingen tot besluit. Nederland heeft van alle landen met een euthanasiewetgeving de meest gedegen toetsingsprocedure: SCEN-artsen toetsen vooraf, RTE’s doen dat achteraf en vijfjaarlijkse wetsevaluaties bekijken het grotere plaatje. Maar één van de door ons genoemde mogelijke verklaringen voor praktijkvariatie – een hogere of juist lagere ‘euthanasiebereidheid’, en dus een wisselend ‘aanbod’ door artsen – wordt in geen van die drie procedures systematisch onderzocht. Het standaardformulier dat dokters bij het melden van een euthanasie invullen, bevat geen vraag ‘wie bracht de mogelijkheid van euthanasie als eerste ter sprake?’ SCEN-artsen kunnen maar hoeven er niet naar te vragen. In geen van de wetsevaluaties is dit thema ooit onderzocht. Dat de patiënt erom moet vragen – de eerste en belangrijkste van de zorgvuldigheidseisen – sluit niet uit dat de arts het wel degelijk als suggestie naar voren kan brengen. Ook een andere mogelijke factor aan de aanbodzijde – de beschikbaarheid van goede palliatieve zorg in de regio – hebben noch de SCEN-artsen, noch de RTE’s, noch de evaluatiecommissies in kaart.

Er móét een gesprek mogelijk zijn over de vooralsnog onverklaarde praktijkvariatie

Ter sprake brengen

Ten slotte: in reactie op ons onderzoek menen verschillende scribenten zeker te weten dat artsen nooit zelf over euthanasie beginnen. Wij vragen ons af waarom dat op voorhand verkeerd zou zijn. Dat dokters iets ter sprake brengen – denk aan de orthopeed die een knievervanging voorstelt – kan zelfs horen bij hun professionaliteit. Wel moet daarbij voldoende oog zijn voor het risico dat een van de partijen de andere bewust of onbewust naar een bepaalde uitkomst meeneemt. Wij constateren slechts dat in deze fase nog niet kan worden uitgesloten dat in sommige regio’s de vraag om euthanasie niet precies ‘matcht’ met het aanbod ervan. Praktijkvariatie-expert Wennberg noemt in dit verband als mogelijke verklaringen: ‘underuse, overuse, or misuse’. Het overnemen van die laatste term in ons artikel in BMJ blijkt achteraf, gezien de al genoemde strafbaarheid van een ‘onzorgvuldige’ euthanasie, niet behulpzaam te zijn geweest.

Maar de weg naar vervolgonderzoek nu dichttimmeren omdat men het antwoord toch al denkt te weten of omdat men bang is voor moeilijke discussies, is prematuur. Wij hopen daarom een overleg te bereiken waarin vooral artsen een hoofdrol hebben en waarin de regiovariatie nader wordt geduid met als doel: nog betere zorg rond het levenseinde in Nederland. 

auteurs

Stef Groenewoud, gezondheidswetenschapper en ethicus Radboudumc, Nijmegen

Theo Boer, hoogleraar ethiek van de gezondheidszorg PThU, Groningen en voormalig lid van een Regionale Toetsingscommissie Euthanasie

contact

stef.groenewoud@radboudumc.nl

cc: redactie@medischcontact.nl

Lees ook
Voetnoten

1. Medisch Contact, 15 januari 2021. Grote regionale verschillen in aantallen euthanasie.

2. Groenewoud AS et al. Euthanasia in the Netherlands: a claims data cross-sectional study of geographical variation BMJ Supp&Pall Care, 2021;0:1–11. doi:10.1136/bmjspcare-2020-002573

3. Koopman JJE, Putter H. Regional variation in the practice of euthanasia and physician-assisted suicide in the Netherlands. The Netherlands Journal of Medicine. 2016, 74 (9): 387-394.

4. Cate K van. 2019. Do doctors’ personal views influence their professional care at the end of life – and should they?

5. Muijsenbergh METC van den, 2001. Palliatieve Zorg door de Huisarts.

6. Minister de Jonge, 8 februari 2021. Beantwoording Kamervragen over regionale verschillen euthanasiepraktijk.

euthanasie ethiek
  • Theo Boer

    Theo Boer is hoogleraar Ethiek van de Gezondheidszorg aan de Protestantse Theologische Universiteit te Groningen en lid van de Gezondheidsraad. Van 2005 tot 2014 was hij lid van een Regionale Toetsingscommissie Euthanasie.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • T.J. Berkhout

    AIOS Psychiatrie

    Dat de variatie toeneemt naarmate de aantallen kleiner worden (dus op gemeenteniveau) is niet meer dan logisch, omdat toeval dan een steeds grotere rol gaat spelen. Dus er zullen altijd artsen of gemeentes zijn die toevallig vaker of minder vaak euth...anasie toepassen, zonder dat dit onderliggende redenen hoeft te hebben. Ik zie dit aspect in dit artikel en ook niet in het originele artikel terug. Wat zou de variatie zijn die je verwacht wanneer alle toegepaste euthanasieën puur willekeurig over Nederland verdeeld zouden zijn? En hebben jullie een p-waarde berekend voor de variatie die jullie hebben gevonden in het onderzoek?

  • H.J. Dijkstra

    waarnemend huisarts, voorheen praktijkhoudend, Bakhuizen, Friesland

    In de eerste lijn staat euthanasie niet alleen, er is ook de mogelijkheid voor palliatieve sedatie (PS) een keuze waar patiënten ook bewust van zijn. Mijn ervaring is dat patiënten zeer terughoudend waren in het vragen naar of überhaupt bespreken van... euthanasie. Euthanasie heb ik vaak zelf moeten aankaarten bij terminaal zieke patiënten. Toch kozen ze meerendeel voor PS, misschien omdat PS beter past bij hun levenswandel? Het verloopt in elk geval minder schokkend, minder een inbreuk op het stervensproces.
    Anderzijds ook binnen onze regio waren er sterke verschillen tussen praktijken in het aantal euthanasie gevallen. Misschien de beste verklaring was door het verschil in "aanbod" zonder dat patiënten gedwongen werden tot euthanasie in praktijken waar het vaker voorkwam.
    Mijn indruk was dat het te maken had met hoe het "gesprek" liep tussen arts, patiënt en familie tijdens het stervensproces.

    Het is goed dat hier onderzoek naar gedaan wordt, iedere praktiserend huisarts ziet verschillen in het aantal euthanasie gevallen per praktijk.

    [Reactie gewijzigd door Dijkstra, Hil op 17-10-2021 20:02]

    • J.A. Maring

      Huisarts, Tolbert

      Het op deze manier "aanbieden" van palliatieve sedatie als alternatief voor euthanasie is zeker iets dat ik bij collega's in de regio aantref. Voor zover het niet aktief als alternatief wordt gepropageerd door de huisarts dan wordt het zeker door de ...patient zo begrepen en ziet deze daarom van euthanasie soms af: vertrouwend op de huisarts dat deze hem of haar wel in slaap zal brengen. De patient kan volgens de regels echter nooit zelf kiezen tussen PS en euthanasie aangezien PS een medische beslissing is onder specifieke omstandigheden; niet een patientenkeuze uit 2 menuopties zoals hierboven wordt gesuggereerd. In de praktijk lijkt dat echter wel zo te werken, zeker bij artsen die (expliciet uitgesproken of niet) meer moeite hebben met euthanasie. Dus dat de manier van communiceren van artsen en hun voorkeuren een rol spelen in de genoemde variatie lijkt me erg aannemelijk. Maar om dit uiteindelijk helder te krijgen zal er diepgaand onderzoek naar medisch handelen rond het levenseinde op artsniveau nodig zijn.

      • H.J. Dijkstra

        Waarnemend huisarts, voorheen praktijkhoudend, Bakhuizen

        Het bieden van medische zorg, ook in de palliatieve fase is precies dat: zorg bieden op professionele wijze. @Maring , ik verafschuw het “aanbieden” van menukeuzes in de zorg überhaupt: ik ga liever het gesprek aan ongeacht de uitkomst. Ik hoop dat ...je dát bedoelt als je schrijft dat zorg aanbieden uit een menukaart niet de bedoeling is.

        Helemaal bij moeilijke besluiten zoals rondom het levenseinde geldt mijn afschuw voor menukeuzes: keuzes bieden in deze vorm kan alleen leiden tot slechte uitkomsten ongeacht of de keuze valt op euthanasie of PS.

        Als je merkt dat zorg in jouw regio zó wordt aangeboden, dan is nader onderzoek zeker nodig.

  • A.A. Keizer

    SOG berustend., Purmerland

    Theo Boer citeert uit een column van mij in Trouw in januari j.l.. Hij doet dat lekker uit context zodat het lijkt alsof ik het hele onderwerp van mij af wil schudden omdat hij en Stef Groenewoud niks dan 'wilde veronderstellingen' zouden poneren. Da...t is erg ondeugend van Boer, maar ik weet helaas wel hoe dit werkt. Het verbaasde mij overigens dat het in Almere het makkelijkst gaat. Een wat langer citaat:
    'Dat artsen euthanasie ergens te gretig zouden aanbieden acht ik hoogst onwaarschijnlijk, omdat vrijwel alle artsen een hekel hebben aan euthanasie. Ik zou eerder denken dat men het in sommige regio’s makkelijker afwijst dan in andere. Dan rijst de vraag weer waarom er in Dokkum meer afwijzers zijn dan in Almere? Rond euthanasieverzoeken stuit de onderzoeker op een oceaan aan variabelen, naast het ziektebeeld.'
    En mijn slotakkoord: 'Ik zie meerdere proefschriften naderen. Ik wacht het af, maar liever in Almere dan in Dokkum.'

  • P.J.E. van Rijn

    huisarts n.p., Rheden

    `De maakbaarheid van het leven is een mythe`, Aldus de Vlaamse filosoof Ignasch Devisch [MC 19.04.18]. Hij vindt het voltooid leven als toppunt van zelfbeschikking een zeer bedrieglijk uitgangspunt .En ook dat zorgverlening in principe aan de kant va...n het leven moet staan. Om iemand naar het einde van het leven te duwen vindt hij geen toppunt van zorg .Dit verhaal mag dan wel over voltooid leven gaan en niet over euthanasie ,maar waar ligt de grens hiertussen ?Omdat er geen duidelijke verklaring is gevonden voor de gevonden regionale verschillen in euthanasiefrequentie geeft dit punt aanleiding tot speculaties . Ik noem er hier een tweetal : 1. Over de types mensen .Het zwaartepunt van de euthanasiepraktijk bevindt zich in Almere. Een nieuwe stad verstedelijkt ,niet gegroeid ,maar gemaakt. Waardoor de maakbaarheidsgedachte wellicht bij de bevolking een grotere rol speelt [misuse]? Dit tegenover rurale provinciale gebieden als Friesland ,waar mensen traditioneel gewend zij hun leventje te leiden en dit `gewoon` uit te leven [underuse] . 2.Over de dokters. Wellicht wonen er in de randstad [waartoe ik ook Almere meereken] dokters met modernere ideeën [overuse] dan in perifere rustige streken waar dokters vanzelf ook `rustiger` worden [underuse] ? Allemaal speculaties die om nader onderzoek vragen . Peter van Rijn

  • B.H. Kooistra

    Spec Ouderengeneeskunde, Almere

    “ Wel moet daarbij voldoende oog zijn voor het risico dat een van de partijen de andere bewust of onbewust naar een bepaalde uitkomst meeneemt” schrijven Boer en Groenewoud. Ook dit is een open deur: dit gebeurt standaard in de arts - patient interac...tie, van een paracetamolletje tot chemotherapie.

  • R. Koster

    oogarts , Veenendaal

    Ik ben heel opgelucht door bovenstaande reacties èn het artikel over dit kennelijk precaire gegeven van schijnbare/ blijkbare discrepantie in cijfers: ik kijk uit naar het vervolg van dit zeer belangrijke onderzoek en ik hoop dat er daarvoor een deug...delijke, wetenschappelijke verklaring wordt gevonden.
    Het artikel van Groenewoud en Boer wekt daartoe naar mijn mening voldoende vertrouwen.

  • B.H. Kooistra

    specialist ouderengeneeskunde, almere

    Hoe zijn de regio's gedefinieerd? Tja, onvoorzichtige vraag, nu zal ik zelf het oorspronkelijke artikel moeten opzoeken.

    Indien de beschikbaarheid van palliatieve zorg in een bepaalde regio hier een rol speelt dan lijkt het erop dat behalve "aanb...iedende" artsen ook de SCEN artsen, die zulks immers in hun toets moeten meenemen, in de ene regio hun werk laten we zeggen ANDERS doen dan hun collega's in een andere regio. Immers, een palliatief alternatief is geindiceerd en gewenst of niet, en onafhankelijk van de beschikbaarheid van een hospice of zo. Dacht ik.

    Wisselende euthanasiebereidheid zowel aan de vragende als de uitvoerende kant is een bekend gegeven. Wat daaraan te onderzoeken valt vraag ik mij af, en waarom er wel vraagvariatie zou mogen bestaan maar geen aanbodvariatie? Artsen mogen euthanasie leveren en gelukkig ook weigeren. Stel dat het door Boer en Groenewoud gewenste onderzoek oplevert dat artsen in de lage aantallen - regio buitengewoon weigerachtig zijn, moeten zij dan worden opgevoed om makkelijker euthanasie te leveren, zodat -ik citeer - de "de vraag om euthanasie WEL precies ‘matcht’ met het aanbod ervan? " Kortom wat bedoelen zij precies met "matchen" in dit verband? Welk evenwicht is dan volgens hun aanvaardbaar?

    En als mijn patient niet zelf over euthanasie durfde te beginnen, terwijl ik het voor hem eventueel wel zou willen doen als er volgens hem, mij en de wet en de SCEN arts geen zinnig alternatief meer lijkt te zijn, mag ik er dan volgens Boer niet op hebben gezinspeeld? Het lijkt mij evident dat artsen die hun bereidheid laten doorschemeren of expliciteren meer euthanasie verrichten, zij zijn immers bereid. Dat patienten die geen euthanasie willen of durven zich laten meeslepen of overhalen door een arts die er zelf over begint, ik vind het allemaal weinig geloofwaardig.

    Maar van mij mag het onderzocht worden hoor. Ik heb ook geen verklaring voor de getallen. Ik vrees echter dat de vele variabelen en de beruchte statistische valkuilen nog een hele kluif zullen zijn.

  • F.J.S. Netters

    internist-oncoloog, Zwolle

    Geheel eens met reactie van zowel Stigter als Oosterhoff.

    De zorgvuldigheidseis dat alternatieve opties overwogen moeten zijn geeft ruimte aan arts en patient om daar dan samen wel of niet uit te komen. Dat dit leidt tot enige variatie behoeft o...ok geen betoog.

    Een factor 7 variatie verschil behoeft wel verder onderzoek, omdat het interessant is om er achter te komen waarom dat dan zo zou zijn . Het feit dat gebrek aan kennis en/of mogelijkheden van palliatieve zorg in deze dan een rol kan spelen is best mogelijk en daar kan dan vervolgens ook op ingespeeld worden.

    Ook ik krijg het gevoel dat reacties op het onderzoek van Boer ea gedreven zijn door een onderliggende discussie die wellicht gestoeld is op het stigmatiseren van collega's al dan niet in bepaalde regio's. Maar laat dat nu eens buiten de discussie.

    Objectief onderzoek naar het medisch handelen rondom het levenseinde moeten we gewoon doen. Niet om met een vinger te wijzen, maar omdat we er allemaal beter van zouden kunnen worden. Wat mij betreft hoort onderzoek naar palliatieve sedatie daar dan dus ook bij.

  • H.P.P. Stigter

    specialist ouderengeneeskunde

    De auteurs stellen dat er "voor euthanasie vaak alternatieven beschikbaar [zijn]". Strikt genomen is dat waar (je kunt tenslotte in plaats van voor euthanasie altijd voor géén euthanasie kiezen), echter, deze stelling behoeft wel enige nuance.
    Euth...anasie is binnen de wettelijke zorgvuldigheidseisen slechts mogelijk als er geen redelijke alternatieven zijn. Is er een redelijk alternatief (een "redelijke andere oplossing"), dan behoort daaraan de voorkeur te worden gegeven. Het is niet noodzakelijk dat alle denkbare mogelijkheden worden uitgeprobeerd. Het gaat bij deze zorgvuldigheidseis om een overtuiging van arts en patiënt samen.
    Door te stellen dat er vaak alternatieven voor euthanasie beschikbaar zijn, suggereren de auteurs hierover beter te kunnen oordelen dan de arts en patiënt die samen tot de overtuiging zijn gekomen dat euthanasie als 'ultimum remedium' de enige manier is om het lijden duurzaam weg te nemen. Dat lijkt mij geen recht te doen aan de arts, noch aan de patiënt, noch aan de zorgvuldigheid van de euthanasiepraktijk.

    • Psychiater, Thesinge

      Menno Oosterhoff.
      Ik ben het eens met coll. Stigter. Die opmerking vond ik ook te makkelijk. En inderdaad suggereren dat niet aan de zorgvuldigheidseis wordt voldaan dat er geen redelijk alternatief is.

  • Psychiater, THESINGE

    Menno Oosterhoff; De felle reacties, die het artikel kennelijk heeft opgeroepen doen vermoeden dat er een discussie onder zit. Ik vermoed dat het artikel beleefd is als vraagtekens zetten bij de -Tja, welk woord moet ik nu gebruiken. Zorgvuldigheid i...s dus een beladen woord in dit verband- correctheid van de euthanasiepraktijk. Helemaal begrijp ik dat niet want voor zover ik weet wordt zowel underuse als overuse als mogelijke verklaring genoemd. Maar los van al dan niet misbegrepen eventuele onderliggende bedoelingen is een variatie met een factor 7 niet iets wat je terzijde kunt schuiven, omdat het je niet bevalt. Het vraagt inderdaad om een verklaring, en ik ben daar ook heel benieuwd naar. Als blijkt dat het minder vaak nodig is als er betere palliatie beschikbaar is maar ook als blijkt dat het te weinig gebeurt, omdat huisartsen te afwijzend zijn. Beide bieden kansen voor verbetering en daar kan toch niemand tegen zijn?

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.