Nederlandse CIN-richtlijn goed

Bij vrouwen die behandeld zijn voor matige of ernstige cervicale dysplasie (CIN graad 2 of 3) kan na drie negatieve uitstrijkjes verdere controle plaatsvinden via het reguliere bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker.

Met deze bevindingen zetten Nederlandse onderzoekers de Nederlandse richtlijn Cervicale Intra-epitheliale Neoplasie vandaag kracht bij in The Lancet Oncology.

Na behandeling van CIN 2 en CIN 3, meestal door middel van colposcopie, vindt volgens Nederlandse richtlijnen cytologische controle plaats na 6, 12 en 24 maanden. Als controle drie keer negatief blijkt, keren vrouwen terug in het normale screeningsprogramma. In andere landen, zoals Engeland en de VS, vindt veel langer en regelmatiger follow-up plaats.

Van de 435 vrouwen die tussen 1988 en 2004 behandeld waren voor CIN 2 of CIN 3, ontwikkelden 76 vrouwen (17%) na behandeling CIN-gradering 2 of 3. Vrouwen van wie het cytologische uitstrijkje op elk van de drie controlemomenten negatief was, hadden 2,9 respectievelijk 5,2 procent risico om in de daaropvolgende vijf jaar of tien jaar CIN 2 of hoger te ontwikkelen. Bij vrouwen die co-testing hadden ondergaan, en bij wie afwezigheid van hoogrisico-HPV was geconstateerd, was de kans 1,0 respectievelijk 3,6 procent.

De onderzoekers concluderen dat bij het grootste gedeelte van de groep die na behandeling CIN 2 of hoger ontwikkelt, dit gebeurt binnen twee jaar na behandeling. Zij zien dan ook geen reden om een striktere follow-up te laten plaatsvinden.

Wel zouden volgens hen vrouwen die op 55-jarige leeftijd behandeling ondergaan en bij wie de dysplasie na twee jaar niet is teruggekeerd, na vijf en tien jaar een controle-uitnodiging moeten ontvangen, omdat ze anders buiten het nationale screeningsprogramma vallen.

Roselien Herderschee

The Lancet Oncology 2011, doi: 10.1016/S1470-2045(11)70078-X Risk of recurrent high-grade cervical intraepithelial neoplasia after successful treatment: a long-term multi-cohort study

• Meer nieuws