Laatste nieuws
Peter Bijlstra
5 minuten leestijd
kwaliteit

Maak sterftecijfer ic's niet openbaar

3 reacties

KWALITEIT

Doorgeschoten transparantie nadelig voor patiënten

Onder druk van zorgverzekeraars en de publieke opinie wil de stichting Nederlandse Intensive Care Evaluatie (NICE) sterftecijfers bekendmaken. Heel onverstandig, vindt intensivist Peter Bijlstra, want deze schijnbare transparantie kan leiden tot geleur met patiënten.

Van het gestandaardiseerde sterftecijfer per ziekenhuis (HSMR) weten we dat deze kan worden beïnvloed door onder andere regionale verschillen in cultuur, religie, mantelzorg en kwaliteit van ziekenhuiszorg. Daardoor is dit instrument nog niet geschikt voor een vergelijking van ziekenhuizen.1

Een soortgelijk onderzoek is voor de Standardized Mortality Ratio (SMR) uit de database van de Nederlandse Intensive Care Evaluatie (NICE) nog niet verricht, maar er is alle reden om aan te nemen dat de gevonden beperkingen hiervoor ook gelden. Desondanks heeft het bestuur van de stichting NICE, waarbij nagenoeg alle intensive cares (ic’s) van Nederland zijn aangesloten, een plan opgesteld voor het vrijgeven van data over onder meer het aantal (her)opnames, demografie, behandelduur, beademingsduur, organisatorische indicatoren (aantal bedden, formatie en level-indeling) en SMR.

Goed of slecht
Het plan heeft een stevig intern debat uitgelokt. En terecht. NICE-experts betrapten zichzelf er al eens op dat ze spraken over ‘betere’ en ‘slechtere’ ic’s op basis van parameters die niet geschikt zijn voor het vaststellen van zorgkwaliteit. Als het voor insiders al moeilijk is om een zuivere discussie over deze materie te voeren, dan laat het zich raden wat er in het publieke domein met geopenbaarde mortaliteitscijfers uit de NICE-databank zal gebeuren. De media zullen niet aarzelen om prachtige lijsten te publiceren met ‘goede’ en ‘slechte’ ic’s.

Uiteraard kunnen ziekenhuizen zich aan deze openbaarheid onttrekken, maar veel ziekenhuisbestuurders zullen denken dat ze goede sier kunnen maken met publicatie. Bovendien lijkt het of je iets te verbergen hebt als je niet meedoet. Dit betekent dat de gegevens openbaar zullen worden als NICE het plan doorzet en dat ziekenhuizen er alles aan gaan doen om zo goed mogelijk voor de dag te komen. Geen probleem, zult u misschien denken, daar wordt de zorg toch alleen maar beter van? Niets is minder waar.

De hele keten
De Standardized Mortality Ratio is de ratio tussen de werkelijke en voorspelde mortaliteit. Voor de buitenwereld lijkt het alsof een ic met een lage SMR het beter doet dan een ic met een hogere SMR. Dat is echter niet waar. Ten eerste wordt de SMR berekend aan de hand van ziekenhuismortaliteit. Ook patiënten die na ic-opname in het ziekenhuis overlijden en patiënten die in slechte conditie met grote overlijdenskans worden opgenomen, hebben invloed op de SMR. De SMR is dus niet zozeer een indicator voor de mortaliteit op de ic, maar een maat voor de ketenzorg die alle insturende en ontvangende specialismen in het ziekenhuis samen leveren.

Het tweede probleem is dat de voorspelde mortaliteit wordt berekend aan de hand van de APACHE-score bij opname. Deze is samengesteld uit de leeftijd van de patiënt en 11 fysiologische metingen, en geeft in principe de ernst van de ziekte weer. De APACHE kan echter worden vertekend door compensatiemechanismen van het lichaam, medicatie en reeds ingezette behandeling. Daardoor kunnen de waardes er gunstig uitzien, terwijl de lichamelijke reserves volledig zijn verbruikt en er maar weinig hoeft te gebeuren om het evenwicht te laten omslaan. Vooral in latere fases van een (chronische) ziekte zijn de marges klein en kan de voorspelde mortaliteit op basis van de APACHE-score enorm verschillen van de werkelijke kans op overlijden.

Verstrekkende gevolgen
Intensivisten streven al naar een lage SMR door continue kwaliteitscontrole en verbetertrajecten. Worden de SMR’s van hun afdelingen openbaar gemaakt en – ten onrechte – met elkaar vergeleken, dan neemt de druk om ‘beter’ te scoren dan andere ziekenhuizen toe. Dit heeft mogelijk verstrekkende gevolgen voor patiënten die de statistieken negatief zouden kunnen beïnvloeden. Enkele voorbeelden:

1. Een COPD-patiënt stadium GOLD IV die vanwege de ernst van zijn ziekte niet meer invasief beademd of gereanimeerd zal worden, kan bij een nieuwe exacerbatie op de ic worden opgenomen voor non-invasieve beademing. Als dit niet tot verbetering leidt, wordt de behandeling gestaakt en krijgen de patiënt en familie intensieve stervensbegeleiding. Zo nodig wordt met terminale sedatie een lijdensweg voor de patiënt voorkomen. Deze patiënt laat de SMR van de ic echter stijgen. De langdurige COPD heeft zijn reserves namelijk aangetast, waardoor zijn werkelijke kans om te overlijden groter is dan zijn overlijdingskans volgens de APACHE-score. Na publicatie van de SMR’s kan het voor intensivisten verleidelijk zijn om deze patiëntencategorie te weigeren, met alle nadelen van dien. Patiënten lopen dan een mogelijk zinvolle behandeling mis en kunnen ook niet rekenen op een zacht levenseinde, waar ic’s veel ervaring mee hebben.

2. Een patiënt met een grote intracerebrale bloeding waarvoor hemicraniëctomie die in vegetatieve toestand blijft, kan nu rekenen op mededogen van het multidisciplinaire behandelteam. In samenspraak met de familie kan worden besloten de behandeling te staken om te voorkomen dat de patiënt als een ‘kasplantje’ in een verpleeghuis eindigt. Ook hier wordt gezorgd voor intensieve begeleiding van de familie en het uitblijven van een lijdensweg. En ook bij deze categorie patiënten is de voorspelde mortaliteit lager dan de werkelijke mortaliteit. Als de SMR te veel gewicht krijgt, zullen intensivisten er mogelijk voor zorgen dat dergelijke patiënten niet in het ziekenhuis sterven, maar bijvoorbeeld rechtstreeks worden overgeplaatst naar een verpleeghuis.

3. Alle patiënten zonder kans op herstel, zoals de patiënt uit voorbeeld 2, zullen na openbaarmaking van de SMR’s mogelijk langer worden doorbehandeld om uiteindelijk ontslag mogelijk te maken en zo overlijden in het ziekenhuis te voorkomen. Dit zinloze behandelen is slecht voor de patiënt en de zorgkosten, onethisch en mogelijk strafbaar.2 Bovendien zijn er ic-bedden voor nodig, wat betekent dat kansrijke patiënten mogelijk niet op tijd kunnen worden opgenomen.

Perverse prikkels
Deze fictieve voorbeelden illustreren de potentieel ernstige bijwerkingen van transparantie. Overdreven? Misschien. Maar als u naar uw eigen praktijk kijkt, zult u dan niet ook (be)handelingen achterwege laten die slecht zijn voor uw prestatie-indicatoren? Vooral als uw buurman die kansen wel benut en aan het eind van het jaar een lagere SMR laat zien? Of gaat u aan de inspectie uitleggen dat uw hogere SMR te wijten is aan menslievende zorg en zorg op maat? En gaan wij als beroepsgroep keer op keer in de media uitleggen dat deze data ongeschikt zijn om te gebruiken om ziekenhuizen te vergelijken?

Er is niets mis met transparantie en controle op kwaliteit van ic’s, mits er gebruik wordt gemaakt van goed te interpreteren data en er geen perverse prikkels ontstaan.1 3 De SMR uit de NICE-database voldoet niet aan die voorwaarden en zou daarom niet moeten worden gepubliceerd. Als het toch zo ver komt, hoop ik dat wij allen de ogen open houden en de rug recht.


Peter Bijlstra, intensivist, St. Elisabeth Ziekenhuis, Tilburg

contact: p.bijlstra@elisabeth.nl; cc: redactie@medischcontact.nl

Geen belangenverstrengeling gemeld



Lees ook

Voetnoten

1. Bosch W vd. et al. Ziekenhuissterfte geografisch bepaald. Medisch Contact 2013; 68: 658-61.
2. Baart A. Dokteren gaat niet alleen over overleven. De Volkskrant, 24 september 2013.
3. Brinkman S et al. Prediction of long-term mortality in ICU patients: model validation and assessing the effect of using in-hospital versus long-term mortality on benchmarking. Intensive Care Medicine 2013; 39: 1925-31.

<b>Download dit artikel (PDF)</b>
kwaliteit zorgverzekeraars intensive care
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • ,

    Geachte redactie,

    Ik begrijp de zorgen van de auteur maar ik denk ook dat dit slechts een weergave is van korte termijn.
    Het moge duidelijk zijn dat voor een (groot) aantal patiënten die op een IC terecht komen de behandelingen beperkt zijn maar ik ...kan me niet aan de indruk onttrekken dat hier ook een uiting van angst naar voren komt.
    Als je op korte termijn denkt kan ik auteur geheel volgen maar op lange(re) termijn denk ik dat andere ziekenhuizen gaan balen omdat ze telkens weer de ‚ ziekste’ patiënt van de collega ziekenhuizen toegeschoven wordt.
    Zij zullen daarop ook niet meer zo snel hun bestwil laten zien om deze op of over te nemen.
    Samenwerking in regionaal verband laat nu al zien dat ernstig zieke patiënten naar een high level IC overgeplaatst worden. Als dit uiteindelijk de uitkomsten zodanig zou vertroebelen dat dit ten ongunst van het verwezen ziekenhuis zou werken, dan zullen deze ook steeds minder hun IC-capaciteit ter beschikking stellen waardoor e.e.a. weer recht getrokken wordt.
    Anderzijds denk ik dat ook een COPD Gold IV een gestandaardiseerde behandeling zal ondergaan waar hij ook terecht zal komen.
    Ik vrees echter meer en meer dat we onze ‚core' verliezen door steeds meer naar de financiën of naar de cijfers te gaan kijken ipv naar de patiënt (vroeger stond de patiënt(enzorg) centraal) De vraag is echter ook of een patiënt daadwerkelijk zijn keuze voor behandeling zodanig laat beïnvloeden dat hij zal kiezen voor een ander ziekenhuis omdat daar de kans van slagen / beter worden een paar procentjes hoger liggen?
    Patienten kiezen nu toch ook geen ziekenhuis omdat het AD jaarlijks een top 100 publiceert?
    Ik denk niet dat dit zal geschieden en daarom denk ik dan ook dat deze cijfers gerust openbaar gemaakt mogen worden. De vraag is hoe de buitenwereld hiermee omgaat en wat deze daaraan heeft.

    Vriendelijk groetend,

    J. Krewinkel
    IC verpleegkundige / Circulation Practitioner Atrium MC Heerlen

  • H.J. Voerman

    internist-intensivist, Heemstede

    Peter Bijlstra legt de vinder op de zere plek. Zoals veel prestatieindicatoren wordt ook bij de HSMR getracht om kwalitatieve informatie in een getal te vangen. Want wat niet in een spreadsheet past heeft in onze calculerende samenleving weinig waard...e. Maar wel met de desastreuze gevolgen die hij schetst. Al in 2010 werd in de New Engl J med hierover gerapporteerd. (N Engl J Med 2010;363:2530-9). Bij toepassen van een drietal gevalideerde methodieken voor HSMR op dezelfde dataset in Massachusetts werd een correlatie tussen de 0.46 en 0.70 verkregen. Ziekenhuizen die bovengemiddeld goed scoorden in de ene set, waren ondermaats in de andere. De HSMR wordt dus niet alleen door de casemix bepaald, maar is ook nog eens afhankelijk van de gebruikte systematiek. Toch zullen we het ermee moeten doen, maar dan alleen voor de interne kwaliteitscontrole door professionals die snappen wat de beperkingen zijn. Openbaarmaken leidt tot lijstjes en de gevolgen die Bijlsma schetst. Het laatst wat daarmee geholpen wordt is de kwaliteit van de intensive carezorg in Nederland

  • B.H. Kooistra

    Specialist ouderengeneeskunde, ALMERE

    Collega Bijlstra MC wijst terecht op de kwalijke kant van mortaliteitsfetisjisme in ons kwaliteitsdenken. Hij hoopt de rug recht te houden tegen de perverse prikkels: in zijn voorbeeld onnodig doorbehandelen. Kansloze patiënten die nu nog op mededoge...n kunnen rekenen en een zacht levenseinde krijgen van het palliatief deskundige IC team, zullen dan in leven worden gehouden en overgeplaatst naar het verpleeghuis waar ze als een kasplantje blijven leven.. Nu gun ik Bijlstra zijn stijlfiguur, dat is de zaak die hij aansnijdt wel waard. Zijn betrokkenheid geeft mij het vertrouwen dat hij als het erop aankomt de patiënt wel zal helpen. Wat dat kasplantjesverhaal betreft zou ik hem en zijn lezers willen geruststellen, wij zijn evenals de IC collega's zeer bedreven in familiegesprekken en het begeleiden van een waardig sterfbed. In overleg met intensivisten uit ons ziekenhuis viel ons op dat familiegesprekken over het staken van behandelingen in verpleeghuizen en de IC veel op elkaar lijken: of je nu een beademing moet stoppen of een sondevoeding, de dilemma's zijn hetzelfde. Kortom: mocht de IC de prikkel niet kunnen weerstaan, dan komt het bij ons alsnog wel goed. Tenzij wij ook op mortaliteit gaan worden afgerekend.....???

    Overigens, de patiënten die Dijkstra een waardig sterven gunt zien wij natuurlijk niet. Wel krijgen wij geregeld patiënten binnen waar juist wij de ziekenhuisslangen eruit moeten trekken of praten, en voorzover mensen als " kasplantje verder moeten " (niet ons jargon, wij zijn geen tuinders) is dat maar al te vaak de uitdrukkelijke wens van de familie, en zeker niet van de verpleeghuismedewerkers.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.