NHG: DOAC’s en cumarinederivaten gelijkwaardig

Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) vindt dat de directe orale anticoagulantia (DOAC’s) een gelijkwaardig alternatief zijn voor cumarinederivaten bij de meeste patiënten met boezemfibrilleren of diepe veneuze trombose. Dat blijkt uit het NHG-standpunt anticoagulantia, dat deze week in Huisarts & Wetenschap staat.

Medewerkers van het NHG voerden een literatuuronderzoek uit naar effectiviteit, bijwerkingen en gebruiksgemak. Op basis daarvan concluderen zij dat de relatief nieuwe DOAC’s voor de meeste patiënten bij eerder genoemde indicaties gelijkwaardig zijn aan acenocoumarol of fenprocoumon. Alleen bij patiënten met verminderde nierfunctie en bij ouderen is terughoudendheid geboden, in verband met een iets hogere kans op gastro-intestinale bloedingen. In een tabel bij het artikel en op de website (hyperlink:  Cumarinederivaten en DOAC’s kunnen voortaan als gelijkwaardig worden beschouwd) staan voor- en nadelen van beide middelen genoemd. De huisarts bepaalt samen met de patiënt welk antistollingsmiddel het geschiktst is. Als patiënten tevreden zijn met de bestaande behandeling, wordt het overzetten van cumarinederivaten naar DOAC’s niet aanbevolen. Op basis daarvan stelt het NHG dat de huisarts samen met de patiënt een keuze kan maken. Opmerkelijk, omdat DOAC’s alleen vergoed worden als ze in de tweede lijn zijn voorgeschreven. In het artikel stellen de auteurs dan ook dat het NHG zal verzoeken deze regel aan te passen.

DOAC’s zijn duurder dan vitamine-K-antagonisten, maar bij de laatste is INR-controle via de trombosediensten nodig. De kosten daarvan lopen uiteen. Het NHG heeft de prijs buiten beschouwing gelaten, omdat een volledige kosten-effectiviteitsanalyse buiten het bestek van dit standpunt valt.

Sophie Broersen