Laatste nieuws
C. Das
3 minuten leestijd

Lijkschouwing na euthanasie

Plaats een reactie

De kosten van lijkschouw na euthanasie moeten niet - zoals nu soms gebeurt - worden verhaald op de gemeente of de nabestaanden, maar op justitie. Verder zou de privacy beter kunnen worden geregeld.  


In de Wet op de lijkbezorging is niets geregeld over de kosten van de lijkschouw. Aan de gemeenten is slechts opgelegd om gemeentelijk lijkschouwers te benoemen. Op grond daarvan betalen gemeenten de rekening die de gemeentelijk lijkschouwer indient. Sommige gemeenten, maar zeker niet alle, berekenen de kosten van de lijkschouw door aan de nabestaanden. Deze praktijk berust niet op een wettelijke regeling.


Het is ongepast om de nabestaanden een rekening voor de lijkschouw door een gemeentelijk lijkschouwer te presenteren. De nabestaanden hebben niet om deze ‘dienst’ gevraagd en zij hebben er ook geen belang bij of voordeel van.

Gecompliceerd


Over de positie van de gemeentelijk lijkschouwer bestaat allang discussie. De lijkschouwer is aangesteld door het college van B&W, maar is niet altijd in dienst van een gemeente én hij werkt voor politie en justitie. Bij euthanasie is zijn positie nog gecompliceerder. Omdat de gemeenten toen de gemeentelijk lijkschouwer in 1994 een formele rol kreeg bij de euthanasiemelding, de kosten van de lijkschouw door de gemeentelijk lijkschouwer bij euthanasie niet voor hun rekening wilden nemen, is er een regeling vastgesteld waarbij de kosten van de lijkschouw en de rapportage rechtstreeks bij justitie in rekening kunnen worden gebracht. Enkele GGD’s zijn zo creatief om de kosten van de lijkschouw (die bij een euthanasiegeval slechts een formaliteit is) in rekening te brengen bij de gemeente en de kosten van de rapportage (aan justitie of aan de toetsingscommissie) bij justitie.


Dit is niet in de geest van de indertijd vastgestelde regeling. Deze regeling is juist ontworpen opdat de gemeenten de kosten van de lijkschouw bij euthanasie niet voor hun rekening kregen. Toen de toetsingscommissies in 1996 werden ingesteld, is besloten dat de betalingsregeling van de gemeentelijk lijkschouwer, die sindsdien immers niet meer aan justitie, maar aan de toetsingscommissies rapporteert, ongewijzigd zou blijven. Justitie betaalt ondanks de marginale rol bij euthanasiegevallen nog steeds de kosten van de lijkschouw en de rapportage. Overigens vindt er wel een verrekening plaats tussen de ministeries van Justitie en VWS.


Deze gang van zaken geeft eens te meer aan dat het tijd wordt de relatie tussen gemeentelijk lijkschouwer en gemeenten te beëindigen. De forensisch arts (één van zijn taken is de justitiële lijkschouw) werkt niet voor de gemeente, maar voor politie en justitie. Daarom moeten politie en justitie de forensisch arts als zodanig aanstellen en betalen. De politie neemt de betaling van de forensisch arts (inclusief de lijkschouw) in de meeste gevallen nu al voor haar rekening op grond van een contract tussen GGD en regiopolitie.

Intieme gegevens


De privacy bij euthanasie is ook een punt van discussie. Veel intieme gegevens komen bij de toetsingscommissie (en eventueel bij justitie) op tafel. Daar heeft de wetgever welbewust voor gekozen. Deze inbreuk op het beroepsgeheim is dus gelegitimeerd. De burgerlijke stand behoort echter níet te weten wat de precieze doodsoorzaak is.


De burgerlijke stand weet bij een sterfgeval wel altijd of het overlijden natuurlijk of niet-natuurlijk is. In het eerste geval ontvangt de burgerlijke stand een zogenaamde A-verklaring van de gemeentelijk lijkschouwer of de behandelend arts en in het tweede geval een verklaring van de officier van justitie dat begraven of cremeren is toegestaan.


Bij een niet-natuurlijke dood is de politie in principe betrokken. De politie zorgt er gewoonlijk voor dat de burgerlijke stand de verklaring van de officier van justitie krijgt. Bij euthanasie is dat niet zo. Voor de gemeente (en de begrafenisondernemer) is de conclusie dat er bij een verklaring van geen bezwaar van de officier van justitie zonder dat de politie bij de zaak betrokken is, sprake is van een euthanasiegeval, niet moeilijk. Als men niet wil dat begrafenisondernemer en gemeente op simpele wijze kunnen deduceren dat er sprake is van een euthanasiegeval, zal een andere regeling moeten worden ontworpen, bijvoorbeeld een regeling waarbij de forensisch arts een A-verklaring mag afgeven als hij na zijn onderzoek tot de conclusie komt dat de euthanasie volgens de wettelijke regels heeft plaatsgevonden.

mr. C. Das,
hoofd Forensische Geneeskunde, GG&GD Amsterdam

Dossier:

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.